Home

College van Beroep voor het bedrijfsleven, 23-01-2024, ECLI:NL:CBB:2024:25, 23/97

College van Beroep voor het bedrijfsleven, 23-01-2024, ECLI:NL:CBB:2024:25, 23/97

Gegevens

Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Datum uitspraak
23 januari 2024
Datum publicatie
23 januari 2024
ECLI
ECLI:NL:CBB:2024:25
Formele relaties
Zaaknummer
23/97
Relevante informatie
Meststoffenwet [Tekst geldig vanaf 01-01-2024]

Inhoudsindicatie

Hoger beroep. Overtredingen van de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet en het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet. In geschil is of de minister de overtredingen heeft bewezen. Het College is van oordeel dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de onderneming bij 288 vrachten in 2012 en 2013 het Vervoersbewijs Dierlijke Meststoffen (VDM) niet goed heeft ingevuld. Voor de overtreding dat bij een groot aantal vrachten het fosfaat- en stikstofgehalte van mestmonsters niet op de juiste manier is bepaald, is het College van oordeel dat de rechtbank slechts ten aanzien van 24 vrachten terecht heeft geoordeeld dat de minister voldoende bewijs heeft geleverd. Door onderzoek aan de voor die 24 vrachten aan het laboratorium ingezonden mestmonsters staat vast dat die monsters zijn gemanipuleerd. Voor de overige vrachten geldt dat niet daadwerkelijk is geconstateerd dat er met mestmonsters is gefraudeerd. De minister heeft de manipulatie van mestmonsters afgeleid uit door NVWA-toezichthouders gemaakte Excel-bestanden waarin per silo de aan- en afvoer van mest is vermeld en het door hen berekende voortschrijdend gemiddelde aan fosfaat en stikstof. Daarbij zijn de toezichthouders voor iedere vracht waarbij het geregistreerde fosfaat- en/of stikstofgehalte op het moment van de afvoer meer dan 50% afweek van het berekende voortschrijdend gemiddelde in de silo, ervan uitgegaan dat de mestmonsters waren gemanipuleerd. Het College is van oordeel dat die Excel-bestanden onvoldoende bewijs van de overtreding opleveren. Dit omdat die bestanden geen exacte weergave van de werkelijkheid bevatten en er sprake is van diverse factoren die ruimte laten voor twijfel. Die twijfel wordt niet weggenomen door de marge van 50% die de minister heeft toegepast.

Uitspraak

uitspraak

zaaknummer: 23/97

(gemachtigde: mr. J.J.J. de Rooij)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 28 november 2022, zaaknummers 16/5044, 16/5045, 16/5047, 16/5049, 16/5050 en 16/5051,

in de gedingen tussen

en

(gemachtigde: mr. A.H. Spriensma-Heringa)

Procesverloop in hoger beroep

[naam 1] heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 28 november 2022 (ECLI:NL:RBGEL:2022:6568) (uitspraak van de rechtbank).

De minister heeft een schriftelijke reactie ingediend.

De zitting was op 12 juli 2023. Aan de zitting hebben deelgenomen mr. J.J.J. de Rooij en S.I.M. Vossen namens [naam 1] en mr. A.H. Spriensma-Heringa namens de minister. Het College heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

Met de brief van 18 juli 2023 heeft het College het onderzoek heropend. In deze brief is vermeld dat op een nadere zitting een aantal vragen aan de orde zal komen, onder andere over de manier waarop de minister de overtredingen 2 en 3 heeft vastgesteld.

De nadere zitting was op 8 november 2023. Voorafgaand aan die zitting hebben partijen een schriftelijke reactie ingediend. Aan de nadere zitting hebben behalve de eerder genoemde personen ook de NVWA-toezichthouders [naam 4] en [naam 5] deelgenomen. Daarna heeft het College het onderzoek gesloten.

Grondslag van het geschil

1.1

[naam 1] is een bedrijf dat dierlijke meststoffen opslaat en vervoert. Dit geschil gaat over overtredingen die [naam 1] volgens de minister in 2012 en 2013 heeft begaan. In die jaren beschikte [naam 1] over een registratie als intermediaire onderneming als bedoeld in artikel 38 van het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet.

1.2

Bij afzonderlijke besluiten van 20 mei 2015 (boetebesluiten) heeft de minister (voor zover hier van belang) aan [naam 1] boetes opgelegd voor drie verschillende overtredingen per jaar in 2012 en 2013. Bij de (gewijzigde) beslissingen op bezwaar van 22 oktober 2021 heeft de minister de boetes voor overtreding 1 laten vervallen. De minister heeft daarbij de boetes voor de overtredingen 2 en 3 gehandhaafd. Overtreding 2 houdt in dat [naam 1] , volgens de minister, bij 302 vrachten in 2012 en bij 798 vrachten in 2013 het fosfaat- en stikstofgehalte van mestmonsters niet op de juiste manier heeft bepaald. Bij overtreding 3 wordt [naam 1] verweten dat zij bij 102 vrachten in 2012 en bij 186 vrachten in 2013 het Vervoersbewijs Dierlijke Meststoffen (VDM) niet naar waarheid heeft opgemaakt.

