Onze Ministers, bedoeld in de artikelen 2.1, tweede lid, en 2.8, tweede lid, van de Comptabiliteitswet 2016;
Wet normering topinkomens
Wet normering topinkomens
Opschrift
Aanhef
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben dat het wenselijk is dat de regels betreffende de openbaarmaking van topinkomens in de publieke en semipublieke sector worden uitgebreid met regels betreffende de hoogte van deze inkomens;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
§ 1. Algemene bepalingen
Artikel 1.1
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
verantwoordelijke:
- 1°.
- 2°.
gedeputeerde staten van de provincies;
- 3°.
de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten;
- 4°.
de dagelijkse besturen van de waterschappen;
- 5°.
de dagelijkse besturen van de openbare lichamen voor beroep en bedrijf;
- 6°.
de organen van een rechtspersoon als bedoeld in artikel 1.2, onderdelen f, g en h, die eindverantwoordelijk zijn voor de binnen de rechtspersoon betaalde bezoldiging of bij of krachtens de wet belast zijn met het vaststellen van een financieel verslaggevingsdocument, en
- 7°.
de organen van een rechtspersoon of het bevoegd gezag van een instelling als bedoeld in artikel 1.3, artikel 1.4 of artikel 1.5, die eindverantwoordelijk zijn voor de binnen de rechtspersoon of organisatie betaalde bezoldiging of bij of krachtens de wet belast zijn met het vaststellen van een financieel verslaggevingsdocument;
- 1°.
topfunctionaris:
- 1°.
de secretarissen-generaal, de directeuren-generaal, de inspecteurs-generaal en de overige leden van de topmanagementgroep bij het Rijk, de vice-admiraals, de generaals, de luitenant-admiraals en de luitenant-generaals, degene of degenen die zijn belast met de dagelijkse leiding van de colleges, bedoeld in artikel 1.1, van de Comptabiliteitswet 2016, alsmede de leden van een zelfstandig bestuursorgaan zonder rechtspersoonlijkheid en de hoogste ondergeschikte of de leden van de groep hoogste ondergeschikten aan dat orgaan en degene of degenen die zijn belast met de dagelijkse leiding van dat orgaan;
- 2°.
de secretarissen bij de provincies, de gemeenten en de waterschappen en de griffiers bij de provincies en de gemeenten;
- 3°.
de voorzitters en secretarissen van de openbare lichamen voor beroep en bedrijf, de hoogste ondergeschikte of de leden van de groep hoogste ondergeschikten aan het bestuur en degene of degenen belast met de dagelijkse leiding van het gehele openbaar lichaam;
- 4°.
de leden van de hoogste uitvoerende en toezichthoudende organen van een rechtspersoon als bedoeld in artikel 1.2, onderdelen f, g en h, alsmede de hoogste ondergeschikte of de leden van de groep hoogste ondergeschikten aan dat orgaan en degene of degenen belast met de dagelijkse leiding van de gehele rechtspersoon;
- 5°.
de leden van de hoogste uitvoerende en toezichthoudende organen van een rechtspersoon of instelling als bedoeld in artikel 1.3, artikel 1.4 of artikel 1.5, alsmede de hoogste ondergeschikte of de leden van de groep hoogste ondergeschikten aan dat orgaan en degene of degenen belast met de dagelijkse leiding van de gehele rechtspersoon of de gehele instelling;
- 6°.
degene die een functie als bedoeld onder 1° tot en met 5° voor een periode van ten minste twaalf kalendermaanden heeft vervuld en daarna bij dezelfde rechtspersoon of instelling een dienstverband behoudt, voor een periode van vier jaar vanaf het tijdstip dat niet langer de functie als bedoeld onder 1° tot en met 5° wordt vervuld, met uitzondering van bij regeling van Onze Minister aan te wijzen functies;
- 1°.
