Home

Regeling coderingen beperkingen rijbevoegdheid

Geldig vanaf 1 juli 2018
Geldig vanaf 1 juli 2018

Regeling coderingen beperkingen rijbevoegdheid

Opschrift

[Tekst geldig vanaf 02-05-2019]

Aanhef

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

Besluit:

Artikel 1

1.

De beperkingen met betrekking tot de rijbevoegdheid, bedoeld in de artikelen 16 tot en met 18, 19, 19a, 21, tweede lid, 24, 103, vierde en tiende tot en met twaalfde lid, 111 tot en met 116, 118, 118a, 145, eerste lid, onderdeel i, 192 en 193 van het Reglement rijbewijzen, worden in het rijbewijs aangeduid met de coderingen die zijn vastgesteld in de bij deze regeling behorende bijlage.

Indien in combinatie met de in de bijlage vermelde coderingen 01 tot en met 44 nadere specificaties moeten worden vermeld, worden deze met letters aangeduid met de volgende betekenis:

  1. links;

  2. rechts;

  3. hand;

  4. voet;

  5. midden;

  6. arm;

  7. duim.

2.

In het rijbewijs worden van de in de bij deze regeling behorende bijlage vastgestelde coderingen uitsluitend de hoofdcoderingen vermeld. De subcoderingen worden uitsluitend vermeld voor zover de vermelding op grond van richtlijn 2006/126/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 20 december 2006 betreffende het rijbewijs (Pb EU L 403) verplicht is.

3.

In het rijbewijzenregister worden hoofdcoderingen en subcoderingen geregistreerd.

4.

Indien het rijbewijs is voorzien van een microchip worden, in afwijking van het derde lid, op de microchip bij alle hoofdcoderingen eveneens alle subcoderingen vermeld.

Artikel 2

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juni 1996.

Artikel 3

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling coderingen beperkingen rijbevoegdheid.

Bijlage bij de Regeling coderingen beperkingen rijbevoegdheid