Home

Hoge Raad, 27-05-2011, BQ0010, 10/00560

Hoge Raad, 27-05-2011, BQ0010, 10/00560

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
27 mei 2011
Datum publicatie
27 mei 2011
ECLI
ECLI:NL:HR:2011:BQ0010
Formele relaties
Zaaknummer
10/00560

Inhoudsindicatie

Arbeidsrecht. Uitleg CAO. Vraag welke van twee CAO’s van toepassing is. Aannemelijk is dat CAO’s aldus geformuleerd zijn dat overlapping van werkingssfeer daarvan zoveel mogelijk wordt voorkomen. Beleidsregels van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, neergelegd in het toetsingskader Algemeen Verbindend Verklaringen CAO-bepalingen (laatstelijk Stcrt. 2010, nr. 13489).

Uitspraak

27 mei 2011

Eerste Kamer

10/00560

EE/IF

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

in de zaak van:

1. STICHTING PENSIOENFONDS METAAL EN TECHNIEK,

2. STICHTING VERVROEGD UITTREDEN METAAL EN TECHNIEK,

3. STICHTING OPLEIDINGS- EN ONTWIKKELINGSFONDS VOOR HET METAALBEWERKINGSBEDRIJF,

4. STICHTING SOCIAAL FONDS METAAL EN TECHNIEK,

alle gevestigd te 's-Gravenhage,

5. N.V. SCHADEVERZEKERING METAAL EN TECHNISCHE BEDRIJFSTAKKEN,

6. STICHTING WERKGELEGENHEIDSFONDS METAAL EN TECHNISCHE BEDRIJFSTAKKEN,

7. MN SERVICES N.V.,

alle gevestigd te Rijswijk,

EISERESSEN tot cassatie,

advocaat: mr. E. Grabandt,

t e g e n

1. BAM GELEIDERAIL B.V.,

gevestigd te Bunnik,

2. CORDARES DIENSTEN B.V.,

gevestigd te Amsterdam,

VERWEERSTERS in cassatie,

advocaat: mr. R.A.A. Duk.

Eiseressen tot cassatie zullen hierna ook worden aangeduid als de Fondsen en MNS, verweersters in cassatie als BAM en Cordares.

1. Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:

a. de vonnissen in de zaak CV 04-29837 van de kantonrechter te Amsterdam van 20 juli 2005 en 4 oktober 2006;

b. het arrest in de zaak 106.006.347/01 (rolnummer 07/00255) van het gerechtshof te Amsterdam van 3 november 2009.

Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2. Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof hebben de Fondsen en MNS beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

BAM en Cordares hebben geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

De zaak is voor de Fondsen en MNS toegelicht door mr. J.P. Heering en mr. G.R. den Dekker, advocaten bij de Hoge Raad, en voor BAM en Cordares door hun advocaat.

De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman strekt tot verwerping.

Namens de Fondsen en MNS is door mr. G.R. den Dekker voornoemd bij brief van 18 maart 2011 op de conclusie gereageerd.

3. Beoordeling van het middel

3.1 In dit geding gaat het om de vraag of BAM valt onder de werkingssfeer van de Bedrijfstak (CAO en Pensioen) Regelingen in de Bouw, dan wel onder die van de Bedrijfstak (CAO en Pensioen) Regelingen in de Metaal en Techniek.

Bij de beantwoording van die vraag kan in cassatie van het volgende worden uitgegaan.

(i) BAM maakt haar bedrijf van het ontwerpen en uitvoeren van werken op het gebied van geleiderails (in het dagelijks spraakgebruik vangrails) en verkeersmaatregelen, met de bijbehorende werken aan de infrastructuur.

(ii) BAM meent dat haar werkzaamheden vallen onder de werkingssfeer van de CAO voor het Bouwbedrijf (hierna: Bouw-CAO) en de daarmee samenhangende pensioenregelingen. BAM voldoet de op grond van die regelingen verschuldigde premies aan Cordares.

(iii) De Fondsen en MNS stellen zich op het standpunt dat de door BAM verrichte werkzaamheden vallen onder de CAO voor het Metaalbewerkingsbedrijf (hierna: Metaal-CAO) en dat BAM premies en bijdragen via MNS aan de Fondsen dient te voldoen. MNS heeft BAM daartoe ook gesommeerd.

(iv) De relevante werkingssfeerbepalingen voor het bouwbedrijf zijn de volgende:

- art. 2 ("Werkingssfeer") lid 1 ("Bouwbedrijven"), aanhef en onder A, letter p, van de Bouw-CAO :

"De bepalingen van deze CAO zijn - met inachtneming van (...) de beperkingen omschreven in lid 4 van dit artikel - van toepassing op:

A. alle werknemers die in dienst zijn bij ondernemingen waarvan het bedrijf is gericht op productie voor derden op het gebied van:

(...)

p. het verrichten van civieltechnische werkzaamheden zoals beschreven in Bijlage 3."

