Voor de verlening van een vergunning als bedoeld in artikel 3.8 van de wet aan de Stichting Nederlandse Publieke Omroep is de frequentieruimte binnen het frequentiebereik 226.592 MHz–228.128 MHz beschikbaar, in elk geval voor het gelijktijdig digitaal uitzenden van de radioprogramma’s die met gebruikmaking van de vergunningen, bedoeld in 3.7, onderdeel a, van de wet, analoog worden uitgezonden, op zodanige wijze dat, voor zover dat technisch mogelijk is, een landelijk bereik mogelijk is.
Regeling extra vergunningen publieke mediadienst
Regeling extra vergunningen publieke mediadienst
Opschrift
Aanhef
De Minister van Economische Zaken, handelende in overeenstemming met de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;
Gelet op artikel 3.8 van de Telecommunicatiewet;
Besluit:
Artikel 1
In deze regeling wordt verstaan onder:
allotment: geografisch afgebakend deel van de frequentieband 174 – 230 MHz;
DVB-T-vergunning: vergunning voor het gebruik van frequentieruimte met een bandbreedte van 8 MHz in de frequentieband 470–790 MHz voor in het bijzonder het digitaal uitzenden van drie algemene televisieprogrammakanalen;
lokale publieke media-instelling: lokale publieke media-instelling als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Mediawet 2008;
minister: Minister van Economische Zaken en Klimaat;
programmakanaal: programmakanaal als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Mediawet 2008;
radioprogramma: radioprogramma als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Mediawet 2008;
regionale publieke media-instelling: regionale publieke media-instelling als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Mediawet 2008;
resterende capaciteit DVB-T-vergunning: capaciteit die resteert bij het gebruik van de DVB-T-vergunning voor het digitaal uitzenden van televisieprogrammakanalen, bedoeld in artikel 3.7, onder a, van de wet;
wet: Telecommunicatiewet.
Artikel 2
Voor de verlening van een vergunning als bedoeld in artikel 3.8 van de wet aan de Stichting Nederlandse Publieke Omroep is de resterende capaciteit DVB-T-vergunning beschikbaar voor in elk geval het digitaal uitzenden van radioprogramma’s op zodanige wijze dat, voor zover dat technisch mogelijk is, een landelijk bereik mogelijk is.
Artikel 3
Voor de verlening van een vergunning als bedoeld in artikel 3.8 van de wet aan een regionale publieke media-instelling is, voor zover dat technisch mogelijk is en doelmatig frequentiegebruik zich daartegen niet verzet, capaciteit beschikbaar in een allotment waarvan het dekkingsgebied geheel of gedeeltelijk overlapt met de provincie waar de instelling media-aanbod verzorgt.
De in het eerste lid bedoelde capaciteit vormt een twaalfde deel van de capaciteit van het desbetreffende allotment en is in elk geval bestemd voor het gelijktijdig digitaal uitzenden van de radioprogramma’s die worden uitgezonden in de FM-band met gebruikmaking van de vergunningen, bedoeld in 3.7, eerste lid, onderdelen b en c, van de wet.