Home

Inkomstenbelasting, vennootschapsbelasting, investeringsaftrek

Geldig van 1 januari 2017 tot 1 januari 2029
Geldig van 1 januari 2017 tot 1 januari 2029

Inkomstenbelasting, vennootschapsbelasting, investeringsaftrek

Besluit BLKB2014/106M

Voorafgaande besluiten
CPP2009/1116M
Versies van huidig besluit

Opschrift

De Staatssecretaris van Financiën heeft het volgende besloten.

In dit besluit zijn de standpunten opgenomen op het gebied van de investeringsaftrek. Het is een actualisering van het besluit van 15 september 2009, nr. CPP2009/1116M, Staatscourant 2009, 1405. Nieuwe versoepelingen in dit besluit zien op milieuvriendelijke voertuigen, op bedrijfsmiddelen die nog niet op de energie- of milieulijst staan, op de vervanging van asbesthoudende daken en op gevallen waarin niet tijdig is gekozen voor investeringsaftrek. Verder zijn enkele verduidelijkingen en redactionele verbeteringen aangebracht.

1. Inleiding

In dit besluit zijn nieuwe standpunten opgenomen op het gebied van de investeringsaftrek. Waar nodig is rekening gehouden met de per 2014 geldende bepalingen. De nieuwe versoepelingen, deels gebaseerd op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht en deels op artikel 63 Algemene wet inzake rijksbelastingen, betreffen – kort gezegd – de volgende onderwerpen.

Bij milieuvriendelijke voertuigen die op de milieulijst staan, mag voor de vraag of sprake is van een niet eerder gebruikt bedrijfsmiddel, worden aangesloten bij de omzetbelasting (onderdeel 2.3).

Het is onder voorwaarden mogelijk investeringsaftrek te verkrijgen voor voortbrengingskosten voor bedrijfsmiddelen die nog niet op de energie- of milieulijst stonden (onderdeel 2.4).

De vervanging van asbesthoudende daken mag onder voorwaarden geheel als investering worden beschouwd (onderdeel 4.5).

Het komt voor dat aan alle voorwaarden voor de toepassing van de kleinschaligheids-, energie- of milieu-investeringsaftrek wordt voldaan, maar dat is verzuimd een keuze daarvoor te maken bij de aangifte. In onderdeel 7 was al een versoepeling opgenomen voor de energie- en milieu-investeringsaftrek. Deze wordt nu vereenvoudigd en uitgebreid met de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek (onderdeel 7.1).

Tot slot zijn enkele verduidelijkingen en redactionele verbeteringen aangebracht.

1.1. Gebruikte begrippen en afkortingen

2. Bedrijfsmiddel

2.1. Zelfstandig bedrijfsmiddel of onderdeel van uitgesloten woonhuis; zonneboilers e.d.

2.2. Onderdeel van een bedrijfsmiddel: toepassing grens van € 450 of € 2.500 (2014)

2.3. Niet eerder gebruikt bedrijfsmiddel; huur of lease gevolgd door aankoop en milieuvriendelijke voertuigen

2.4. Nog niet aangewezen bedrijfsmiddel

3. Uitgesloten bedrijfsmiddelen

3.1. Ter beschikking stellen; algemeen

3.2. Mate van ter beschikking stellen: speelautomaten en dergelijke

3.3. Timecharters

4. Investeren

4.1. Investeren bij samenwerkingsverbanden

4.1.1

4.1.2. Investeringsbedrag per bedrijfsmiddel minder dan € 450 of €  2.500 (2014)

4.1.3. KIA en de samentelbepaling bij samenwerkingsverbanden

4.1.4. Verdeling investeringsverplichtingen over de vennoten

4.1.5. Overige standpunten over verdeling van investeringsaftrek over deelnemers samenwerkingsverband

4.1.5.1. Plafond EIA bij een CV met twee beherende vennoten

4.2. Berekening investeringsaftrek en desinvesteringsbijtelling bij toepassing herinvesteringsreserve of ruilarresten

4.3. Investeringsaftrek en afboeking bestedingsreserve

4.4. Investeren na teloorgaan bedrijfsmiddel door calamiteit; plafond kleinschaligheidsaftrek

4.5. Vervanging asbesthoudende daken

5. Uitgesloten verplichtingen voor de investeringsaftrek

5.1. Verplichtingen tussen naaste verwanten

5.1.1. Inleiding

5.1.2. Uitgangspunten en toelichting

5.1.2.1. Verwerving of verbetering bedrijfsmiddelen
5.1.2.2. Beïnvloeding hoogte investeringsaftrek
5.1.2.3. Toerekening aangegane verplichting
5.1.2.4. Verplichtingen tussen naaste verwanten
5.1.2.5. Verandering of niet-nakoming van verplichtingen
5.1.2.6. Bedrijfsmiddel eerder in nalatenschap

