Home

Hoge Raad, 31-03-2017, ECLI:NL:HR:2017:564, 15/04736

Hoge Raad, 31-03-2017, ECLI:NL:HR:2017:564, 15/04736

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
31 maart 2017
Datum publicatie
31 maart 2017
ECLI
ECLI:NL:HR:2017:564
Formele relaties
Zaaknummer
15/04736
Relevante informatie
Wet op de rechterlijke organisatie [Tekst geldig vanaf 01-07-2023], Wet op de rechterlijke organisatie [Tekst geldig vanaf 01-07-2023] art. 79

Inhoudsindicatie

Arbeidsrecht. Uitleg cao voor de Groothandel in Levensmiddelen. Functiewaardering en beloning; betekenis indeling in functiegroep en salarisniveau voor recht op structurele salarisverhoging.

Uitspraak

31 maart 2017

Eerste Kamer

15/04736

LZ/MD

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

in de zaak van:

[eiseres] ,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,

EISERES tot cassatie,

advocaat: mr. B.J. van Dorp,

t e g e n

[verweerder] ,
wonende te [woonplaats] ,

VERWEERDER in cassatie,

advocaat: mr. S.F. Sagel.

Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiseres] en [verweerder] .

1 Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:

a. de vonnissen in de zaak 1310184 CV EXPL 11-43084 van de kantonrechter te Amsterdam van 31 januari 2012 en 23 oktober 2012;

b. de arresten in de zaak 200.121.850/01 van het gerechtshof Amsterdam van 31 december 2013 en 30 juni 2015.

De arresten van het hof zijn aan dit arrest gehecht.

2 Het geding in cassatie

Tegen de arresten van het hof heeft [eiseres] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

[verweerder] heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

De zaak is voor [verweerder] toegelicht door zijn advocaat.

De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Wuisman strekt tot vernietiging van de bestreden arresten.

3 Beoordeling van het middel

3.1

In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.

(i) [verweerder] was van 1976 tot zijn pensionering op 1 mei 2012 in dienst bij [eiseres] .

(ii) [eiseres] is importeur van en groothandelaar in sigaren, sigaretten en tabak, shag en rokersbenodigdheden. Bij [eiseres] waren naast twee directieleden nog negen werknemers werkzaam.

(iii) Nadat in juli 2008 een akkoord was bereikt met FNV Bondgenoten (hierna: het Akkoord), heeft [eiseres] toepassing gegeven aan de cao voor de Groothandel in Levensmiddelen (hierna: de cao).

(iv) Art. 24 van de cao schrijft een lijst van functiegroepen voor en draagt de werkgever op een werknemer in een functiegroep in te delen, waarbij hij het in art. 25 van de cao bedoelde functiewaarderingssysteem in acht moet nemen. [verweerder] is in 2009 ingedeeld in functiegroep 7.

(v) In art. 27 van de cao is bepaald dat het salaris dient te worden uitbetaald op grond van de in art. 25 vermelde functiegroepen en met inachtneming van de bepalingen in Bijlage I. Die Bijlage met het opschrift ‘Functiewaardering en beloning’ (hierna: Bijlage I) maakt deel uit van de cao.

(vi) De leden 1, 4 en 5 van Bijlage I luiden:

“1. De in deze CAO genoemde lonen en salarissen alsmede de werkelijk betaalde lonen en salarissen worden per 1 april 2010 met 1% structureel verhoogd. Bij loonbetaling per periode geldt de loonaanpassing per de 1e dag van de 4e periode 2010.

De in deze CAO genoemde bedragen zijn lonen exclusief vakantiegeld.

(…)

4. Voor werknemers ingedeeld in een salarisschaal waarvan het eindsalaris hoger ligt dan het maximum van schaal 7, vermeerderd met 10%, zijn geen loonschalen in de CAO opgenomen en zijn derhalve de bepalingen van lid 1 niet van toepassing.

5. Voor werknemers die vallen onder de in artikel 25 genoemde functiegroepen gelden de in lid 1 genoemde verhogingen niet voor de looncomponent boven de maximum grens van de zorgtoeslag.”

