College van Beroep voor het bedrijfsleven, 08-08-2023, ECLI:NL:CBB:2023:410, 21/1330
College van Beroep voor het bedrijfsleven, 08-08-2023, ECLI:NL:CBB:2023:410, 21/1330
Gegevens
- Instantie
- College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Datum uitspraak
- 8 augustus 2023
- Datum publicatie
- 8 augustus 2023
- ECLI
- ECLI:NL:CBB:2023:410
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBROT:2021:10042, Overig
- Zaaknummer
- 21/1330
- Relevante informatie
- Mededingingswet [Tekst geldig vanaf 01-01-2023 tot 01-07-2025]
Inhoudsindicatie
Algemeenbelangbesluit. Artikel 25h, vijfde lid, Mededingingswet. Artikel 3:3 Algemene wet bestuursrecht.
De raad beoogt met het algemeenbelangbesluit een deel van de markt dat door particuliere ondernemingen wordt bediend, voor zichzelf te reserveren. Het op deze wijze invulling geven aan het algemeen belang is in strijd met het doel en de strekking van de Wet Markt en Overheid en met artikel 3:3 van de Awb, waarin is bepaald dat het bestuursorgaan de bevoegdheid tot het nemen van een besluit niet gebruikt voor een ander doel dan waarvoor die bevoegdheid is verleend (het zogenoemde verbod van “détournement de pouvoir”). De rechtbank heeft het besluit terecht vernietigd.
Uitspraak
uitspraak
zaaknummer: 21/1330
(gemachtigden: mr. C.P. Posthuma en mr. L.M.M. Joosten)
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 14 oktober 2021, kenmerk ROT 20/6141, ROT 20/6149 en ROT 20/6151, in de gedingen tussen
en
[naam 1] , te [woonplaats 1] en
[naam 2] , te [woonplaats 2]
(samen: [naam 1 en naam 2] )
(gemachtigde: mr. T.E. van der Bent),
[naam 3] , te [woonplaats 3] , en
de in de bijlage bij deze uitspraak vermelde (andere) partijen
(samen: [naam 3] en anderen)
(gemachtigde: mr. P.A.M. Broers),
[naam 4] (voorheen: [naam 5] ), te [woonplaats 4] ( [naam 4] )
(gemachtigde: mr. M.N.G. Brok)
Procesverloop in hoger beroep
De raad heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 14 oktober 2021 (ECLI:NL:RBROT:2021:10042) (de aangevallen uitspraak).
[naam 1 en naam 2] , [naam 3] en anderen en [naam 4] (samen: de bewindvoerders) hebben afzonderlijk een schriftelijke uiteenzetting over het hoger beroep gegeven.
Naar aanleiding van de aangevallen uitspraak heeft de raad op 8 maart 2022 een nieuw besluit genomen (het vervangingsbesluit).
De raad heeft nadere stukken ingezonden.
De bewindvoerders hebben afzonderlijk een schriftelijke uiteenzetting over het vervangingsbesluit gegeven. Daarop heeft de raad schriftelijk gereageerd.
De zitting was op 2 november 2022. Aan de zitting hebben deelgenomen, namens de raad: [naam 6] , bijgestaan door de gemachtigden van de raad, namens [naam 1 en naam 2] : [naam 7] en [naam 8] , bijgestaan door hun gemachtigde, namens [naam 3] en anderen: [naam 9] en mr. [naam 10] , bijgestaan door de gemachtigde van [naam 3] en anderen, en namens [naam 4] : haar gemachtigde.
Het College heeft met partijen besproken dat zij na de zitting de mogelijkheden zullen verkennen om gezamenlijk tot een convenant te komen en het College zullen informeren over de uitkomst. Partijen hebben het College inmiddels bericht dat er geen convenant tot stand zal komen en hebben verzocht om uitspraak te doen.
