Home

Besluit getuigenbescherming

Geldig vanaf 1 augustus 2018
Geldig vanaf 1 augustus 2018

Besluit getuigenbescherming

Opschrift

[Tekst geldig vanaf 01-08-2018]

Aanhef

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Justitie van 27 augustus 2001, nr. 5116667/01/6;

Gelet op artikel 226l van het Wetboek van Strafvordering;

De Raad van State gehoord (advies van 29 oktober 2001, no. W03.01.0454/1);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Justitie van 14 december 2005, nr. 5390597/05/6;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

  1. Onze Minister: Onze Minister van Veiligheid en Justitie;

  2. College: het College van procureurs-generaal;

  3. hoofdofficier van justitie: de hoofdofficier van justitie die verantwoordelijk is voor het opsporingsonderzoek of de vervolging in het kader waarvan een verzoek tot het treffen van beschermingsmaatregelen is gedaan;

  4. officier van justitie: de officier van justitie bij het landelijk parket, belast met getuigenbescherming;

  5. onderdeel getuigenbescherming: het onderdeel bedoeld in artikel 2.

Artikel 2

1.

Er is een onderdeel belast met getuigenbescherming bij een landelijke eenheid als bedoeld in artikel 25, eerste lid, onderdeel b, van de Politiewet 2012, belast met:

  1. het opstellen van dreigingsanalyses;

  2. het adviseren van het bevoegde gezag omtrent de bescherming van personen als bedoeld in artikel 3;

  3. de uitvoering van beschermingsmaatregelen.

2.

Dit onderdeel getuigenbescherming staat onder gezag van de officier van justitie.

Artikel 3

Beschermingsmaatregelen kunnen worden getroffen ten aanzien van een getuige als bedoeld in artikel 226a, 226g, 226k of 226m van het Wetboek van Strafvordering of van een andere persoon die medewerking heeft verleend aan de met de opsporing en vervolging van strafbare feiten belaste autoriteiten, voor zover daartoe een dringende noodzaak is ontstaan als gevolg van die medewerking en daarmee verband houdend overheidsoptreden.

Artikel 4

Artikel 5

Artikel 6

Artikel 7

Artikel 8

Artikel 9

Artikel 10

Artikel 11