(vii) Blijkens lid 2 van art. 3 van de cao is Bijlage I niet van toepassing op werknemers die werkzaamheden verrichten die niet onder de in art. 25 genoemde functiegroepen vallen, met dien verstande dat Bijlage I wel in zijn geheel voor deze werknemers geldt indien voor hen geen beloningssysteem is afgesproken met de ondernemingsraad of personeelsvertegenwoordiging of vakorganisatie.

(viii) Ingevolge lid 3 van art. 3 cao zijn art. 27 en daarmee Bijlage I niet van toepassing op werknemers met een maandsalaris van meer dan € 4.223,-- (vanaf 1 april 2010 € 4.265,--).

(ix) Het Akkoord heeft FNV Bondgenoten per brief aan haar leden bij [eiseres] ter beoordeling voorgelegd. In die brief komt onder meer de volgende passage voor:

Loon

Het winkel- en distributiepersoneel wordt met terugwerkende kracht (2001, 2002, 2003, 2004, 2005, 2006 en 2007) conform de loonlijn (...) GIL betaald.

(…)

Voor wat betreft de cao-loonstijgingen van de afgelopen vijf (5) jaar hebben we het navolgende afgesproken: heeft u in de afgelopen vijf jaar meer loonstijgingen ontvangen van de werkgever dan de cao-partijen hebben afgesproken dan behoudt u het verschil. Hebt u minder ontvangen dan de cao-partijen hebben afgesproken in de afgelopen vijf jaar dan wordt het verschil met terugwerkende kracht gecorrigeerd en dat bedrag ineens toegekend door de werkgever.

(…)

Functiegroepen

Inmiddels hebben we voor beide groepen de nodige aanpassingen en wijzingen laten doen. Op basis hiervan worden ook de nodige loonaanpassingen met terugwerkende kracht uitgevoerd.”

(x) Ter uitvoering van het Akkoord heeft [eiseres] aan vier werknemers in de leeftijd tussen 23 en 36 jaar en met functies op niveau 2, 3, 4 en 5 de cao-loonsverhogingen als bedoeld in lid 1 van Bijlage I – structurele loonsverhogingen – toegekend vanaf 1 januari 2002 tot 1 januari 2009. Vijf werknemers in de leeftijd tussen 53 en 64 jaar en met functies op niveau 6 en 7, onder wie [verweerder] , hebben die structurele loonsverhogingen voor genoemde periode niet ontvangen. Volgens [eiseres] hebben zij daarop geen aanspraak, omdat hun salaris in die periode hoger lag dan de in lid 4 van Bijlage I genoemde maximum salarisgrens en zij bijgevolg van de in lid 1 van Bijlage I voorziene structurele cao-loonsverhogingen waren uitgesloten. [verweerder] deelt dat standpunt niet. Volgens hem is lid 4 van Bijlage I niet op hem van toepassing en daarmee ook niet de daarin voorziene uitsluiting van de structurele loonsverhogingen als bedoeld in lid 1 van Bijlage I.

(xi) Het geschil is voorgelegd aan de Vaste Commissie als bedoeld in art. 49 van de cao, die belast is met de uitleg en/of toepassing van de cao. Bij brief van 22 juni 2010 heeft de Vaste Commissie partijen van haar uitspraak in kennis gesteld. Daarin concludeert zij onder meer:

“Tenzij

• werknemers meer verdienen dan de grens genoemd in artikel 3 lid 3 of

• met een OR of PVT een beloningssysteem is afgesproken

hebben werknemers recht op de CAO-loonsverhogingen conform bijlage 1 lid 1 indien en voor zover hun loon niet meer bedraagt dan het maximum van schaal 7, vermeerderd met 10%.”

(xii) De Personeelsvertegenwoordiging van [eiseres] , waarvan [verweerder] voorzitter was, heeft aan de Commissie Gelijke Behandeling de vraag voorgelegd of [eiseres] een verboden onderscheid op grond van leeftijd maakt door aan vijf werknemers, onder wie [verweerder] , geen cao-loonsverhogingen met terugwerkende kracht over de periode van 1 januari 2001 tot 1 januari 2009 toe te kennen. Bij beslissing van 11 april 2011 heeft de Commissie Gelijke Behandeling die vraag bevestigend beantwoord.

(xiii) [eiseres] is zich op het standpunt blijven stellen dat de vijf werknemers, waaronder [verweerder] , geen aanspraak hebben op de loonsverhogingen.