- in Bijlage 3 bij de Bouw-CAO is bepaald dat de volgende activiteiten worden beschouwd als civieltechnische werkzaamheden in de zin van art. 2 lid 1 onder p:

"(...) de aanleg, montage, onderhoud en sloop van verkeersveiligheidbevorderende voorzieningen en geluidweringen."

- art. 2 lid 4 van de Bouw-CAO:

"Ondernemingen (nevenbedrijven werkzaam op bouwplaatsen) waarop deze overeenkomst niet van toepassing is.

A. Niet als bouwbedrijf in de zin van lid 1 van dit artikel worden beschouwd ondernemingen waarvan het bedrijf is gericht op productie (respectievelijk dienstverlening) voor derden op het gebied van:

(...)

10. staalskeletbouw en het uitvoeren van werken (bruggen enz.) geheel of nagenoeg geheel in staal."

(v) De relevante werkingssfeerbepalingen voor het metaalbedrijf zijn de volgende:

- in de ministeriële beschikking van 31 december 1969, die laatstelijk is gewijzigd bij beschikking van 18 november 1999 (Stcrt. 1999, nr. 226) en is gebaseerd op art. 2 lid 1 van de Wet verplichte deelneming in het bedrijfspensioenfonds, wordt inzake de deelneming in de Stichting Bedrijfspensioenfonds als ook in de bedrijfstak-CAO's voor de Metaal en Techniek als niet-limitatieve opsomming voor metaalbewerkingswerkzaamheden gegeven:

"(...) het be- en/of verwerken van metalen (...) waaronder onder meer wordt verstaan: het aanleggen, assembleren, construeren, demonteren, (...) herstellen, lassen, monteren, onderhouden, (...) samenstellen, (...) slopen,(...) vervaardigen van metaal (...) of van metalen voorwerpen (...), alles in de ruimste zin van het woord, zoals (...) bouten, (...) bruggen, (...) rolhekken, (...) schuif- en sierhekken, (...)."

- art. 77 lid 1 van de Metaal-CAO :

"Deze overeenkomst geldt voor de werkgevers in de bedrijfstak en werknemers in de tak van het be- en/of verwerken van metaal, waaronder onder meer wordt verstaan: a. het aanleggen, assembleren, construeren, demonteren, (...) herstellen, lassen, monteren, onderhouden, (...) samenstellen, (...) slopen, (...) vervaardigen van metaal (...) of van metalen voorwerpen, alles in de ruimste zin van het woord, zoals (...) bouten, (...) bruggen, (...) rolhekken, (...) schuif- en sierhekken, (...)."

(vi) De hiervoor onder (iv) en (v) genoemde werkingssfeerbepalingen zijn recht in de zin van art. 79 RO.

3.2 De kantonrechter heeft voor recht verklaard dat de activiteiten van BAM onder de werkingssfeer van de Bouw-CAO en de aan de bouw gerelateerde bedrijfstakregelingen vallen en dat Cordares de instantie is om de pensioenregeling en aanverwante CAO-regelingen voor BAM uit te voeren.

Het hof heeft de Fondsen en MNS niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor zover dit is gericht tegen Cordares, omdat Cordares in eerste aanleg medegedaagde was van MNS en de Fondsen gevoegde partij waren aan de zijde van MNS (rov. 3.4). Voorts heeft het hof het bestreden vonnis bekrachtigd. Kort samengevat oordeelde het hof daartoe dat de werkzaamheden die BAM in hoofdzaak verricht, zowel onder de werkingssfeerbepalingen van de bedrijfstak bouw als onder die van de bedrijfstak metaalbewerking zijn te brengen (rov. 3.5). Die werkzaamheden zien in de kern niet zozeer op het bewerken van metaal als wel op het tot stand brengen van werken ter bevordering van de verkeersveiligheid, ook indien die werken veelal of altijd van metaal zijn, zodat de werkzaamheden van BAM beter aansluiten bij de werkingssfeer van de Bouw-CAO dan bij die van de Metaal-CAO (rov. 3.6). Volgens het hof is de uitzonderingsbepaling van art. 2 lid 4 Bouw-CAO niet van toepassing, omdat deze bepaling kennelijk ziet op de vervaardiging als zodanig van staalconstructies, terwijl de werkzaamheden van BAM daarop niet overwegend betrekking hebben (rov. 3.9).

3.3 De onderdelen 3 - 8 van het middel betreffen de kern van het geschil, namelijk of (het hof terecht heeft beslist dat) BAM onder de werkingssfeer van de bedrijfstakregelingen voor het bouwbedrijf valt. Daaromtrent wordt als volgt overwogen.

