Lokale spoorwegen worden bij koninklijk besluit aangewezen.
Wet lokaal spoor
Wet lokaal spoor
Opschrift
Aanhef
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om de regels inzake de aanleg, het beheer, het gebruik en de veiligheid van lokale spoorwegen te moderniseren en de verantwoordelijkheid van de decentrale overheden voor de lokale spoorweginfrastructuur vast te leggen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
Artikel 1
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
beheerder: beheerder van de lokale spoorweginfrastructuur die als zodanig is aangewezen op grond van artikel 18, eerste lid;
dagelijks bestuur: dagelijks bestuur van een openbaar lichaam als bedoeld in artikel 20, derde lid, van de Wet personenvervoer 2000;
interoperabiliteitsrichtlijn: richtlijn (EU) 2016/797 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 betreffende de interoperabiliteit van het spoorwegsysteem in de Europese Unie (PbEU L 2016, 138);
Locaalspoor- en Tramwegwet: Wet van 9 juli 1900, houdende nadere regeling van den dienst en het gebruik van spoorwegen, waarop uitsluitend met beperkte snelheid wordt vervoerd (Stb. 1900, 118);
lokaal spoorwegverkeerssysteem: verkeerssysteem van de krachtens artikel 2, eerste lid, als zodanig aangewezen lokale spoorweg;
lokale spoorweg: spoorweg die krachtens artikel 2, eerste lid, als zodanig is aangewezen;
lokale spoorweginfrastructuur: de elementen, bedoeld in artikel 2, vijfde lid;
Metroreglement: Besluit van 30 oktober 1981, houdende vaststelling van een Algemeen reglement voor de stadsspoorwegen (Stb. 1981, 700);
Onze Minister: Onze Minister van Infrastructuur en Milieu;
rechthebbende: eigenaar, bezitter of degene die een recht van erfpacht, opstal, vruchtgebruik, gebruik, huur of pacht heeft;
Reglement dienst hoofd- en lokaalspoorwegen: Besluit van 25 januari 1977, houdende vaststelling van een algemeen reglement voor de dienst op de hoofd- en lokaalspoorwegen (Stb. 1977, 152);
richtlijn 2007/59/EG: richtlijn 2007/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 23 oktober 2007 inzake de certificering van machinisten die locomotieven en treinen op het spoorwegsysteem van de Gemeenschap besturen (PbEU 2007, L 315);
richtlijn 2012/34/EU: richtlijn 2012/34/EU van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 tot instelling van één Europese spoorwegruimte (PbEU L 2012, 343/32);
spoorvoertuig: voertuig, bestemd voor verkeer over de lokale spoorweg;
spoorwegveiligheidsrichtlijn: richtlijn (EU) 2016/798 van het Europees Parlement en de Raad inzake veiligheid op het spoor (PbEU L 2016, 138);
toezichthouder: de bij besluit van Onze Minister aangewezen personen, bedoeld in artikel 42, eerste lid;
vervoerder: onderneming die met een spoorvoertuig vervoer verricht over een lokale spoorweg;
wegbeheerder: overheden, genoemd in de artikelen 15 tot en met 17 van de Wegenwet of, indien van toepassing, het openbaar lichaam als bedoeld in artikel 20, derde lid van de Wet personenvervoer 2000 voor zover het wegbeheer aan het openbaar lichaam is overgedragen;
weggebruiker: weggebruiker als bedoeld in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;
Wet aanleg locaalspoor- en tramwegen: Wet van 15 december 1917, houdende voorschriften omtrent aanleg en instandhouding van spoorwegen, waarop uitsluitend met beperkte snelheid wordt vervoerd, op wegen niet onder beheer van het Rijk (Stb. 1917, 703);
Wet zwerfstroomen: Wet van 1 november 1924, houdende wettelijke maatregelen tegen aantasting van metalen voorwerpen in den bodem door zwerfstroomen, afkomstig van de spoorstaven van electrische spoor- en tramwegen (Stb. 1924, 498).
Artikel 2
Een spoorweg kan als lokale spoorweg worden aangewezen, indien de spoorweg:
is bestemd voor openbaar personenvervoer met stads-, voorstads- of regionale spoorvervoerdiensten of voor goederenvervoer; en
geen hoofdspoorweg is als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Spoorwegwet.
Indien een lokale spoorweg niet meer voldoet aan het tweede lid, wordt de aanwijzing als lokale spoorweg ingetrokken.