Voor de toepassing van deze Rijkswet wordt verstaan onder
Onze Minister: Onze Minister van Justitie in zijn hoedanigheid van Minister van het Koninkrijk;
meerderjarige: hij die de leeftijd van achttien jaren heeft bereikt of voordien in het huwelijk is getreden;
moeder: de vrouw tot wie het kind, anders dan door adoptie, in de eerste graad in opgaande lijn in familierechtelijke betrekking staat;
vader: de man tot wie het kind, anders dan door adoptie, in de eerste graad in opgaande lijn in familierechtelijke betrekking staat;
vreemdeling: hij die de Nederlandse nationaliteit niet bezit;
staatloze:
voor zover het betreft toepassing in het Europese deel van Nederland: een persoon die als staatloos kan worden beschouwd op grond van artikel 4 of 5 van de Wet vaststellingsprocedure staatloosheid
voor zover het betreft toepassing in de landen Aruba, Curaçao, Sint Maarten en in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba: een persoon die door geen enkele staat, krachtens diens wetgeving, als onderdaan wordt beschouwd;
toelating: instemming door het bevoegd gezag met het bestendig verblijf van de vreemdeling in het Europese deel van Nederland, Aruba, Curaçao Sint Maarten of de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba;
hoofdverblijf: de plaats waar een persoon zijn feitelijke woonstede heeft.