Home

Centrale Raad van Beroep, 24-04-2013, BZ8472, 11-3400 WIA

Centrale Raad van Beroep, 24-04-2013, BZ8472, 11-3400 WIA

Gegevens

Instantie
Centrale Raad van Beroep
Datum uitspraak
24 april 2013
Datum publicatie
25 april 2013
ECLI
ECLI:NL:CRVB:2013:BZ8472
Zaaknummer
11-3400 WIA

Inhoudsindicatie

Niet-ontvankelijkverklaring bezwaar. Geen verschoonbare termijnoverschrijding.

Uitspraak

11/3400 WIA

Centrale Raad van Beroep

Enkelvoudige kamer

Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem van 3 mei 2011, 10/6786 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

[A. te B.] (appellant)

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

Datum uitspraak 24 april 2013.

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. M. Verkijk, advocaat, hoger beroep ingesteld.

Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 maart 2013. Appellant is verschenen bij zijn gemachtigde, mr. Verkijk. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. H.B. Heij.

OVERWEGINGEN

1.1. Appellant is bij beschikking van de kantonrechter van 17 februari 2009 onder bewind gesteld, als bewindvoerder is benoemd mr. A. Helmig.

1.2. Bij besluit van 22 juni 2010 heeft het Uwv de aanvraag van appellant om een uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) vanaf 28 september 2009 afgewezen omdat appellant al arbeidsongeschikt was bij aanvang van de verzekering per 16 april 2007. In dit besluit is vermeld dat appellant tot uiterlijk

4 augustus 2010 een bezwaarschrift kan indienen.

1.3. Bij brief van 17 augustus 2010 is namens appellant een bezwaarschrift ingediend tegen het besluit van 22 juni 2010. Bij brief van 19 augustus 2010 heeft het Uwv appellant gevraagd aan te geven waardoor hij het bezwaarschrift te laat heeft ingediend. Middels brieven van zijn gemachtigde van 9 september 2010 en 29 oktober 2010 heeft appellant hierop gereageerd. Bij besluit van 23 november 2010 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van appellant niet-ontvankelijk verklaard omdat het bezwaar te laat is ingediend en geen sprake was van een verschoonbare reden voor de termijnoverschrijding.

2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant ongegrond verklaard. De rechtbank heeft daartoe vastgesteld dat het bezwaarschrift van 17 augustus 2010 buiten de wettelijke termijn is ingediend. Gelet op het feit dat appellant onder bewind staat van een professionele bewindvoerder komt het feit dat deze bewindvoerder heeft verzuimd binnen de voorgeschreven termijn bezwaar te maken voor rekening en risico van appellant. Het Uwv heeft derhalve het bezwaarschrift terecht niet-ontvankelijk verklaard.

3. In hoger beroep is namens appellant aangevoerd dat, nu vaststaat dat appellant feitelijk wilsonbekwaam is verklaard dit tot de conclusie moet leiden dat het verzuim van zijn bewindvoerder niet voor zijn rekening en risico behoeft te komen.

4. De Raad oordeelt als volgt.

4.1. Voor het wettelijk kader wordt verwezen naar de aangevallen uitspraak.

4.2. Met de rechtbank wordt vastgesteld dat het bezwaarschrift van 17 augustus 2010 buiten de wettelijke termijn is ingediend.

4.3. Zoals de Raad reeds eerder heeft geoordeeld, (bijvoorbeeld de uitspraak van 17 maart 2005, LJN AT3296), komt hetgeen een bewindvoerder als vertegenwoordiger van appellant doet of nalaat, voor rekening en risico van appellant. Hetgeen namens appellant in hoger beroep is aangevoerd vormt geen aanleiding voor een andersluidend oordeel. Het Uwv heeft terecht en op juiste gronden het bezwaarschrift niet-ontvankelijk verklaard.

4.4. Gelet op hetgeen in 4.1 tot en met 4.3 is overwogen slaagt het hoger beroep niet en dient de aangevallen uitspraak te worden bevestigd.

5. Voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.

Deze uitspraak is gedaan door J.J.T. van den Corput, in tegenwoordigheid van G.J. van Gendt als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 24 april 2013.

(getekend) J.J.T. van den Corput

(getekend) G.J. van Gendt

QH