3.4.1 Met zijn (impliciete) oordeel dat geleiderails (vangrails) aangemerkt moeten worden als "verkeersveiligheidbevorderende voorzieningen" als bedoeld in Bijlage 3 bij de Bouw-CAO, heeft het hof geen blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting. Gelet daarop is het hof ook terecht ervan uitgegaan dat de werkzaamheden van BAM - in hoofdzaak bestaande in het ontwerpen en uitvoeren van werken op het gebied van geleiderails, met de bijbehorende werken aan de infrastructuur - zijn te beschouwen als "de aanleg, montage, onderhoud en sloop van verkeersveiligheidbevorderende voorzieningen" als bedoeld in Bijlage 3, en derhalve volgens art. 2 lid 1 Bouw-CAO in beginsel - behoudens het bepaalde in art. 2 lid 4 - onder de werkingssfeer van die CAO vallen.

3.4.2 Het oordeel van het hof in rov. 3.9 dat de uitsluitingsbepaling van art. 2 lid 4 Bouw-CAO (alleen) ziet op de vervaardiging als zodanig van staalconstructies, geeft evenwel blijk van een onjuiste rechtsopvatting. De tekst van deze bepaling - die in het licht van de gehele tekst van de CAO (waarop overigens een kenbare toelichting ontbreekt) in beginsel van doorslaggevende betekenis is - spreekt immers niet alleen van "productie" maar ook van "dienstverlening" voor derden op het gebied van "het uitvoeren van werken (...) in staal". Deze bewoordingen geven geen aanleiding de uitsluitingsbepaling te beperken tot ondernemingen waarvan het bedrijf is gericht op de vervaardiging als zodanig van staalconstructies. De bewoordingen brengen mee dat ook ondernemingen waarvan het bedrijf is gericht op het uitvoeren van werken met betrekking tot stalen voorwerpen, van de werkingssfeer van de Bouw-CAO zijn uitgesloten.

Het voorgaande strookt ook met de omstandigheid dat (zoals het hof, in cassatie onbestreden, heeft vastgesteld) laatstbedoelde ondernemingen in ieder geval onder de (ruime) omschrijving van de werkingssfeer van de Metaal-CAO vallen (zie hiervoor in 3.1 onder (v)), terwijl aannemelijk is dat beide CAO's aldus zijn geformuleerd dat een overlapping van de werkingssfeer daarvan zoveel mogelijk wordt voorkomen. In dat verband komt mede betekenis toe aan het feit dat werkingssfeerbepalingen van een CAO die overlappen met dergelijke bepalingen van een andere CAO, blijkens de beleidsregels van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, neergelegd in het Toetsingskader Algemeen Verbindend Verklaring CAO-bepalingen (laatstelijk Stcrt. 2010, nr. 13489), niet algemeen verbindend worden verklaard, terwijl een overeenkomstig beleid wordt gevoerd voor de verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds.

3.4.3 Nu het hof, gelet op het hiervoor in 3.4.2 overwogene, is uitgegaan van een onjuiste rechtsopvatting, kan zijn daarop gebaseerde oordeel dat BAM onder de werkingssfeer van de Bouw-CAO valt niet in stand blijven. De daarop gerichte klachten van de onderdelen 3 - 5 treffen doel, terwijl de onderdelen 6 - 8 geen behandeling meer behoeven.

3.5 De Fondsen en MNS hebben geen belang bij behandeling van onderdeel 1, dat het oordeel van het hof bestrijdt dat zij niet-ontvankelijk zijn in hun hoger beroep tegen Cordares. Zij hebben hun door de kantonrechter afgewezen vorderingen (in reconventie) immers uitsluitend gericht tegen BAM, terwijl de door de kantonrechter toegewezen (primaire) vorderingen van BAM in conventie niet (mede) op vordering van Cordares zijn toegewezen, zodat Cordares daaraan jegens de Fondsen en MNS geen rechten kan ontlenen. Daaraan doet niet af dat Cordares inhoudelijk het standpunt van BAM heeft onderschreven en gesteund.

Ook bij behandeling van onderdeel 2 hebben de Fondsen en MNS geen belang, nu de daarin aan de orde gestelde positie van Cordares - als al of niet bevoegde instantie om de bedrijfstakregelingen in de bouw uit te voeren - hen niet aangaat.

De onderdelen 1 en 2 kunnen daarom niet tot cassatie leiden.

4. Beslissing

De Hoge Raad:

vernietigt het arrest van het gerechtshof te Amsterdam van 3 november 2009;

verwijst het geding naar het gerechtshof te 's-Gravenhage ter verdere behandeling en beslissing;

veroordeelt BAM en Cordares in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de Fondsen en MNS begroot op € 571,04 aan verschotten en € 2.600,-- voor salaris.

Dit arrest is gewezen door de vice-president D.H. Beukenhorst als voorzitter en de raadsheren A. Hammerstein, J.C. van Oven, C.A. Streefkerk en C.E. Drion, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer J.C. van Oven op 27 mei 2011.