Home

Procedure en werkwijze van het Instituut Mijnbouwschade Groningen 2022

Geldig van 1 oktober 2024 tot 6 december 2025
Geldig van 1 oktober 2024 tot 6 december 2025

Procedure en werkwijze van het Instituut Mijnbouwschade Groningen 2022

Opschrift

[Tekst geldig vanaf 01-10-2024 tot 06-12-2025]

Aanhef

Het Instituut Mijnbouwschade Groningen (hierna: het Instituut),

overweegt het volgende:

  • Het Instituut heeft tot taak om schade af te handelen die is ontstaan door beweging van de bodem als gevolg van de aanleg of exploitatie van een mijnbouwwerk ten behoeve van het winnen van gas uit het Groningenveld of als gevolg van de gasopslag Norg.

  • Het Instituut is bij de uitvoering van zijn taak onder meer gebonden aan de kaders van de Tijdelijke wet Groningen.

  • Hieruit volgt dat het Instituut zijn taak op onafhankelijke en rechtvaardige wijze dient uit te voeren. Hierbij dient het Instituut toepassing te geven aan het civiele aansprakelijkheids- en schadevergoedingsrecht en het bestuurs(proces)recht.

  • Binnen deze kaders heeft het Instituut ruimte om invulling te geven aan zijn taak. Hiertoe dient het Instituut op grond van artikel 10 van de Tijdelijke wet Groningen zijn eigen procedure en werkwijze vast te stellen, waarbij het een ruimhartige schadeafhandeling als uitgangspunt neemt. Daarnaast streeft het Instituut ernaar om zijn werkwijze zo voortvarend mogelijk en met oog voor de menselijke maat vorm te geven.

en stelt, gelet op artikel 10 van de Tijdelijke wet Groningen, de volgende procedure en werkwijze vast:

Hoofdstuk 1. Algemeen

Artikel 1.1. Aanvraag tot schadevergoeding

1.

Een aanvraag tot schadevergoeding als bedoeld in artikel 2 van de Tijdelijke wet Groningen wordt langs elektronische weg ingediend bij het Instituut door middel van een daartoe vastgesteld digitaal formulier.

2.

Het Instituut kan begeleiding bieden bij het indienen van de aanvraag door middel van het digitale formulier of aan de aanvrager een andere wijze van indiening ter beschikking stellen.

3.

De aanvraag bevat ten minste:

  1. de naam en het adres van de aanvrager;

  2. de dagtekening;

  3. een beschrijving naar eigen inzicht van de aard en de omvang van de schade;

  4. een aanduiding van de oorzaak van de schade;

  5. het adres en overige kenmerken van het gebouw, tenzij de aanvraag geen verband houdt met schade aan een gebouw;

  6. indien mogelijk, de datum of een inschatting van de datum waarop de schade is ontstaan;

  7. de inschatting van aanvrager of sprake zou kunnen zijn van een acuut onveilige situatie;

  8. indien van toepassing de melding dat de schade bij een ander orgaan aanhangig is gemaakt;

  9. een verklaring dat de aanvrager zijn vordering tot vergoeding van schade op de exploitant van het mijnbouwwerk, bedoeld in artikel 6:177 BW, overdraagt op de Staat der Nederlanden, ter zake van de schade waarop de aanvraag betrekking heeft.

4.

De aanvrager verschaft voorts de overige gegevens en bescheiden die voor het nemen van de beslissing op zijn aanvraag nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.

5.

Onder een aanvraag tot schadevergoeding wordt in dit artikel en de artikelen 1.2 tot en met 1.5 mede verstaan een aanvraag voor daadwerkelijk herstel als bedoeld in artikel 2.12, eerste lid.

Artikel 1.2. Ontvangst van de aanvraag

1.

Het Instituut bevestigt de ontvangst van de aanvraag tot schadevergoeding binnen een week na de ontvangst daarvan.

2.

Het Instituut stelt de aanvrager in kennis van de te volgen procedure en de termijn waarbinnen de aanvrager een besluit op zijn aanvraag kan verwachten.

