Home

College van Beroep voor het bedrijfsleven, 14-12-2017, ECLI:NL:CBB:2017:398, 16/699 en 16/700

College van Beroep voor het bedrijfsleven, 14-12-2017, ECLI:NL:CBB:2017:398, 16/699 en 16/700

Gegevens

Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Datum uitspraak
14 december 2017
Datum publicatie
14 december 2017
ECLI
ECLI:NL:CBB:2017:398
Zaaknummer
16/699 en 16/700

Inhoudsindicatie

Accountantstucht: Het betreft een persoonsgericht onderzoek door de accountant naar de aanspraken van een burgemeester op verschillende vergoedingen. De accountant heeft het door hem gebruikte onderscheid tussen materiële en formele rechtmatigheid onvoldoende toegelicht. De conclusies over de rechtmatigheid van de verstrekte vergoedingen zijn zonder een nadere toelichting niet begrijpelijk en ontberen een deugdelijke grondslag.

Uitspraak

uitspraak

Zaaknummers: 16/699 en 16/700

20150

uitspraak van de meervoudige kamer van 14 december 2017 op de hoger beroepen van:

(Hart voor Bussum)

(gemachtigde: mr. J.T. de Rooy-Kolkman),

en

( [naam 1] )

(gemachtigden: mr. drs. J.F. Garvelink en mr. W.K. van den Berg)

tegen de uitspraak van de accountantskamer van 20 juni 2016, gegeven op een klacht, door Hart voor Bussum en de vereniging Gooise Ouderen Partij ingediend tegen [naam 1] .

Procesverloop in hoger beroep

Zowel Hart voor Bussum als [naam 1] hebben hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de accountantskamer van 20 juni 2016, met nummer 15/2122Wtra AK (www.tuchtrecht.nl, ECLI:NL:TACAKN:2016:49).

Hart voor Bussum en [naam 1] hebben over en weer een schriftelijke reactie op het hogerberoepschrift van de ander gegeven.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 juli 2017.

Namens Hart voor Bussum is verschenen [naam 5] , bijgestaan door haar gemachtigde. [naam 1] is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigden.

Grondslag van het geschil

1.1

Voor een uitgebreide weergave van het verloop van de procedure en de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden, voor zover niet bestreden, wordt verwezen naar de inhoud van de bestreden uitspraak van de accountantskamer, die als hier ingelast wordt beschouwd. Het College volstaat met het volgende.

1.2

[naam 1] staat sinds 17 januari 1996 ingeschreven als registeraccountant in het register, laatstelijk als accountant in business. Hij is als hoogleraar verbonden aan de Nyenrode Business Universiteit en aan de Universiteit Leiden.

1.3

Hart voor Bussum – inmiddels bekend onder de naam Hart voor BNM – is een politieke partij die deel uitmaakte van de gemeenteraad in de gemeente Bussum. De gemeente Bussum is met ingang van 1 januari 2016 opgegaan in de gemeente Gooise Meren.

1.3

Bij Koninklijk Besluit van 20 juni 2013 is [naam 2] ( [naam 2] ) per 2 juli 2013 benoemd tot burgemeester van Bussum. Na zijn benoeming is [naam 2] niet naar Bussum verhuisd. Zijn woning in Oost-Gelre – naar in 2015 bleek een huurwoning – heeft [naam 2] aangehouden en met ingang van december 2014 onderverhuurd. [naam 2] heeft na zijn benoeming eerst verbleven bij zijn zus in Huis ter Heide en is op enig moment bij zijn vriendin in Baarn ingetrokken. Aan [naam 2] zijn vanaf zijn benoeming een pensionkostenvergoeding en reiskostenvergoedingen verstrekt en vanaf 19 november 2014 ook een maaltijdkostenvergoeding.

1.4

Begin 2015 is in de gemeenteraad van Bussum discussie ontstaan, onder meer over de vraag of aan [naam 2] rechtsgeldig een ontheffing was verleend met betrekking tot het voor burgemeesters geldende woonplaatsvereiste, of hij op rechtmatige wijze de pensionkosten-, reiskosten- en maaltijdvergoeding betaald heeft gekregen en of hij aan de gemeenteraad voldoende openheid van zaken had gegeven over zijn woonsituatie in Oost-Gelre. Naar aanleiding hiervan heeft [naam 2] in mei 2015 de door hem ontvangen pensionkostenvergoeding ad € 13.598,03 aan de gemeente terugbetaald.

