Home

Besluit uitkering wegens functioneel leeftijdsontslag burgerlijke ambtenaren defensie

Geldig vanaf 17 januari 2025
Geldig vanaf 17 januari 2025

Besluit uitkering wegens functioneel leeftijdsontslag burgerlijke ambtenaren defensie

Opschrift

[Tekst geldig vanaf 17-01-2025]

Aanhef

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Defensie van 1 februari 1993, nr. PAV2210/93002671;

Gelet op de artikelen 125 van de Ambtenarenwet 1929;

De Raad van State gehoord (advies van 29 maart 1993, nr. WO7.93.0066);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Defensie van 16 juni 1993, nr. PAV2210/93008947;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Begripsomschrijvingen

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

Artikel 2

1.

In dit besluit wordt verstaan onder bezoldiging: de bezoldiging in de zin van het Inkomstenbesluit burgerlijke ambtenaren defensie vermeerderd met de vakantie-uitkering, berekend over een maand, waarop de betrokkene op de dag voorafgaand aan zijn ontslag aanspraak had of bij waarneming van zijn functie zou hebben gehad.

2.

In afwijking van het in het eerste lid bepaalde maken de waarnemingstoelage, bedoeld in de artikel 17 van het Inkomstenbesluit burgerlijke ambtenaren defensie en de aflopende toelage onregelmatige dienst, bedoeld in de artikel 21 van dat besluit en de over die toelagen berekende vakantie-uitkering geen deel uit van de bezoldiging.

3.

Indien de betrokkene geen ambtenaar is in de zin van het Inkomstenbesluit burgerlijke ambtenaren defensie geldt als bezoldiging hetgeen met het in het eerste en het tweede lid daaromtrent bepaalde overeenkomt.

4.

Indien de door een betrokkene over de laatste aan het ontslag voorafgaande twaalf volle kalendermaanden genoten bezoldiging in de zin van het in het eerste lid genoemde besluit, dan wel hetgeen daarmede overeenkomt, alsmede de over die maanden genoten vakantie-uitkering dan wel verkregen aanspraak daarop geheel of gedeeltelijk uit wisselende inkomsten waaronder begrepen de evengenoemde aanspraken bestonden, geldt in zoverre in afwijking van het eerste lid als bezoldiging, met inachtneming van het in het tweede en derde lid bepaalde, het gemiddelde van die inkomsten.

5.

Indien in de bezoldiging, omschreven in het eerste tot en met het vierde lid, anders dan ten gevolge van periodieke verhoging van het salaris, wijziging zou zijn gekomen wanneer de betrokkene op die bezoldiging in dienst zou zijn gebleven, zal van de dag van inwerkingtreding van die wijziging af het aldus gewijzigd bedrag als bezoldiging gelden.

6.

Voor betrekkingen die geleidelijk worden opgeheven, alsmede in bijzondere gevallen, kan Onze Minister van het hiervoren bepaalde ten gunste van de betrokkene afwijken.

Recht op uitkering

Artikel 3. Recht vóór en na 1950

Duur en bedrag van de uitkering

Artikel 4

Artikel 4a [Vervallen per 12-04-2017]

Artikel 4b [Vervallen per 12-04-2017]

Artikel 4c

Inkomsten uit of in verband met arbeid of bedrijf

Artikel 5

Artikel 6

Artikel 7

Artikel 7a

Artikel 8

Einde en verval van het recht op uitkering

Artikel 9

Aanspraak op toelage

Artikel 10

Vermindering en niet-uitbetaling van de uitkering

Artikel 11

Artikel 12

Betaling

Artikel 13

Artikel 14 [Vervallen per 09-06-1995]

Slotbepalingen

Artikel 15

Artikel 15a

Artikel 16

Artikel 17