Rechtbank Gelderland, 28-11-2022, ECLI:NL:RBGEL:2022:6568, ARN 16/5044 e.a.
Rechtbank Gelderland, 28-11-2022, ECLI:NL:RBGEL:2022:6568, ARN 16/5044 e.a.
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Gelderland
- Datum uitspraak
- 28 november 2022
- Datum publicatie
- 30 november 2022
- ECLI
- ECLI:NL:RBGEL:2022:6568
- Formele relaties
- Hoger beroep: ECLI:NL:CBB:2023:566, Overig
- Hoger beroep: ECLI:NL:CBB:2024:25, Overig
- Zaaknummer
- ARN 16/5044 e.a.
Inhoudsindicatie
Boetes wegens twee verschillende overtredingen door drie verschillende partijen in de jaren 2012 en 2013 van de Meststoffenwet. De eerste overtreding betreft de manipulatie van (meng)monsters. Uit onderzoek van RIKILT blijkt dat kunstmestkorrels zijn toegevoegd aan de monsters. Ook blijkt uit onderzoek dat het stikstof- en/of fosfaatgehalte van aan- en afgevoerde dierlijke mest niet juist is vastgesteld. Voor de vraag op hoeveel vrachten deze overtreding ziet mocht de minister een afwijkingspercentage van 50% hanteren, omdat dit percentage een ruime zekerheidsmarge bevat.
De tweede overtreding betreft het niet naar waarheid invullen van een aantal VDM’s. De door de minister gehanteerde factor van 0,3 of meer (30%) is naar het oordeel van de rechtbank ruim genoeg voor de conclusie dat bij overschrijding hiervan sprake is van een overtreding.
De overtredingen staan dus vast, maar de minister gaat er bij twee partijen ten onrechte vanuit dat zij medepleger zijn. Dat sprake was van een bewuste en nauwe samenwerking heeft de minister niet onderbouwd. De opgelegde boetes aan deze twee partijen worden op nihil gesteld.
De boete aan de enig overgebleven overtreder moet verder gematigd worden wegens overschrijding van de redelijke termijn. De andere twee partijen krijgen een schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn.
Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummers: ARN 16/5044, 16/5045, 16/5047, 16/5049, 16/5050 en 16/5051
uitspraak van de meervoudige kamer van 28 november 2022
[Eiser A] uit [plaats B] ( [Eiser A] )
Mineralen Recycling Ede B.V. uit Ede (MRE)
De Hoef Ede B.V uit Ede (De Hoef),
gezamenlijk te noemen eisers,
(gemachtigde: mr. J.J.J. de Rooij),
en
de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (voorheen de staatssecretaris van Economische Zaken, hierna ook de minister of de staatssecretaris)
(gemachtigde: mr. A.H. Spriensma-Heringa).
Inleiding
1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eisers tegen het opleggen van twee boetes aan ieder van eisers wegens twee verschillende overtredingen in de jaren 2012 en 2013 van het bij of krachtens de Meststoffenwet (Msw) bepaalde. Met zes afzonderlijke besluiten van 20 mei 2015 heeft de staatssecretaris, na matiging van de boete wegens tijdsverloop tussen het boeterapport en de oplegging van de boete, aan eisers boetes opgelegd wegens drie verschillende overtredingen in de jaren 2012 en 2013 (overtredingen 1, 2 en 3).
Met zes afzonderlijke besluiten van 14 juli 2016 op de bezwaren van eisers is de staatssecretaris bij de oplegging van de boetes gebleven.
De staatssecretaris heeft op de beroepen gereageerd met een verweerschrift.
Op 22 oktober 2021 heeft de minister de besluiten van 14 juli 2016 ingetrokken en nieuwe besluiten op de bezwaren van eisers genomen, waarbij de boetes voor overtredingen 1 zijn herroepen en de boetes voor overtredingen 2 en 3 op een lager bedrag zijn vastgesteld. De beroepen zijn mede gericht tegen de besluiten van 22 oktober 2021.1 Dit zijn nu de bestreden besluiten.
Eisers hebben op die besluiten gereageerd met een aanvullend beroepschrift. Hierop heeft de minister gereageerd met een aanvullend verweerschrift.
Eisers hebben verzocht om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het EVRM.
De rechtbank heeft de beroepen gevoegd en op 1 september 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [Eiser A] en de gemachtigde van eisers, en namens de minister diens gemachtigde, J.J.G. Ambrosius en L.E.M. Pelgröm. Eisers hebben meegebracht mevrouw [C] , [D] , [E] en [F] .