1.5

Op 18 mei 2015 is [naam 1] benaderd door Commissaris van de Koning J.W. Remkes (CdK) met de vraag of hij bereid en beschikbaar was om onderzoek te doen naar onder meer bovengenoemde vragen. [naam 1] heeft zich daartoe bereid verklaard en nog diezelfde dag is een persbericht van de CdK uitgegaan waarin het onderzoek werd aangekondigd.

1.6

Op 21 mei 2015 heeft de CdK mondeling de opdracht aan [naam 1] verstrekt tot het verrichten van het desbetreffende onderzoek. [naam 1] heeft de opdracht mondeling geaccepteerd. Vervolgens heeft de CdK op dezelfde dag aan [naam 1] een schriftelijke bevestiging per e-mail gestuurd. De onderzoeksopdracht is vervolgens ook openbaar gemaakt.

1.7

De werkzaamheden van [naam 1] in het kader van zijn onderzoek hebben onder meer bestaan uit het bestuderen van relevante documenten en het houden van interviews met 23 personen, onder wie alle fractievoorzitters van de gemeenteraad van Bussum, een fractielid van Hart voor Bussum, een fractielid van de Gooise Ouderenpartij, een aantal wethouders en [naam 2] . De gespreksverslagen – opgesteld door de externe notuliste – zijn ter correctie en accordering aan de geïnterviewden aangeboden. Van de mogelijkheid tot correctie, aanvulling en aanlevering van feitenmateriaal is ook gebruik gemaakt.

1.8

Hangende het onderzoek, op 11 juni 2015, is [naam 2] teruggetreden als burgemeester.

1.9

Op 22 juni 2015 heeft [naam 1] het conceptrapport aan [naam 2] voorgelegd in het kader van wederhoor. Het conceptrapport is niet voorgelegd aan de andere geïnterviewden.

1.10

Op 24 juni 2015 heeft [naam 1] zijn eindrapport (het rapport) uitgebracht aan de CdK. De CdK heeft het rapport ter beschikking gesteld aan [naam 2] en aan de fractievoorzitters. Vervolgens is het rapport openbaar gemaakt en besproken in de gemeenteraad van Bussum. De verschillende fracties hebben daaraan voorafgaand op 29 juni 2015 een groot aantal vragen aan [naam 1] gesteld. [naam 1] heeft deze vragen bij brief van 30 juni 2015 aan de griffier van de gemeente beantwoord.

1.11

Op 27 augustus 2015 heeft de CdK een brief met een bevestiging van de op 21 mei 2015 telefonisch verstrekte onderzoeksopdracht aan de Nyenrode Business Universiteit gestuurd. Bij deze brief zijn de eerder gemailde en gepubliceerde onderzoeksvragen en de algemene inkoopvoorwaarden (AIV) van de provincie gevoegd.

Uitspraak van de accountantskamer

2.1

De klacht, zoals weergegeven in de uitspraak van de accountantskamer, welke weergave door partijen niet wordt bestreden, houdt in dat [naam 1] heeft gehandeld in strijd met de voor hem geldende gedrags- en beroepsregels. Er zijn 14 klachtonderdelen geformuleerd die als volgt luiden:

1) [naam 1] had, zonder dat vooraf in een schriftelijke opdrachtverstrekking inzichtelijk is gemaakt wat exact de overeengekomen doelstelling, aard en reikwijdte van de verrichte werkzaamheden is en de condities waaronder deze verricht worden, en door ermee akkoord te gaan dat de onderliggende opdrachtverstrekking pas na afloop van het onderzoek zal plaatsvinden en zonder voldoende waarborgen ter zake het vermijden van de schijn van partijdigheid en de schijn van niet-onafhankelijkheid, de opdracht niet mogen aanvaarden.

2) [naam 1] heeft ten onrechte niet vooraf aan alle beoogde gebruikers en onderzochte personen melding gemaakt van de op zijn onderzoek van toepassing zijnde (algemene) voorwaarden, zelfs niet in zijn rapport, en verzuimd vooraf en in zijn rapport duidelijkheid te verstrekken over de status van zijn rapport.

