Uitvoeringsbesluit Les- en cursusgeldwet 2000
Uitvoeringsbesluit Les- en cursusgeldwet 2000
Opschrift
Aanhef
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, van 5 april 2000, nr. WJZ/2000/11620 (1711), directie Wetgeving en Juridische Zaken, gedaan mede namens Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;
Gelet op de artikelen 4, derde en vierde lid, 5, vierde lid, en 6, vierde en vijfde lid, van de Les- en cursusgeldwet;
De Raad van State gehoord (advies van 4 mei 2000, nr. W05.00.0145/III);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen van 26 mei, nr. 2000/21484 (1711), directie Wetgeving en Juridische Zaken, uitgebracht mede namens Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
Artikel 1. Begripsbepalingen
In dit besluit wordt verstaan onder:
cursist: degene die een opleiding volgt als bedoeld in artikel 15, eerste lid,
cursusgeld: krachtens artikel 15 vastgesteld bedrag,
cursusgeldplichtige: cursist of indien deze minderjarig is, de wettelijke vertegenwoordiger,
lesgeld: krachtens artikel 5, tweede lid, van de wet voor het desbetreffende schooljaar vastgestelde bedrag,
lesgeldplichtige: degene die krachtens de wet lesgeld is verschuldigd,
schooljaar: tijdvak van 1 augustus tot en met 31 juli daaropvolgend,
teldatum: bij of krachtens de Wet voortgezet onderwijs 2020, de Wet educatie en beroepsonderwijs of de Experimentenwet onderwijs aangewezen tijdstip in het schooljaar waarop ten behoeve van de bekostiging uit 's Rijks kas het aantal leerlingen van een dagschool wordt vastgesteld,
wet: Les- en cursusgeldwet.