Deze wet verstaat onder:
Onze Minister: Onze Minister van Binnenlandse Zaken;
sectorwerkgever: Onze Minister, Onze Minister van Defensie, Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, Onze Minister van Veiligheid en Justitie, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, het Interprovinciaal Overleg en de Unie van Waterschappen, respectievelijk voor de sector Rijk, de sector Defensie, de sector Onderwijs en Wetenschappen, de sectoren Rechterlijke Macht en Politie, de sector Gemeenten, de sector Provincies en de sector Waterschappen;
centrale: een centrale van overheidspersoneel als bedoeld in artikel 1 van de Regeling overleg Raad voor het Overheidspersoneelsbeleid.
partijen: sectorwerkgevers, gezamenlijk of afzonderlijk, ter ene zijde en centrales ter andere zijde;
vut-overeenkomst: een schriftelijke overeenkomst, waarmee partijen beogen een regeling te treffen inzake geldelijke aanspraken en daarmee verband houdende verplichtingen bij vrijwillig vervroegd uittreden van personeel dat behoort tot de in onderdeel b bedoelde sectoren en voorts verplichtingen in het leven te roepen ter zake van de financiering van de vorenbedoelde aanspraken;
Vut-fonds: de Stichting fonds vrijwillig vervroegd uittreden overheidspersoneel, bedoeld in artikel 11 van de Wet financiële voorzieningen privatisering ABP.