3) [naam 1] heeft zich niet gehouden aan de scope van zijn onderzoek en dat bovendien niet verantwoord in zijn rapport.

4) [naam 1] heeft, door zijn onjuiste vooringenomen standpunt over de kern van de casus en de openheid van [naam 2] , zich onvoldoende objectief opgesteld en onvoldoende zorgvuldigheid betracht.

5) [naam 1] heeft een misleidende en onjuiste inkleuring gegeven aan de onderzoeksvragen die in het onderzoek centraal staan en ten onrechte een onderzoeksopdracht geaccepteerd waarbij de opdrachtgever sturend kon optreden.

6) [naam 1] signaleert misverstanden die er niet zijn, houdt zich daarbij wederom niet aan de onderzoeksvragen en creëert met het opwerpen van voor zijn onderzoek niet relevante onderwerpen, zoals de media-aandacht achteraf, vertroebeling en verwarring.

7) Om de door [naam 2] onrechtmatig ontvangen vergoedingen recht te praten, beroept [naam 1] zich ten onrechte op impliciete besluitvorming en beroept zich ten onrechte op het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

8) Uit hoe [naam 1] op pagina 11 van het rapport meent zijn onderzoek te kunnen samenvatten, staat vast dat betrokkene de kwintessens van zijn opdracht gemist heeft, nu zijn samenvatting niet aansluit op zijn beweerdelijke opdracht als verwoord onder “I. Opdracht” op pagina 12 en pagina 13 van het rapport, waarbij [naam 1] tevens ten onrechte een keuze suggereert.

9) Het is laakbaar en ernstig verwijtbaar dat [naam 1] geen wederhoor heeft toegepast en dit ten onrechte probeert te rechtvaardigen met verwijzing naar zijn opdracht.

10) [naam 1] heeft ten onrechte en in strijd met de in het rapport opgenomen opdracht diverse onderdelen van de onderzoeksvragen niet behandeld en zich er ten onrechte op beroepen dat daarvoor te weinig tijd zou zijn, dan wel dat hij het van ondergeschikt belang vond en heeft daarnaast verzuimd voor zijn onderzoek belangrijke aspecten in het rapport op te nemen.

11) [naam 1] heeft in zijn rapport Hart voor Bussum onterecht en onnodig beschadigd, door buiten de onderzoeksvragen om suggestieve, onjuiste en denigrerende uitlatingen met betrekking tot de fractievoorzitter van die partij en haar raadsleden te doen die als een rode draad door het rapport heen lopen en aan betreffende personen zelfs niet de mogelijkheid te bieden daar in het kader van wederhoor op te reageren.

12) [naam 1] heeft in zijn rapport onnodig en ten onrechte uit een beschikking van de familiekamer van “het Gerechtshof” geciteerd en stelselmatig op meerdere plaatsen in zijn rapport, onnodig anderen een zwarte piet toegeschoven.

13) [naam 1] heeft als juridisch geschoold accountant en onder de vlag van zijn statuur en achtergrond (hoogleraar forensische accountancy), niet op professionele wijze uitvoering gegeven aan zijn onderzoek, de waarheid geweld aangedaan en een onjuiste juridische analyse gemaakt, terwijl juist hij vanuit zijn achtergrond en expertise in ieder geval (meer dan) voldoende twijfel moet hebben gehad over de juistheid van zijn analyse en conclusies.

14) [naam 1] heeft ten onrechte geen, althans onvoldoende, aandacht besteed aan de (bedenkelijke) rol van zijn opdrachtgever, de risico’s van bedreigingen van diens rol voor het onderzoek en [naam 1] heeft geen, althans onvoldoende, (zichtbare) stappen ondernomen om de risico’s van deze bedreigingen voor het onderzoek weg te nemen.

2.2

Bij de bestreden uitspraak heeft de accountantskamer klachtonderdeel 3 gedeeltelijk gegrond verklaard en de klacht voor het overige ongegrond verklaard. De accountantskamer heeft [naam 1] geen maatregel opgelegd.

Beoordeling van het geschil in hoger beroep

Beslissing