Home

Wet gemeentelijke antidiscriminatievoorzieningen

Geldig vanaf 1 januari 2020
Geldig vanaf 1 januari 2020

Wet gemeentelijke antidiscriminatievoorzieningen

Opschrift

[Tekst geldig vanaf 01-01-2020]

Aanhef

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is dat een ieder toegang heeft tot een laagdrempelige gemeentelijke voorziening ter behandeling van klachten over discriminatie;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel 1

Het college van burgemeester en wethouders biedt de ingezetenen toegang tot een antidiscriminatievoorziening.

Artikel 2

2.

De gemeenteraad stelt bij verordening regels vast omtrent de inrichting van de antidiscriminatievoorziening, bedoeld in artikel 1, en de uitvoering door die voorziening van de taak, bedoeld in het eerste lid, onder a.

3.

Bij algemene maatregel van bestuur kunnen eisen worden gesteld aan de inrichting van de antidiscriminatievoorziening en de uitvoering door die voorziening van de taak, bedoeld in het eerste lid, onder a.

4.

Bij regeling van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties kunnen regels worden gesteld omtrent de taak, bedoeld in het eerste lid, onder b.

Artikel 3

1.

Het college van burgemeester en wethouders brengt jaarlijks vóór 1 april verslag uit aan Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de door de antidiscriminatievoorziening in het daaraan voorafgaande kalenderjaar geregistreerde klachten.

2.

Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld omtrent de inhoud en de inrichting van het verslag, bedoeld in het eerste lid.

Artikel 4

Artikel 5

Artikel 6

Artikel 7