College van Beroep voor het bedrijfsleven, 08-01-2015, ECLI:NL:CBB:2015:1, AWB 13/135 ea
College van Beroep voor het bedrijfsleven, 08-01-2015, ECLI:NL:CBB:2015:1, AWB 13/135 ea
Gegevens
- Instantie
- College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Datum uitspraak
- 8 januari 2015
- Datum publicatie
- 8 januari 2015
- ECLI
- ECLI:NL:CBB:2015:1
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBROT:2013:BY9423, Overig
- Zaaknummer
- AWB 13/135 ea
- Relevante informatie
- Telecommunicatiewet [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 28-06-2025]
Inhoudsindicatie
Buiten behandeling laten aanvraag vergunning voor het gebruik van frequentieruimte voor landelijke commerciële radio-omroep kavel A7. Geen exceptieve toetsing van de Regeling eenmalig bedrag kavel A7.
Uitspraak
uitspraak
zaaknummers: 13/135, 13/141, 13/145, 13/146 en 13/147
15321
1. de minister van Economische Zaken (minister), appellant in zaak 13/135,
(gemachtigde: mr. J. Sijbrandij),
2. Ad Venture Radio B.V.te Amsterdam (AVR), appellante in zaak 13/141,
(gemachtigde: prof. mr. dr. S.H.J. Gijrath),
3. Radio 538 B.V.te Hilversum (Radio 538), appellante in zaak 13/145 en derde-partij in de zaken 13/135 en 13/141,
(gemachtigde: mr. M.I. Robichon-Lindenkamp),
4. Sky Radio Nederland B.V.te Naarden (Sky Radio), appellante in zaak 13/146,
(gemachtigde: mr. Q.R. Kroes),
5. Q-Music Nederland B.V.te Naarden (Q-Music), appellante in zaak 13/147,
(gemachtigde: mr. Q.J. Tjeenk Willink),
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 23 januari 2013, kenmerk AWB 12/386, in het geding tussen
Procesverloop in hoger beroep
Appellanten hebben hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 23 januari 2013, ECLI:NL:RBROT:2013:BY9423.
De minister heeft de vertrouwelijke versie van een aantal gedingstukken overgelegd en met verwijzing naar artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) medegedeeld dat uitsluitend het College kennis zal mogen nemen van deze stukken. Bij beslissing van 2 oktober 2014 heeft het College de gevraagde beperking van de kennisneming gerechtvaardigd geacht. Partijen hebben, voor zover nodig, het College toestemming verleend om mede op grondslag van die stukken uitspraak te doen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 november 2014. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.
Grondslag van het geschil
Voor een uitgebreide weergave van het verloop van de procedure, het wettelijk kader en de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden, voor zover niet bestreden, wordt verwezen naar de aangevallen uitspraak. Het College volstaat met het volgende.
AVR heeft op 9 juni 2011 een aanvraag ingediend voor een vergunning voor het gebruik van frequentieruimte voor landelijke commerciële radio-omroep voor kavel A7. Bij besluit van 21 juli 2011 (het primaire besluit) heeft de minister op grond van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht besloten de aanvraag niet in behandeling te nemen, omdat AVR, ook nadat haar de mogelijkheid is geboden om het verzuim te herstellen, geen waarborgsom heeft gestort of bankgarantie heeft overgelegd ter grootte van 1/6 deel van het eenmalig bedrag voor kavel A7 en eveneens verzuimd had het eenmalig bedrag in het bedrijfsplan te verwerken. Het eenmalig bedrag voor kavel A7 was neergelegd in artikel 2 van de Regeling vaststelling eenmalig bedrag uitgifte kavel A7 2011 (Stcrt 2011, nr. 7600; hierna: Regeling eenmalig bedrag kavel A7).
Bij besluit van 16 december 2011 (het bestreden besluit), waartegen het beroep bij de rechtbank was gericht, heeft de minister het bezwaar van AVR ongegrond verklaard.
Uitspraak van de rechtbank
De rechtbank heeft het beroep van AVR gegrond verklaard. De rechtbank is van oordeel dat de minister de genoemde eisen voor het indienen van een aanvraag mocht stellen. De rechtbank volgt niet het standpunt van de minister dat dat de vraag over het al dan niet verbindend zijn van de Regeling eenmalig bedrag kavel A7 in het kader van de aanvraagprocedure niet aan de orde kan komen doch eerst nadat de frequentievergunning is verleend en vervolgens het eenmalig bedrag via een factuur (beschikking) wordt opgelegd. De rechtbank beziet of de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand kunnen blijven en is van oordeel dat minister op grond van een gedegen en uitvoerig onderzoek door SEO en op basis van de financiële en economische stand van zaken in die tijd, in redelijkheid heeft kunnen komen tot de vaststelling van het eenmalig bedrag voor kavel A7. AVR heeft volgens de rechtbank niet aannemelijk gemaakt dat de waarde van dat kavel nul euro bedraagt. De rechtbank komt tot de slotsom dat de beroepsgronden van AVR niet kunnen leiden tot het oordeel dat de Regeling eenmalig bedrag kavel A7 in strijd is met een hogere regeling en een toetsing aan de algemene rechtsbeginselen niet zou kunnen doorstaan. De rechtbank laat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit daarom in stand.