partijen: de rechtspersoon waartoe de verantwoordelijke behoort en de topfunctionaris die een bezoldiging zijn overeengekomen als tegenprestatie voor de uitvoering van de aan de topfunctionaris opgedragen taken en, ingeval een topfunctionaris de opgedragen taken vervult anders dan op grond van een dienstbetrekking, tevens de natuurlijke persoon of rechtspersoon die de topfunctionaris ter beschikking stelt;
dienstverband: aanstelling, arbeidsovereenkomst of andere titel op grond waarvan de topfunctionaris tegen betaling zijn opgedragen taken vervult;
bezoldiging: de som van de beloning, de belastbare vaste en variabele onkostenvergoedingen en de beloningen betaalbaar op termijn, met uitzondering van de omzetbelasting, dan wel, indien een functie wordt vervuld anders dan op grond van een dienstbetrekking, de som van de vergoedingen voor het vervullen van de functie, met uitzondering van de vergoedingen die bij een functievervulling op grond van een dienstbetrekking onbelast zouden zijn, en met uitzondering van de omzetbelasting;
beloning: de som van de periodiek betaalde beloningen en de winstdelingen en bonusbetalingen, met uitzondering van belastbare vaste en variabele onkostenvergoedingen en met uitzondering van door werkgevers wettelijk of krachtens een algemeen verbindend verklaarde collectieve arbeidsovereenkomst verschuldigde niet op de beloning ingehouden sociale verzekeringspremies;
dienstbetrekking: dienstbetrekking of fictieve dienstbetrekking in de zin van de Wet op de loonbelasting 1964;
beloningen betaalbaar op termijn: het werkgeversdeel van de beloningen betaalbaar op termijn met uitzondering van het werkgeversdeel van de beloningen betaalbaar op termijn die betrekking hebben op de beëindiging van het dienstverband;
uitkeringen wegens beëindiging van het dienstverband: de som van uitkeringen bij beëindiging van het dienstverband en beloningen betaalbaar op termijn die betrekking hebben op de beëindiging van het dienstverband, met uitzondering van uitkeringen die voortvloeien uit een algemene bepaling van een collectieve arbeidsovereenkomst of van een van toepassing zijnde collectieve regeling die is overeengekomen met verenigingen van werknemers of ambtenaren die bevoegd zijn afspraken te maken over arbeidsvoorwaarden, of uit een wettelijk voorschrift;
financieel verslaggevingsdocument: jaarverslag als bedoeld in artikel 2.31 van de Comptabiliteitswet 2016, jaarrekening als bedoeld in artikel 201 van de Provinciewet, jaarrekening als bedoeld in artikel 197 van de Gemeentewet of jaarrekening in de zin van Boek 2, titel 9, van het Burgerlijk Wetboek dan wel, indien deze artikelen niet van toepassing zijn, een ander bij of krachtens de wet voorgeschreven document dat jaarlijks wordt opgesteld tot verschaffing van inzicht in de financiële positie van een rechtspersoon of een organisatie van een rechtspersoon;
betaling: ten laste van de rechtspersoon waartoe de verantwoordelijke behoort verrichte betaling wegens bezoldiging of uitkering wegens beëindiging van het dienstverband
- 1°.
aan de topfunctionaris, of
- 2°.
ingeval een topfunctionaris de opgedragen taken vervult anders dan op grond van een dienstbetrekking, aan de natuurlijke persoon of rechtspersoon die de topfunctionaris ter beschikking stelt, of
- 3°.
ten behoeve van de topfunctionaris aan derden;
- 1°.
boekjaar: het jaar waarop het financieel verslaggevingsdocument betrekking heeft;
gelieerde rechtspersoon: andere dan krachtens publiekrecht ingestelde rechtspersoon, waarop niet reeds op grond van een andere bepaling van deze wet paragrafen 2, 3 of 4 van toepassing zijn,
- 1°.
die door een in de bijlage bij artikel 1.3, eerste lid, onderdeel d of e, of artikel 1.4, eerste lid, opgenomen rechtspersoon is opgericht of mede is opgericht, of
- 2°.
waarin een orgaan of functionaris van een in de bijlage bij artikel 1.3, eerste lid, onderdeel d of e, of artikel 1.4, eerste lid, opgenomen rechtspersoon namens de rechtspersoon een of meer leden in het bestuur benoemt of op andere wijze invloed van betekenis heeft op het beheer of beleid;
- 1°.
