Home

Gerechtshof Amsterdam, 30-06-2015, ECLI:NL:GHAMS:2015:2706, 200.121.850-01

Gerechtshof Amsterdam, 30-06-2015, ECLI:NL:GHAMS:2015:2706, 200.121.850-01

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
30 juni 2015
Datum publicatie
4 april 2016
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2015:2706
Formele relaties
Zaaknummer
200.121.850-01

Inhoudsindicatie

Recht op cao-loonsverhogingen tot maximumgrens zorgtoeslag voor gehuwden/samenwonenden: meest gunstig voor werknemers. Loonvordering toegewezen met terugwerkende kracht op basis van nieuwe berekening.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I

zaaknummer: 200.121.850/01

zaaknummer rechtbank: CV 11-43084 (Amsterdam)

arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 30 juni 2015

inzake

[appellant] ,

wonende te [woonplaats] ,

APPELLANT,

advocaat: mr. J.P. Boot te Utrecht,

t e g e n

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

PRONK IMPORT B.V.,

gevestigd te Amsterdam,

GEÏNTIMEERDE,

advocaat: mr. G.S. de Haas te Raamsdonkveer.

1 Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

1.1

Partijen worden hierna [appellant] en Pronk genoemd.

1.2

Voor het verloop van de procedure tot die datum, verwijst het hof naar het in deze zaak op 31 december 2013 uitgesproken tussenarrest. Daarin is onder 3.1 sub (i) een misslag geslopen: er staat dat Pronk van 1 mei 1976 tot zijn pensionering met ingang van 1 mei 2012 bij Pronk in dienst is geweest, maar daar had - het spreekt wel voor zich - dienen te staan dat [appellant] over genoemde periode bij Pronk in dienst is geweest.

1.3

Bij brief van 11 februari 2014 heeft de advocaat van Pronk verzocht tussentijdse cassatie tegen het tussenarrest open te stellen, welk verzoek het hof niet heeft ingewilligd.

1.3

Naar aanleiding van het in het tussenarrest overwogene heeft [appellant] een akte genomen, waarbij hij berekeningen in het geding heeft gebracht. Pronk heeft bij antwoordakte na tussenvonnis tevens houdende verzoek tot heroverweging bindende eindbeslissing daarop gereageerd.

1.4

Ten slotte hebben partijen wederom arrest gevraagd op de stukken van beide instanties.

2 Verdere beoordeling

2.1

Bij genoemd tussenarrest heeft het hof (onder 3.6.8) overwogen dat [appellant] aanspraak kan maken op de cao-loonsverhogingen vanaf 1 januari 2002 voor zover zijn loon niet meer bedroeg dan de maximum grens van de zorgtoeslag en is [appellant] in de gelegenheid gesteld bij akte nieuwe berekeningen van zijn vorderingen over te leggen.

2.2

Pronk heeft in de harerzijds naar aanleiding van die berekeningen genomen akte het hof verzocht terug te komen van haar bindende eindbeslissing bij het tussenarrest dat [appellant] niet behoort tot de in lid 4 van Bijlage I bij de cao bedoelde werknemers op wie de bepalingen van Bijlage 1 niet van toepassing zijn en die daarom geen recht hebben op de cao-loonsverhogingen.

2.3

Het hof zal aan dit verzoek geen gevolg geven omdat het in het tussenarrest overwogene niet berust op een onjuiste feitelijke of juridische grondslag. Het hof heeft in het tussenarrest beslist tot een andere uitleg van de onderhavige cao-bepalingen dan Pronk bepleit en blijft bij die uitleg.

2.4

Met betrekking tot de door [appellant] in het geding gebrachte berekeningen heeft Pronk opgemerkt dat [appellant] in zijn berekeningen uitgaat van de maximum grens voor het ziekenfonds/de zorgtoeslag voor gehuwden/samenwonenden, maar dat de cao dat niet bepaalt. Er bestaat ook een maximumgrens voor alleenstaanden om voor zorgtoeslag in aanmerking te komen en die is aanzienlijk lager dan de grens voor gehuwden/samenwonenden. Het recht op loonsverhoging kan volgens Pronk niet afhankelijk zijn van de vraag of een werknemer al dan niet met een (toeslag-)partner leeft. Een redelijke uitleg van de cao zou meebrengen dat het recht op loonsverhoging voor alle werknemers op gelijke wijze wordt bepaald en dat daarbij uitgegaan wordt van de ziekenfondsgrens/zorgtoeslaggrens voor alleenstaanden.

2.5

Het hof volgt Pronk niet in dit betoog. Het onderschrijft de stelling van Pronk dat het onwenselijk is dat niet voor alle werknemers dezelfde maximumgrens geldt. Een redelijke uitleg van de onderhavige cao-bepaling brengt evenwel mee dat dan uitgegaan wordt van de voor alle werknemers meest gunstige maximum grens en dat is die voor gehuwden/samenwonenden. Grammaticale uitleg van lid 5 van Bijlage 1 levert ook dat maximum op.

2.6

In zijn berekeningen is [appellant] van die grens uitgegaan. Het hof zal de berekeningen van [appellant] , waartegen Pronk overigens geen verweer heeft gevoerd, dus volgen, met dien verstande dat deze gecorrigeerd zullen worden voor zover daarin de door Pronk in haar akte gesignaleerde rekenfouten voorkomen (tezamen uitmakende een verschil van € 67,--). Dat betekent dat toegewezen wordt € 9.717, --bruto.

2.7

De conclusie is dat het bestreden vonnis moet worden vernietigd. De loonvordering van Pronk wordt toegewezen als hierna aan te geven. Nu de arbeidsovereenkomst tussen partijen is geëindigd met ingang van 1 mei 2012 (en de berekening van [appellant] ziet op de gehele periode, heeft Pronk geen belang meer bij de door hem gevorderde verklaring voor recht. Het hof acht termen aanwezig de toe te wijzen wettelijke verhoging te beperken tot tien procent. Wettelijke rente wordt toegewezen als gevorderd.

2.8

Als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij, wordt Pronk veroordeeld in de kosten van de procedure in beide instanties.

3 Beslissing

Het hof:

vernietigt het bestreden vonnis van 23 oktober 2012 en opnieuw rechtdoende:

veroordeelt Pronk om aan [appellant] te betalen € 9.717,-- bruto ter zake van achterstallig loon over de periode 1 januari 2002 – 30 april 2012, te vermeerderen met de wettelijke rente over de verschillende loonbedragen vanaf de dag van verschuldigdheid alsmede € 971,70 bruto ter zake van wettelijke verhoging;

veroordeelt Pronk in de kosten van de procedure in beide instanties, aan de zijde van [appellant] tot aan deze uitspraak begroot op € 293,76 aan verschotten en € 625,-- aan salaris voor de eerste aanleg en op € 400,29 aan verschotten en €1.896,-- aan salaris voor de procedure in appel;

verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;

wijst af het meer of anders gevorderde.

Dit arrest is gewezen door mrs. A.M.A. Verscheure, M. Goslings en R.Tj. Terpstra en is door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 30 juni 2015.