3.2.1

[verweerder] vordert in deze procedure – voor zover in cassatie van belang – een verklaring voor recht dat hij krachtens het Akkoord recht heeft op aanpassing van zijn salaris vanaf 1 januari 2002 conform de van toepassing zijnde cao-bepalingen – waaronder de structurele verhogingen als voorzien in lid 1 van Bijlage I – alsmede veroordeling van [eiseres] tot betaling van een bedrag van € 11.073,-- aan achterstallig loon.

3.2.2

De kantonrechter heeft de vorderingen afgewezen.
Het hof heeft het vonnis vernietigd en [eiseres] veroordeeld om aan [verweerder] € 9.717,-- aan achterstallig loon te betalen, met de wettelijke verhoging, rente en kosten. Het meer of anders gevorderde heeft het hof afgewezen.

3.2.3

Het hof heeft vooropgesteld dat voor het antwoord op de vraag of [verweerder] met terugwerkende kracht tot 1 januari 2002 aanspraak kan maken op de structurele cao-salarisverhogingen als bedoeld in lid 1 van Bijlage I, beslissend is of [verweerder] daarop recht had op grond van de cao (rov. 3.4 tussenarrest). Over de uitleg van de cao heeft het hof in zijn tussenarrest het volgende overwogen:

“3.6.2 (...) [In de leden 4 en 5 van Bijlage I] valt te lezen dat voor werknemers die zijn ingedeeld in een salarisschaal waarvan het eindsalaris hoger ligt dan het maximum van schaal 7 vermeerderd met tien procent de bepalingen van lid 1 (dus: de structurele verhogingen) niet van toepassing zijn (lid 4) en dat voor werknemers die vallen onder de in artikel 25 genoemde functiegroepen de verhogingen van lid 1 niet gelden voor de looncomponent boven de maximum grens van de zorgtoeslag (lid 5).

3.6.3

[verweerder] was ingedeeld in een functiegroep en behoort daardoor naar het oordeel van het hof niet tot de in lid 4 bedoelde werknemers omdat in lid 4 niet over functiegroepen wordt gesproken. Dit in tegenstelling tot lid 5 waar gesproken wordt over werknemers die in functiegroepen zijn ingedeeld. Het salaris van [verweerder] was – daar zijn partijen het over eens – hoger dan de maximum grens van de zorgtoeslag en dat betekent dat lid 5 wel op hem van toepassing was. (…)

3.6.4

De hiervoor gegeven uitleg van de onderhavige cao-bepalingen strookt met de tekst van artikel 3 van de cao waarin is bepaald dat Bijlage I in beginsel niet van toepassing is op werknemers die niet vallen onder de in artikel 25 van de cao genoemde functiegroepen en op werknemers die (in de cao 2009-2010) voor 1 april 2009 meer verdienen dan € 4.223,-- bruto per maand. Vast staat dat [verweerder] was ingedeeld in een functiegroep (7) als bedoeld in artikel 25 van de cao en minder verdiende dan het genoemde maandsalaris (zijn laatstverdiende salaris was € 3.182,-- bruto per maand). Artikel 3 van de
cao sluit [verweerder] dus niet uit van de werking van Bijlage I.

3.6.5

De onder 3.6.1 tot en met 3.6.4 gegeven uitleg komt ook in resultaat ook overeen met de uitleg die de op grond van artikel 49 van de cao ingestelde Vaste Commissie daaraan heeft gegeven. (…) Voorts kan ook uit de tekst van de (…) brochure, die door werkgevers en werknemersverenigingen is uitgegeven ter toelichting op de cao 2007 - 2009, worden opgemaakt dat de in die cao vastgelegde salarisverhogingen gelden voor werknemers die vallen onder een van de zeven functiegroepen.

3.6.6

Partijen hebben bij hun processtukken nog een aantal andere publicaties en diverse brieven en e-mails in het geding gebracht, waaruit zou moeten blijken dat Bijlage I van de cao wel of niet op [verweerder] van toepassing was. Die stukken spelen naar het oordeel van het hof bij de uitleg van de onderhavige bepalingen geen rol omdat zij niet afkomstig zijn van cao-partijen gezamenlijk of de Vaste Commissie en dus niet als toelichting op de cao kunnen gelden, die bij de uitleg daarvan in aanmerking kan worden genomen.

