Home

College van Beroep voor het bedrijfsleven, 03-05-2022, ECLI:NL:CBB:2022:204, 21/443

College van Beroep voor het bedrijfsleven, 03-05-2022, ECLI:NL:CBB:2022:204, 21/443

Gegevens

Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Datum uitspraak
3 mei 2022
Datum publicatie
3 mei 2022
ECLI
ECLI:NL:CBB:2022:204
Formele relaties
Zaaknummer
21/443
Relevante informatie
Wet op het financieel toezicht [Tekst geldig vanaf 18-03-2025 tot 28-06-2025]

Inhoudsindicatie

Hoger beroep. Wet op het financieel toezicht. Algemene wet bestuursrecht. Te laat bezwaar van (onder meer) FNV Havens tegen het besluit van DNB waarbij DNB heeft ingestemd met de overgang van de verzekeringsportefeuille van Optas naar Aegon. Geen verschoonbare termijnoverschrijding. Het College bevestigt de uitspraak van de rechtbank.

Uitspraak

uitspraak

Zaaknummer: 21/443

1. FNV Havens en 21 natuurlijke personen ,appellanten sub 1,

2. DFSD Seaways B.V. en 11 andere vennootschappen, appellanten sub 2

(gemachtigde: mr. A.W. van Leeuwen),

tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 26 februari 2021, kenmerk ROT 19/4875, in het geding tussen

(gemachtigden: mr. A.J. Boorsma en mr. S.O. Visch).

Procesverloop in hoger beroep

Appellanten sub 1 en 2 (appellanten) hebben hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam (rechtbank) van 26 februari 2021 (ECLI:NL:RBROT:2021:1485).

DNB heeft een reactie op het hogerberoepschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 april 2022, waar appellanten en DNB bij hun gemachtigden zijn verschenen. Voor appellanten zijn tevens verschenen [naam 1] en [naam 2] . Voor DNB zijn tevens verschenen mr. [naam 3] , [naam 4] , [naam 5] en [naam 6] .

Grondslag van het geschil

1.1

Voor een uitgebreide weergave van het verloop van de procedure, het wettelijk kader en de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden, voor zover niet bestreden, wordt verwezen naar de aangevallen uitspraak. Het College volstaat met het volgende.

1.2

Optas Pensioenen N.V. (Optas), een levensverzekeraar, was sinds 2007 een dochteronderneming van Aegon Levensverzekering N.V. (Aegon). Bij Optas waren tienduizenden polishouders, waaronder de bij appellanten sub 1 genoemde 21 natuurlijke personen, met een levensverzekering aangesloten.

1.3

Op 4 september 2018 heeft Optas aan DNB verzocht in te stemmen met de voorgenomen overgang van de rechten en verplichtingen uit alle levensverzekeringen (de gehele verzekeringsportefeuille) bij een juridische fusie van Optas, als verdwijnende rechtspersoon, met Aegon, als verkrijgende rechtspersoon. Optas heeft in drie landelijke dagbladen bekendgemaakt dat zij voornemens is om met ingang van 1 januari 2019 de rechten en verplichtingen uit alle overeenkomsten van levensverzekering in de portefeuille van Optas te laten overgaan naar Aegon. Van dit voornemen heeft Optas op 5 november 2018 ook in de Staatscourant (2018, nr. 62174) mededeling gedaan. Daarbij is vermeld dat polishouders zich binnen 30 dagen na dagtekening van deze Staatscourant bij DNB schriftelijk kunnen verzetten tegen de overgang en dat, indien een vierde of meer van de polishouders zich binnen deze termijn tegen de overgang heeft verzet, de overgang niet zal volgen.

1.4

Bij brief van 13 november 2018 heeft FNV Havens aan DNB meegedeeld dat en waarom zij en polishouders bedenkingen hebben bij die overgang. Op 11 december 2018 heeft een gesprek tussen DNB en FNV Havens plaatsgevonden. Bij e-mail van 12 december 2018 heeft FNV Havens DNB bedankt voor, wat zij noemt, de hoorzitting en haar opmerkingen nogmaals kort weergeven. Bij e-mail van 13 december 2018 heeft DNB FNV Havens in reactie hierop meegedeeld dat zij een helder beeld heeft gekregen van de zorgpunten en dat DNB, als zij nog aanvullende vragen heeft, dit laat weten.

1.5

Bij besluit van 26 februari 2019 (het instemmingsbesluit) heeft DNB ingestemd met de overgang van de rechten en verplichtingen uit alle levensverzekeringen bij de juridische fusie. Dit besluit is op die datum bekendgemaakt door toezending aan Optas en Aegon.

1.6

Bij e-mail van 27 maart 2019 heeft FNV Havens DNB – kort gezegd – meegedeeld dat zij al vanaf 8 maart 2019 in de wandelgangen bij Aegon hoort dat DNB goedkeuring heeft verleend, maar dat zij hierover niets kan terugvinden. Daarbij heeft zij gevraagd naar de stand van zaken met betrekking tot de voorgenomen fusie tussen Optas en Aegon en of er al een publicatie in de Staatscourant is geweest van de beslissing van DNB. Bij e-mail van 28 maart 2019 heeft DNB hierop gereageerd met de mededeling dat zij vanwege haar geheimhoudingsplicht niet kan ingaan op de uitkomst van haar beoordeling. Daarbij heeft DNB opgemerkt dat haar besluit wordt toegestuurd aan de overdragende verzekeraar en dat, indien sprake is van een instemmend besluit, deze verzekeraar dit moet communiceren via de Staatscourant. In reactie hierop heeft FNV Havens DNB bij brief van 29 maart 2019 verzocht binnen tien dagen aan te geven hoe DNB met haar bezwaren/opmerkingen en zorgpunten is omgegaan en hoe dit heeft bijgedragen aan het veilig stellen van de belangen van de polishouders.