5.1.3. Bepaling van de investeringsaftrek ( artikel 3.41, tweede lid , 3.42, derde lid en 3.42a, derde lid, Wet IB 2001 )

5.1.4. Verzoek

5.1.5. Overige situaties

5.2. Ontheffing bij verplichtingen tussen gerechtigden tot een nalatenschap

5.2.1. Inleiding

5.2.2. Uitgangspunten en toelichting

5.2.2.1. Gehele of gedeeltelijke overgang onderneming
5.2.2.2. Overgang losse bedrijfsmiddelen
5.2.2.3. Overbedeling
5.2.2.4. Verplichtingen wegens overbedeling
5.2.2.5. Verandering of niet-nakoming van verplichtingen

5.2.3. Vaststelling verplichtingen wegens overbedeling

5.2.3.1. Evenredige verdeling verplichtingen
5.2.3.2. Landbouwgrond
5.2.3.3. Notariële akte van verdeling
5.2.3.4. Formule

5.2.4. Bepaling van de investeringsaftrek ( artikelen 3.41, tweede lid , 3.42, derde lid en 3.42a, derde lid, Wet IB 2001 )

5.2.5. Verzoek

5.2.6. Overige situaties

5.3. Ontheffing bij verplichtingen tussen belastingplichtige en een gelieerd lichaam

5.3.1. Inleiding

5.3.2. Reële investeringen

5.3.3. Overige investeringen

5.3.4. Voorwaarden

5.3.5. Bepaling van de investeringsaftrek ( artikelen 3.41, tweede lid , 3.42, derde lid , en 3.42a, derde lid, Wet IB 2001 )

5.3.6. Geen inbreuk op wettelijke bepalingen

5.3.7. Overige situaties en bedrijfsmiddelen verworven van een buitenlandse vaste inrichting

5.3.8. Indiening verzoek

5.4. Ontheffing bij verplichtingen tussen gelieerde lichamen

5.4.1. Inleiding

5.4.2. Reële investeringen

5.4.3. Overige investeringen

5.4.4. Voorwaarden

5.4.5. Bepaling van de investeringsaftrek ( artikelen 3.41, tweede lid , 3.42, derde lid en 3.42a, derde lid, Wet IB 2001 )

5.4.6. Overige situaties

5.4.7. Indiening verzoek

6. Desinvesteringsbijtelling

6.1. Desinvesteringsbijtellingen bij overdracht en liquidatie in het zicht van overlijden

6.1.1. Inleiding

6.1.2. Goedkeuring bij overdracht onderneming in het zicht van overlijden

6.1.3. Uiterlijke termijn indienen verzoek

7. Formaliteiten

7.1. ‘... daarvoor kiest bij de aangifte.’ Vergeten te kiezen voor investeringsaftrek, aanslag staat onherroepelijk vast

7.2. Aanmelding van de investering als energie- of milieulijst in de loop van het jaar wordt vastgesteld

7.3. Aanmelding van de investering bij fiscale eenheid

7.3.1. Inleiding

7.3.2. Problemen vanuit de praktijk

8. Ingetrokken regeling

9. Inwerkingtreding

Bijlagen

Bijlage 1. Verklaringen inzake de berekening van investeringsaftrek en desinvesteringsbijtelling bij aanwending van een herinvesteringsreserve of gebruikmaking van de ruilarresten

Bijlage 2. Verzoek om toepassing van investeringsaftrek voor het aangaan van verplichtingen in het kader van transacties tussen naaste verwanten

Bijlage 3. Verzoek om investeringsaftrek in het kader van de overname van een onderneming uit een nalatenschap waarbij verplichtingen worden aangegaan tussen gerechtigden tot die nalatenschap