Onze Minister: Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;
Onze minister wie het aangaat:
- 1°.
ten aanzien van de rechtspersonen, bedoeld in artikel 1.2, eerste lid: Onze minister, dan wel, ten aanzien van de zelfstandige bestuursorganen zonder rechtspersoonlijkheid, de openbare lichamen, bedoeld in artikel 1.2, eerste lid, onderdelen e en f, onderscheidenlijk de rechtspersonen, bedoeld in artikel 1.2, eerste lid, onderdeel h, Onze minister op wiens beleidsterrein het zelfstandig bestuursorgaan, het openbaar lichaam, het andere lichaam of de rechtspersoon werkzaam is, of, ten aanzien van een openbaar lichaam ingesteld op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen: Onze minister;
- 2°.
ten aanzien van de rechtspersonen, bedoeld in artikel 1.3, eerste lid, onderdeel a: Onze minister op wiens beleidsterrein het betreffende orgaan werkzaam is;
- 3°.
ten aanzien van de rechtspersonen, bedoeld in artikel 1.3, eerste lid, onderdeel b: Onze minister die het orgaan, bedoeld in artikel 1.3, eerste lid, onderdeel b, is dat een of meer leden van het bestuur van de rechtspersoon benoemt of op andere wijze invloed heeft op het beheer of beleid van de rechtspersoon, dan wel, indien het orgaan geen minister is, Onze minister;
- 4°.
ten aanzien van de rechtspersonen, bedoeld in artikel 1.3, eerste lid, onderdeel c: Onze minister, dan wel, indien de rechtspersoon ten laste van de begroting van een van Onze andere ministers een of meer subsidies ontvangt van ten minste € 500.000, Onze andere minister die de hoogste subsidie verstrekt;
- 5°.
ten aanzien van de rechtspersonen en instellingen, bedoeld in de artikelen 1.3, eerste lid, onderdeel d, 1.4, eerste lid en artikel 1.5, eerste lid: Onze minister die belast is met de leiding van het in de bijlage aangegeven ministerie;
- 6°.
ten aanzien van de rechtspersonen, bedoeld in artikel 1.3, eerste lid, onderdeel e: Onze minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.
- 1°.
Artikel 1.2
De paragrafen 2 en 4 zijn van toepassing op:
de organisaties waarover de ministers, bedoeld in artikel 2.29, tweede lid, juncto artikel 2.1, tweede lid, van de Comptabiliteitswet 2016 uitgezonderd artikel 2.9 van die wet, gehouden zijn financiële verantwoording af te leggen;
de provincies;
de gemeenten;
de waterschappen;
de openbare lichamen voor beroep en bedrijf;
de andere lichamen waaraan krachtens de Grondwet verordenende bevoegdheid is toegekend;
de Europese groeperingen voor territoriale samenwerking met een statutaire zetel in Nederland;
de andere bij of krachtens publiekrecht ingestelde rechtspersonen, met uitzondering van die rechtspersonen die zijn opgenomen in de bijlage bij artikel 1.3, eerste lid, onderdeel d, of artikel 1.4, eerste lid.
In afwijking van het eerste lid zijn de paragrafen 2 en 4 niet van toepassing op de voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal, en ambtsdragers als bedoeld in artikel 2, tweede lid, van de Algemene pensioen- en uitkeringswet politieke ambtsdragers en als bedoeld in artikel 1 van de Wet rechtspositie Raad van State, Algemene Rekenkamer en Nationale ombudsman.