Besluit gewasbeschermingsmiddelen en biociden
Besluit gewasbeschermingsmiddelen en biociden
Opschrift
Aanhef
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, van 16 april 2007, no. Trcjz/2007/1198, Directie Juridische Zaken, gedaan in overeenstemming met Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Minister van Verkeer en Waterstaat;
Gelet op de artikelen 3, derde lid, 4, eerste tot en met vierde lid, 10, 13, eerste en tweede lid, 16, eerste en derde tot en met vijfde lid van, richtlijn nr. 91/414/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 15 juli 1991 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen (PbEG L 230),
de artikelen 3, derde lid, onder ii, vijfde lid en zevende lid, 4, eerste en tweede lid, 5, eerste en tweede lid, 8, eerste tot en met vijfde lid, alsmede zevende tot en met negende lid, 20, van richtlijn nr. 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 16 februari 1998 betreffende het op de markt brengen van biociden (PbEG L 123),
bijlage V van richtlijn nr. 67/548/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 27 juni 1967 betreffende de aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen inzake de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke stoffen (PbEG L 196),
richtlijn 86/609/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 24 november 1986 inzake de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de Lidstaten betreffende de bescherming van dieren die voor experimentele en andere wetenschappelijke doeleinden worden gebruikt (PbEG L 358),
richtlijn nr. 2004/10/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 11 februari 2004 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen inzake de toepassing van de beginselen van goede laboratoriumpraktijken en het toezicht op de toepassing ervan voor tests op chemische stoffen (gecodificeerde versie) (PbEU L 50),
richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid (PbEG 327),
verordening 396/2005/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 23 februari 2005 tot vaststelling van maximumgehalten en bestrijdingsmiddelenresiduen in of op levensmiddelen en diervoeders van plantaardige en dierlijke oorsprong en houdende wijziging van Richtlijn 91/414/EG van de Raad (PbEG L 70),
artikel 44, eerste lid, van de Grondwet met betrekking tot artikel 74 van dit besluit,
de artikelen 4, eerste lid, onderdeel e, 23, tweede en derde lid, 25, eerste lid, 28, tweede en derde lid, 29, derde lid, 36, derde lid, 44, tweede en derde lid, 49, tweede lid, 50, derde lid, 56, derde lid, 71, derde lid, 74, tweede lid, 75, 76, derde lid, 78 tot en met 81, eerste lid, 108, derde lid, 123, eerste lid, 124, eerste lid, van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden,
artikel 24, eerste lid en tweede lid, onder b, van de Wet milieugevaarlijke stoffen,
artikelen 1, onder i, en 7, van de Algemene wet erkenning EG-beroepsopleidingen, en
artikel 16, eerste en zevende lid, van de Arbeidsomstandighedenwet;
De Raad van State gehoord (advies van 12 juli 2007, no. W11.07.0110/IV);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 29 augustus 2007, no. Trcjz/2007/2853, Directie Juridische Zaken, uitgebracht mede namens de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en in overeenstemming met Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Hoofdstuk 1. Algemene begrippen
Artikel 1
In dit besluit en de daarop rustende bepalingen wordt verstaan onder:
verordening 396/2005/EG: Verordening nr. 396/2005 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 23 februari 2005 tot vaststelling van maximumgehalten aan bestrijdingsmiddelenresiduen in of op levensmiddelen en diervoeders van plantaardige en dierlijke oorsprong en houdende wijziging van Richtlijn 91/414/EG van de Raad (PbEU L 70);
richtlijn 67/548/EEG: richtlijn nr. 67/548/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 27 juni 1967 betreffende de aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen inzake de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke stoffen (PbEG L 196);
richtlijn 2000/60/EG: richtlijn nr. 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid (PbEG L 327);
richtlijn 2004/10/EG: richtlijn nr. 2004/10/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 11 februari 2004 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen inzake de toepassing van de beginselen van goede laboratoriumpraktijken en het toezicht op de toepassing ervan voor tests op chemische stoffen (gecodificeerde versie) (PbEU L 50);
bodem: bodem als bedoeld in de bijlage, onder A, bij de Omgevingswet;
gasvormende toestand: toestand van een gewasbeschermingsmiddel of biocide waarin het middel of de biocide na gasvorming zijn werking verkrijgt;
maximumresidugehalte (MRL): het hoogste wettelijk toegestane concentratieniveau van een residu van gewasbeschermingsmiddelen of biociden in of op een levensmiddel of diervoeder op basis van goede landbouwpraktijken en de laagste blootstelling van consumenten die noodzakelijk is met het oog op de bescherming van kwetsbare consumenten;
richtlijn 1999/45/EG: richtlijn nr. 1999/45/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 31 mei 1999 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inzake de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke preparaten (PbEG 1999, L 200);
uitvoeringsverordening (EU) 545/2011: Verordening (EU) nr. 545/2011 van de Commissie van 10 juni 2011 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad wat de gegevensvereisten voor gewasbeschermingsmiddelen betreft (PbEU 2011, L 155);
uitvoeringsverordening (EU) 546/2011: Verordening (EU) nr. 546/2011 van de Commissie van 10 juni 2011 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad wat uniforme beginselen voor de evaluatie en de toelating van gewasbeschermingsmiddelen betreft (PbEU 2011, L 155);
verhard oppervlak: oppervlak dat is verhard door bebouwing, bestrating en overige verhardingen aangebracht op de bodem voor verbetering van draagvlak en begaanbaarheid;
onverhard oppervlak: oppervlak niet zijnde verhard oppervlak.
Artikel 1a
Dit besluit berust mede op artikel 9.2.2.1, eerste en tweede lid, onder b, van de Wet milieubeheer.