Artikel 1.3. Aanvulling van de aanvraag

Artikel 1.4. Zaakbegeleider

Artikel 1.5. Benoeming deskundigen

Artikel 1.6. Besluit zonder onderzoek door deskundige

Artikel 1.7. Besluit tot schadevergoeding

Hoofdstuk 2. Fysieke schade aan een gebouw of werk

Artikel 2.1. Fysieke schade aan een gebouw of werk

Hoofdstuk 2a. Individuele maatwerkbeoordeling

Artikel 2.2. Advisering deskundigen

Artikel 2.3. Aannemersvariant

Artikel 2.4. Zienswijze

Artikel 2.5. Nadere advisering

Artikel 2.5a. Beperking nadere advisering inzake weerlegging bewijsvermoeden

Artikel 2.6. Bijkomende kosten

Artikel 2.7. Overlastvergoeding

Artikel 2.7a

Hoofdstuk 2b. Vaste vergoeding

Artikel 2.8. Vaste vergoeding

Artikel 2.8a. Vaste vergoeding voor kleine objecten of objecten met een WOZ-waarde van minder dan € 50.000

Artikel 2.8b. Aanvullende vaste vergoeding

Artikel 2.8c. Definitief aanbod aanvullende vaste vergoeding

Artikel 2.9. Omvang en opname van de schade

Artikel 2.10. Finaal karakter van de vaste vergoeding

Hoofdstuk 2c. Daadwerkelijk herstel

Paragraaf 2c.1. Algemeen

Artikel 2.11. Definities

Artikel 2.12. Daadwerkelijk herstel

Artikel 2.13. Voorwaarden daadwerkelijk herstel

Artikel 2.14. Eerder beoordeelde schades

Artikel 2.15. Finaal karakter van het besluit tot daadwerkelijk herstel

Artikel 2.16. Keuze voor herstel aannemer Instituut of herstel eigen aannemer

Paragraaf 2c.2. Herstel aannemer Instituut

Artikel 2.17. Herstel aannemer Instituut

Paragraaf 2c.3. Herstel eigen aannemer

Artikel 2.18. Keuze van de eigen aannemer

Artikel 2.19. Toegelaten aannemers

Artikel 2.20. Aanvrager geeft opdracht tot herstel

Artikel 2.21. Melden nieuwe schades of meerwerk

Hoofdstuk 3. Schade bestaande uit waardedaling

Paragraaf 3.1. Waardedaling van woningen

Artikel 3.1. Waardedaling van woningen

Artikel 3.2. Methode tot begroting waardedaling

Artikel 3.3. Peildatum

Artikel 3.4. Omvang van de waardedaling

Artikel 3.5. Finaal karakter vergoeding

Artikel 3.5a. Overgangsbepaling besluiten van 6 april 2022 tot 1 januari 2023

Artikel 3.5b. Overgangsbepaling tegemoetkoming waardedaling

Paragraaf 3.2. Waardedaling niet-woningen

Artikel 3.6. Waardedaling van een ‘niet-woning’

Artikel 3.7. Peildatum

Artikel 3.8. Omvang van de waardedaling

Artikel 3.9. Dubbelfuncties

Artikel 3.10. Finale kwijting

Paragraaf 3.3. Waardedaling agrarische cultuurgronden

Artikel 3.11. Waardedaling agrarische cultuurgronden

Hoofdstuk 4. Immateriële schade

Paragraaf 4.1. Algemene bepalingen

Artikel 4.1. Immateriële schade

Paragraaf 4.2. Immateriële schade van meerderjarige natuurlijke personen

Artikel 4.1a. Methode tot begroting immateriële schade

Artikel 4.2. Gestandaardiseerde methode

Artikel 4.3. De locatie van de woning(en)

Artikel 4.4. De veiligheidssituatie van de woning(en)

Artikel 4.5. De omvang van de fysieke schade aan de woning(en)

Artikel 4.6. De duur van de procedure(s) tot afhandeling van de fysieke schade aan de woning(en)

Artikel 4.7. Weging en vaste bedragen

Artikel 4.8. Persoonlijke impact analyse

Paragraaf 4.3. Immateriële schade van minderjarige natuurlijke personen

Artikel 4.9. Aanvraag voor minderjarige

Artikel 4.10. Methode tot begroting immateriële schade

Artikel 4.11. Gestandaardiseerde methode en vaste bedragen

Hoofdstuk 5. Acuut onveilige situatie

Artikel 5.1. Acuut onveilige situatie

Artikel 5.2. Inspectie en beoordeling

Artikel 5.3. Veiligheidsmaatregelen

Artikel 5.4. Afhandeling melding

Artikel 5.5. Informatie-uitwisseling

Hoofdstuk 6. Bezwaar

Artikel 6.1. Ontvangst

Artikel 6.2. Bezwaaradviescommissie

Artikel 6.3. Behandeling bezwaar

Artikel 6.4. Inschakeling deskundige in bezwaar

Hoofdstuk 7. Slot

Artikel 7.1. Intrekking

Artikel 7.2. Inwerkingtreding

Artikel 7.3. Citeertitel