1.7

Aegon heeft in de Staatscourant van 2 april 2019 (2019, nr. 14032) aan de polishouders bekendgemaakt dat met instemming van DNB, verleend bij besluit van 26 februari 2019, de rechten en verplichtingen uit alle levensverzekeringen zijn overgegaan naar Aegon met ingang van 1 april 2019, de dag volgende op die waarop de notariële akte van de fusie is verleden.

1.8

In reactie op de brief van FNV Havens van 29 maart 2019 heeft DNB FNV Havens bij brief van 12 april 2019 geïnformeerd over de procedure die is doorlopen en meegedeeld dat zich niet een vierde of meer van de polishouders tegen de voorgenomen overgang heeft verzet, waarna DNB, zoals uit de mededeling van Aegon in de Staatscourant kan worden afgeleid, instemming heeft verleend aan de overgang van de rechten en verplichtingen van Optas aan Aegon. Daarbij heeft DNB opgemerkt dat uit het feit dat zij instemming heeft verleend, kan worden geconcludeerd dat DNB van mening is dat de bezwaren die FNV Havens heeft geuit in het kader van de overgang afdoende zijn geadresseerd.

1.9

Op 7 mei 2019 en 9 mei 2019 hebben respectievelijk appellanten sub 1 en appellanten sub 2 een bezwaarschrift ingediend tegen het instemmingsbesluit.

1.10

Bij besluit van 12 augustus 2019 (het bestreden besluit), waartegen het beroep bij de rechtbank was gericht, heeft DNB de bezwaren van appellanten niet-ontvankelijk verklaard. Volgens DNB zijn de bezwaarschriften eerst na afloop van de bezwaartermijn ingediend, terwijl redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat dit verzuim verschoonbaar moet worden geacht.

Uitspraak van de rechtbank

2.1

De rechtbank heeft het beroep van appellanten ongegrond verklaard.

2.2

De rechtbank heeft, voor zover voor het hoger beroep van belang, het volgende overwogen.

“(...)3.4. Volgens vaste rechtspraak (bijvoorbeeld de uitspraken van het College van Beroep voor het bedrijfsleven van 12 februari 2019, ECLI:NL:CBB:2019:62 en van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 25 februari 2015, ECLI:NL:RVS:2015:556) dient een belanghebbende die niet door middel van kennisgeving of publicatie op de hoogte is gesteld van een op juiste wijze bekendgemaakt besluit, in beginsel binnen twee weken nadat hij van het bestaan van dat besluit op de hoogte is geraakt daartegen op te komen. De wettelijke termijn vangt niet opnieuw aan.

3.5.

Niet is in geschil dat [appellanten] met de brief van DNB van 12 april 2019 van het bestaan van het instemmingsbesluit op de hoogte zijn geraakt en dat zij niet binnen twee weken daarna bezwaar hebben gemaakt tegen dit besluit. Voor zover [appellanten] moeten worden gevolgd in hun standpunt dat DNB ten onrechte niet heeft voldaan aan artikel 3:43 van de Awb, biedt dit geen reden om van deze twee weken termijn af te wijken. Een eventuele schending van de mededelingsplicht als bedoeld in dit artikel laat onverlet dat binnen twee weken bezwaar kan worden gemaakt. Ditzelfde geldt voor de stelling van [appellanten] dat pas na kennisneming van het instemmingsbesluit en de inhoud daarvan een verantwoorde afweging kan worden gemaakt over het al dan niet maken van bezwaar tegen dit besluit. Nog daargelaten dat [appellanten] reeds in mei 2019 tegen dit besluit bezwaar hebben gemaakt terwijl zij pas in juli 2019 van dit besluit en de inhoud daarvan kennis hebben genomen, volgt uit de in 3.4 genoemde vaste rechtspraak dat het er niet om gaat dat [appellanten] op de hoogte zijn gebracht van de precieze inhoud en de bewoordingen van het instemmingsbesluit, maar dat zij op de hoogte zijn geraakt van het bestaan van dit besluit. De wijze waarop [appellanten] op de hoogte zijn geraakt van het bestaan van het instemmingsbesluit, noch of dit pas na de nodige correspondentie met DNB is gebeurd, doen daarbij ter zake. Op het moment dat [appellanten] van het bestaan van het instemmingsbesluit op de hoogte zijn geraakt, kunnen zij immers een summier bezwaarschrift indienen, desgewenst met het verzoek de gronden van het bezwaar te mogen aanvullen nadat zij inhoudelijk (meer) informatie hebben verkregen. Mocht op grond van die informatie worden geconcludeerd dat de bezwaren die FNV Havens heeft geuit in het kader van de portefeuilleovergang afdoende zijn geadresseerd, dan kunnen [appellanten] hun bezwaren desgewenst intrekken. Met deze gang van zaken zijn nauwelijks kosten gemoeid, zodat de door FNV Havens genoemde plicht zorgvuldig en efficiënt met haar financiële middelen om te gaan reeds om die reden niet tot een ander oordeel kan leiden.

(...)”

Beoordeling van het geschil in hoger beroep

Beslissing