Home

Rijksvisumwet

Geldig vanaf 1 juli 2018
Geldig vanaf 1 juli 2018

Rijksvisumwet

Opschrift

[Tekst geldig vanaf 01-07-2018]

Aanhef

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het in het licht van de gewijzigde staatkundige verhoudingen binnen het Koninkrijk en met het oog op de naleving van de internationale verplichtingen van het Koninkrijk en het tegengaan van illegale immigratie wenselijk is harmonisatie van de visumverlening voor de toegang tot de afzonderlijke landen van het Koninkrijk te bevorderen door het regelen van de hoofdlijnen van het visumbeleid in een rijkswet op basis van artikel 3, eerste lid, onderdelen b en g, van het Statuut voor het Koninkrijk;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State van het Koninkrijk gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, de bepalingen van het Statuut voor het Koninkrijk in acht genomen zijnde, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk I. Algemeen

Artikel 1

In deze wet wordt verstaan onder:

  1. Vreemdeling: ieder die de Nederlandse nationaliteit niet bezit en niet op grond van een wettelijke bepaling als Nederlander moet worden behandeld;

  2. Nederland: het land Nederland, met uitzondering van de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba;

  3. Landen: de landen Curaçao, Aruba en Sint Maarten;

  4. Openbare lichamen: de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba;

  5. Visum voor de toegang tot de landen en de openbare lichamen: beslissing van de bevoegde autoriteit dat op het moment van afgifte geen bezwaar bestaat tegen de toegang tot de landen en openbare lichamen;

  6. Bevoegde autoriteit:

    1. wat betreft de openbare lichamen: Onze Minister van Buitenlandse Zaken;

    2. wat betreft de landen: de Minister van het desbetreffende land wie het aangaat;

  7. Geldigheidsduur van een visum: het tijdvak waarbinnen na afgifte van een visum daarvan gebruik kan worden gemaakt voor het verkrijgen van toegang;

  8. Verblijfstermijn: de maximale duur van het geoorloofd verblijf op grond van artikel 5, eerste lid;

  9. Landsregelgeving:

    1. wat betreft de openbare lichamen: regeling van Onze Minister van Buitenlandse Zaken;

    2. wat betreft de landen: algemeen verbindende voorschriften, vastgesteld door het daartoe bevoegde orgaan van het desbetreffende land.

Artikel 2

1.

Deze wet is van toepassing op de verlening van visa voor de toegang tot de landen en de openbare lichamen.

2.

Onze Minister van Buitenlandse Zaken is belast met de verlening van de visa, bedoeld in artikel 2 van de Verordening van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 15 maart 2001, nr. 539/2001/EG (Pb EU L81) voor de toegang tot Nederland. Bepalingen omtrent andere visa voor de toegang tot Nederland dan bedoeld in de eerste volzin worden bij of krachtens de wet vastgesteld.

Artikel 3

Artikel 4

Hoofdstuk II. Visa

Paragraaf 1. Visumplicht

Artikel 5

Artikel 6

Paragraaf 2. Aanvraag

Artikel 7

Artikel 8

Paragraaf 3. Besluit op aanvraag

Artikel 9

Artikel 10

Artikel 11

Artikel 12

Artikel 13

Paragraaf 4. Afgifte

Artikel 14

Hoofdstuk III. Overleg

Artikel 15

Hoofdstuk IV. Slotbepalingen

Artikel 16

Artikel 17

Artikel 18

Artikel 19