3.6.7

Ten slotte is het hof van oordeel dat niet aannemelijk is dat de regeling van indexering van de salarissen, zoals neergelegd in Bijlage I van de cao, beoogt werknemers die zijn ingedeeld in een functiegroep en op wie ingevolge het bepaalde in artikel 3 lid 2 van de cao op die grond Bijlage I van toepassing is, alsnog (geheel) van indexering uit te sluiten.

3.6.8

Het hof concludeert dat [verweerder] aanspraak kan maken op de cao-loonsverhogingen vanaf 1 januari 2002 voor zover zijn loon niet meer bedroeg dan de maximum grens van de zorgtoeslag. (…)”

Bij zijn grief over leeftijdsdiscriminatie had [verweerder] volgens het hof geen belang, nu [eiseres] hem alsnog de verhoging krachtens de cao zou moeten betalen (rov. 3.9 tussenarrest).

3.2.4

Het hof heeft [verweerder] in de gelegenheid gesteld op basis van het tussenarrest een nieuwe berekening over te leggen, en [eiseres] om daarop te reageren. Bij eindarrest heeft het hof de vordering van [verweerder] grotendeels toegewezen.

3.3

Bij de beoordeling van het middel dient het volgende tot uitgangspunt. De vordering van [verweerder] betreft de periode 2002-2012. Het hof heeft zijn beslissing gebaseerd op uitleg van de cao 2009-2010. De in dit geding relevante bepalingen daarvan zijn materieel gelijkluidend aan die in de cao 2007-2009. Laatstgenoemde cao is algemeen verbindend verklaard bij besluit van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 4 juni 2008, UAW Nr. 10788 (Stcrt. 6 juni 2008, nr. 107), en bevat dus recht in de zin van art. 79 RO. De door het hof aan de cao gegeven uitleg kan derhalve in cassatie op juistheid worden onderzocht (zie o.a. HR 22 november 2013, ECLI:NL:HR:2013:1391, NJ 2015/452). De uitleg dient te geschieden aan de hand van de cao-norm (zie o.m. HR 27 mei 2011, ECLI:NL:HR:2011:BQ0010, NJ 2011/258).

3.4

Het middel strekt naar de kern genomen ertoe te betogen dat het hof ten onrechte lid 4 van Bijlage I niet op [verweerder] van toepassing heeft geacht omdat hij was ingedeeld in een functiegroep als bedoeld in lid 5.
Deze klacht is gegrond. Uit de tekst van lid 4 van Bijlage I volgt dat de salarisverhogingen van lid 1 niet van toepassing zijn op werknemers die zijn ingedeeld in een salarisschaal waarvan het eindsalaris hoger ligt dan het maximum van schaal 7, vermeerderd met 10%. De strekking van deze bepaling is om werknemers met een hoog eindsalaris – ten minste 10% hoger dan het maximum eindsalaris van de in de cao geregelde schalen – buiten de structurele salarisverhogingen te houden. Lid 4 beperkt de werkingssfeer van deze uitzondering niet tot werknemers die niet in een functiegroep zijn ingedeeld. Ook uit de tekst van lid 5 kan een dergelijke beperking niet worden afgeleid. Lid 5 houdt in dat voor werknemers die in een functiegroep zijn ingedeeld, de verhogingen van lid 1 slechts gelden voor de looncomponent tot en met de maximumgrens van de zorgtoeslag. Daaruit volgt – anders dan het hof heeft geoordeeld – niet dat deze werknemers, in afwijking van lid 4, ook voor de verhogingen in aanmerking komen als het eindsalaris van hun salarisschaal hoger ligt dan het in lid 4 genoemde maximum. Ook overigens zijn er geen relevante aanwijzingen dat lid 5 van Bijlage I afdoet aan de beperking van lid 4. Anders dan het hof in rov. 3.6.4 heeft geoordeeld, kan daarvoor ook geen argument ontleend worden aan art. 3 van de cao (vgl. de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 2.7). Overigens verdient opmerking dat uit de uitleg die de Vaste Commissie aan Bijlage I heeft gegeven eveneens volgt dat in lid 5 van Bijlage I geen beperking ligt besloten van de werkingssfeer van lid 4 van Bijlage I.

3.5

De overige klachten van het middel behoeven geen behandeling.

4 Beslissing