1.3

Tegen de uitspraak van de rechtbank hebben zowel [naam 1] als de minister hoger beroep ingesteld. Het door de minister ingestelde hoger beroep (zaaknummer 23/96) was gericht tegen de uitspraak van de rechtbank voor zover deze de boetes betreft die aan [naam 2] en [naam 3] B.V. zijn opgelegd. Op dit hoger beroep heeft het College beslist bij uitspraak van 3 oktober 2023 (ECLI:NL:CBB:2023:566). Het door [naam 1] ingestelde hoger beroep is gericht tegen de uitspraak van de rechtbank voor zover deze de boetes betreft die aan [naam 1] zijn opgelegd voor overtreding 2 en overtreding 3.

1.4

In deze zaak is in geschil of de minister die overtredingen heeft bewezen.

1.5

Het toepasselijke wettelijke kader is opgenomen in een bijlage bij deze uitspraak.

Uitspraak van de rechtbank

2.1

De rechtbank heeft geoordeeld dat is komen vast te staan dat [naam 1] de overtredingen 2 en 3 heeft begaan. Wegens overschrijding van de redelijke termijn heeft de rechtbank de aan [naam 1] opgelegde boetes op lagere bedragen vastgesteld en de beroepen gegrond verklaard.

Overtreding 2

2.1.1

Over overtreding 2 heeft de rechtbank overwogen dat uit de rapporten van de NVWA van 23 juni 2014 met nummer 76047 en van 2 maart 2015 met nummer 83849 blijkt dat [naam 1] gemanipuleerde mestmonsters heeft ingediend. Uit die rapporten blijkt dat het toenmalige Rijkskwaliteitsinstituut voor Land- en Tuinbouwproducten (RIKILT) onderzoek heeft gedaan naar de inhoud van 11 restmonsters en 24 sealbags met mestmonsters die [naam 1] ter analyse naar het Laboratorium Zeeuws-Vlaanderen had gestuurd. Ook blijkt uit die rapporten dat toezichthouders van de NVWA onderzoek hebben gedaan naar de hoeveelheden fosfaat en stikstof in de mest die in de jaren 2012 en 2013 is aan- en afgevoerd. De toezichthouders hebben die aan- en afvoer per silo in Excel-bestanden in beeld gebracht en (steeds) het voortschrijdend gemiddelde aan fosfaat en stikstof in de mest berekend. Vervolgens hebben zij per afgevoerde vracht het door hen berekende voortschrijdende gemiddelde vergeleken met de hoeveelheid fosfaat en stikstof, zoals bleek uit de analyse van de mestmonsters. Bij iedere afgevoerde vracht waarbij het fosfaat- en/of stikstofgehalte meer dan 50% afweek van het berekende voortschrijdend gemiddelde in de silo op het moment van de afvoer zijn de toezichthouders ervan uitgegaan dat de mestmonsters waren gemanipuleerd. De rechtbank is van oordeel dat de betwisting door [naam 1] niet leidt tot gegronde twijfel aan de bevindingen in de rapporten. De minister heeft een overtreding vastgesteld voor iedere vracht waarbij het fosfaat- en/of stikstofgehalte meer dan 50% afweek van het door de NVWA berekende voortschrijdend gemiddelde in de silo op het moment van de afvoer. De rechtbank is van oordeel dat de minister dat afwijkingspercentage van 50% mocht hanteren. De rechtbank heeft vastgesteld dat het bij overtreding 2 om 1100 vrachten gaat. In verband met de overschrijding van de redelijke termijn heeft de rechtbank de aan [naam 1] voor overtreding 2 opgelegde boete van oorspronkelijk € 110.000,- met 65% gematigd en vastgesteld op € 38.500,-.

Overtreding 3

2.1.2

De rechtbank heeft overwogen dat uit de rapporten met de nummers 76047 en 83849 blijkt dat [naam 1] onjuiste mestcodes en/of een onjuiste relatieve verhouding van meststoffen op het VDM heeft ingevuld. De toezichthouders hebben op basis van de geregistreerde aanvoer van één bepaalde silo de relatieve voortschrijdende samenstelling van de in de silo aanwezige mestsoorten berekend. Wanneer de samenstelling van de afgevoerde meststoffen uit deze silo zoals ingevuld op de VDM’s 30% of meer afweek van de berekende voortschrijdende samenstelling was volgens de NVWA aannemelijk dat het VDM niet naar waarheid was ingevuld. Naar het oordeel van de rechtbank is het hanteren van een afwijkingspercentage van 30% ruim genoeg voor de conclusie dat bij overschrijding daarvan sprake is van een overtreding. De rechtbank heeft vastgesteld dat het bij overtreding 3 om 288 vrachten gaat. In verband met de overschrijding van de redelijke termijn heeft de rechtbank de aan [naam 1] voor overtreding 3 opgelegde boete van oorspronkelijk € 28.800,- met 65% gematigd en vastgesteld op € 10.080,-.

Beoordeling van het geschil in hoger beroep

Beslissing

Bijlage