Grondslag van het geschil
Met het besluit van 16 september 2020 heeft de raad op grond van artikel 25h, zesde lid, van de Mededingingswet (Mw) het aanbieden van beschermingsbewind voor inwoners van de gemeente ’s-Hertogenbosch die recht hebben op vergoeding vanuit de bijzondere bijstand, aangewezen als een activiteit die plaatsvindt in het algemeen belang als bedoeld in artikel 25h, vijfde lid, van de Mw (het algemeenbelangbesluit). Artikel 25h van de Mw is een van de bepalingen van hoofdstuk 4b van de Mw. Dat hoofdstuk is ingevoegd bij de met ingang van 1 juli 2012 in werking getreden Wet van 24 maart 2011, Stb. 2011, nr. 162, ook wel Wet Markt en Overheid genoemd. Gelijktijdig met het algemeenbelangbesluit heeft de raad de Verordening nadeelcompensatie ten gevolge van het algemeen belang besluit “bewindvoering in eigen beheer” vastgesteld (de Verordening nadeelcompensatie).
Beschermingsbewind houdt in dat een bewindvoerder de vermogensrechtelijke belangen waarneemt van personen die zelf deze verantwoordelijkheid niet meer kunnen dragen. Dit bewind is bedoeld voor personen die om lichamelijke of psychische redenen of als gevolg van verkwisting of het hebben van problematische schulden tijdelijk (of blijvend) niet in staat zijn hun financiële belangen te behartigen. Op grond van artikel 1:431, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) bepaalt de kantonrechter of bewind wordt ingesteld. In artikel 1:435, tweede lid, van het BW is bepaald dat de kantonrechter bij de benoeming de uitdrukkelijke voorkeur van de rechthebbende volgt, tenzij gegronde redenen zich tegen zodanige benoeming verzetten. De bewindvoerderskosten worden in beginsel gedragen door degene van wie goederen onder bewind worden gesteld. Personen met een beperkte financiële draagkracht kunnen aanspraak maken op vergoeding van die kosten vanuit de bijzondere bijstand, bedoeld in artikel 35, eerste lid, van de Participatiewet.
De raad heeft het algemeenbelangbesluit genomen omdat de kosten van bewindvoering vanuit de bijzondere bijstand voortdurend stijgen. Er is al jaren sprake van overschrijding van de begroting en de verwachting is dat de kosten ook de komende jaren zullen blijven oplopen. Hierdoor dreigen andere uitgaven van de gemeente binnen het sociale domein in de knel te komen. Deze situatie is volgens de raad niet langer verantwoord. Daarnaast stelt de raad zich op het standpunt dat de gemeente de kwaliteit van de dienstverlening aan inwoners kan optimaliseren doordat zij zo komt te beschikken over het gehele pakket aan schulddienstverlening (inclusief bewindvoering). Hierdoor kan de gemeente maatwerk leveren. Bovendien zijn de bewindvoerders van de gemeente volledig op de hoogte van alle lokale regelingen en kunnen zij aanvullende diensten inzetten vanuit het sociale domein. Uiteindelijk beoogt de raad met het algemeenbelangbesluit de instroom voor beschermingsbewind te beperken en de uitstroom te vergroten en te versnellen.
Uitspraak van de rechtbank
2. De bewindvoerders hebben afzonderlijk (rechtstreeks) beroep ingesteld tegen het algemeenbelangbesluit. De rechtbank heeft de beroepen gegrond verklaard en het algemeenbelangbesluit vernietigd omdat het, in strijd met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), onvoldoende zorgvuldig is voorbereid en niet draagkrachtig is gemotiveerd. De rechtbank heeft overwogen dat de raad niet inzichtelijk heeft gemaakt dat de gewenste beperking van de instroom en de vergroting en versnelling van de uitstroom daadwerkelijk kunnen worden bereikt. Daarmee is onduidelijk of de doelstelling van het algemeenbelangbesluit door het gratis aanbieden van beschermingsbewind daadwerkelijk wordt bereikt. Daarnaast is geen onderzoek gedaan naar de kwaliteit van de bewindvoering in de gemeente ’s-Hertogenbosch en is de stelling dat een integrale aanpak leidt tot een betere kwaliteit niet onderbouwd. Ook heeft de raad niet onderkend dat een onderdeel van kwaliteit is dat er in beginsel een keuzemogelijkheid is voor rechthebbenden, waar het BW ook van uitgaat, terwijl die keuzemogelijkheid juist voor de beoogde doelgroep komt te vervallen. Tot slot heeft de rechtbank overwogen dat de raad niet voldoende heeft uitgelegd waarom niet kan worden volstaan met minder ingrijpende maatregelen. De alternatieve maatregelen zijn afgewezen zonder dat ze in onderlinge samenhang zijn onderzocht.