Vennootschapsbelasting en inkomstenbelasting, lijfrenten in de winstsfeer, verzamelbesluit
Vennootschapsbelasting en inkomstenbelasting, lijfrenten in de winstsfeer, verzamelbesluit
Besluit 2021-236684
- Voorafgaande besluiten
- BLKB2014/816
- Versies van huidig besluit
Opschrift
Dit besluit bevat het beleid met betrekking tot lijfrenten in de winstsfeer. Het vervangt het besluit van 3 juni 2014, nr. BLKB2014/816, Staatscourant 2014, 16111 . Gewijzigd is met name onderdeel 9.3 en volgende over wijziging van stamrechten bedongen vóór 1992 en afgetrokken in verband met de zogenoemde stakingswinst of oudedagsreserve. Het daar opgenomen omzettingsbeleid sluit in de gewijzigde tekst zoveel mogelijk aan bij de omzettingsregeling van hoofdstuk 2, artikel I, onderdeel O, negende lid, Invoeringswet Wet inkomstenbelasting 2001. De overige wijzigingen zijn zuiver redactioneel en beogen dan ook geen inhoudelijke verandering.
1. Inleiding
Dit besluit bevat het beleid met betrekking tot lijfrenten in de winstsfeer. De onderdelen 2 tot en met 7 betreffen aspecten van het regime onder de Wet IB 2001. Onderdeel 8 gaat in op lijfrenten die zijn bedongen voor de stakingswinst en de oudedagsreserve onder de regeling zoals die luidde tussen 1 januari 1992 en 1 januari 2001. Onderdeel 9 behandelt enige aspecten van lijfrenten die zijn bedongen vóór 1 januari 1992.
Tenzij anders is aangegeven, zijn de in dit besluit opgenomen goedkeuringen gebaseerd op artikel 63 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hardheidsclausule). Dit besluit is van overeenkomstige toepassing op gevallen waar in plaats van een lijfrenteverzekering wordt gekozen voor een lijfrentespaarrekening of lijfrentebeleggingsrecht als bedoeld in artikel 3.126a van de Wet IB 2001.
Waar in dit besluit sprake is van verzoeken die aan mij kunnen worden voorgelegd, kan men deze sturen naar:
Belastingdienst / Corporate Dienst Vaktechniek, Brieven en beleidsbesluiten / VPB-winst
Postbus 20201,
2500 EE Den Haag
Dit besluit werd gewijzigd bij besluit van 27 januari 2025, nr. 2025-3211, (Stcrt. 2025, 4155). De wijzigingen betroffen het volgende. In onderdeel 3.1. over de stakingslijfrente werd voorbeeld B.3 – kort gezegd – voor 100% als reëel geval aangemerkt. Onderdeel 3.2. over overdracht van de stakingslijfrente en de andere-verzekeraarsanctie werd uitgebreid met onderdeel 3.2.1.1., waarin ik melding maak van een afsplitsing waarbij de hardheidsclausule is toegepast. Tot slot werd in onderdeel 3.2.2. een verruiming opgenomen van de goedkeuring voor de situatie waarin bij een juridische fusie de verdwijnende rechtspersoon geen onderneming drijft, maar de verkrijgende rechtspersoon wel. Als onderneming geldt daarbij voortaan ook – kort gezegd – een middellijk gedreven onderneming.