Gerechtshof Amsterdam, 11-07-2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:2668, 200.216.218/01
Gerechtshof Amsterdam, 11-07-2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:2668, 200.216.218/01
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 11 juli 2017
- Datum publicatie
- 11 juli 2017
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2017:2668
- Zaaknummer
- 200.216.218/01
- Relevante informatie
- Burgerlijk Wetboek Boek 1 [Tekst geldig vanaf 01-01-2024], Burgerlijk Wetboek Boek 1 [Tekst geldig vanaf 01-01-2024] art. 265h, Burgerlijk Wetboek Boek 6 [Tekst geldig vanaf 04-02-2025 tot 28-06-2025], Burgerlijk Wetboek Boek 6 [Tekst geldig vanaf 04-02-2025 tot 28-06-2025] art. 162, Burgerlijk Wetboek Boek 7 [Tekst geldig vanaf 12-02-2025 tot 01-07-2025], Burgerlijk Wetboek Boek 7 [Tekst geldig vanaf 12-02-2025 tot 01-07-2025] art. 450, Burgerlijk Wetboek Boek 7 [Tekst geldig vanaf 12-02-2025 tot 01-07-2025] art. 453
Inhoudsindicatie
Personen- en familierecht; jeugdbeschermingsrecht; onrechtmatige daad. Artt. 1:165h lid 2 BW en 6:162 BW. 12-jarige wilsbekwaam bevonden minderjarige weigert chemotherarpie. Is weigering van gecertificeerde instelling om kinderrechter te verzoeken om vervangende toestemming tot medische behandeling onrechtmatig jegens vader? Beoordelingsvrijheid GI. Terughoudende toets rechter. Proceskostenveroordeling.
Uitspraak
afdeling civiel recht en belastingrecht
team III (familie- en jeugdrecht)
zaaknummer: 200.216.218/01 SKG
zaaknummer rechtbank Noord-Holland: C/15/257410 / KG ZA 17-264
Arrest van de meervoudige familiekamer van 11 juli 2017
inzake
[appellant] ,
wonend te [woonplaats] , gemeente [gemeente] ,
appellant,
advocaat: mr. P. Rijnsburger te Leeuwarden,
tegen
STICHTING JEUGD- & GEZINSBERSCHERMERS,
gevestigd te Alkmaar,
geïntimeerde,
advocaat: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer te Amsterdam.
1 Het geding in hoger beroep
Partijen worden hierna de vader en JGB genoemd.
De vader is bij dagvaarding van 22 mei 2017 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Noord-Holland (locatie Alkmaar) van 12 mei 2017, in kort geding gewezen tussen de vader als eiser en JGB als gedaagde.
De appeldagvaarding bevat de grieven, alsmede een wijziging van eis en is voorzien van producties.
JGB heeft een memorie van antwoord ingediend, met producties.
Partijen hebben de zaak ter zitting (met gesloten deuren) van 20 juni 2017 doen bepleiten, de vader door zijn advocaat en JGB door mr. S. Polak, senior juridisch adviseur, daartoe gemachtigd door het bestuur van JGB. Voorts was namens JGB ter zitting aanwezig mevrouw [X] (hierna: de gezinsvoogd). JGB had van tevoren nog een productie in het geding gebracht.
Ter zitting was met toestemming van het hof eveneens aanwezig [Y] (hierna: de moeder).
Voorafgaand aan het pleidooi heeft de voorzitter, in het bijzijn van de griffier, gesproken met de minderjarige [minderjarige] (hierna: [minderjarige] ). Van de inhoud van dat gesprek is ter zitting zakelijk verslag gedaan. JGB en de vader hebben daarop kunnen reageren.
Ten slotte is arrest gevraagd.
2 Feiten
De voorzieningenrechter heeft in het vonnis onder 2.1. tot en met 2.11. de feiten opgesomd die hij bij de beoordeling van de zaak tot uitgangspunt heeft genomen. Deze feiten zijn niet in geschil en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt. Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten die volgen uit niet weersproken stellingen van partijen dan wel de niet (voldoende) bestreden inhoud van producties waarnaar zij ter staving van hun stellingen verwijzen, komen de feiten neer op het volgende.
De vader en de moeder hebben een affectieve relatie gehad. Uit deze relatie zijn drie kinderen geboren, onder wie [minderjarige] op [geboortedatum] . De relatie is in 2006 geëindigd. De vader en de moeder hebben gezamenlijk het ouderlijk gezag over [minderjarige] . [minderjarige] woont bij de moeder.
Bij [minderjarige] is in november 2016 een hersentumor (medulloblastoom NAO) geconstateerd. [minderjarige] is kort daarna geopereerd, waarbij de tumor is verwijderd. Er waren op dat moment geen bekende uitzaaiingen. Overeenkomstig het geldende behandelprotocol heeft de behandelend kinderoncoloog, dr. A.Y.N. Schouten-van Meeteren (hierna: dr. Schouten), geadviseerd om aansluitend aan de operatie te starten met een bestralingsbehandeling gedurende zes weken, waarna in aanvulling op de bestraling een chemokuur gedurende vier à vijf weken zou moeten worden gegeven, welke chemokuur mogelijk gedurende een jaar zou moeten worden herhaald.
[minderjarige] en zijn moeder konden zich aanvankelijk niet verenigen met dit vervolgtraject en weigerden toestemming voor de bestralingen en chemokuren. De raad voor de kinderbescherming (hierna: de raad) heeft daarop een voorlopige ondertoezichtstelling alsmede een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing verzocht, teneinde het mogelijk te maken het geadviseerde behandeltraject tijdig te starten.
Op verzoek van de raad is een onderzoek naar de wilsbekwaamheid van [minderjarige] gedaan. Dit onderzoek is verricht door dr. I. Hein, kinder- en jeugdpsychiater bij Centrum voor Trauma en Gezin de Bascule te Amsterdam (hierna: dr. Hein). Het onderzoek heeft geresulteerd in een rapport van 19 december 2016, waarin de conclusie is dat [minderjarige] op dat moment wilsonbekwaam werd geacht ten aanzien van de beslissing aangaande het verdere behandeltraject.
Bij beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, (hierna: de kinderrechter) van 19 december 2016 is de moeder gedeeltelijk in de uitoefening van haar gezag over [minderjarige] geschorst en wel ten aanzien van de medische behandeling, is [minderjarige] voorlopig onder toezicht gesteld tot 19 maart 2016 en is een machtiging tot zijn uithuisplaatsing bij de vader verleend voor de duur van vier weken.
Bij beschikking van de kinderrechter van 29 december 2016 is [minderjarige] onder toezicht gesteld van JGB voor een termijn van twaalf maanden tot 29 december 2017. Daarbij is overwogen dat gebleken is dat [minderjarige] inmiddels openstaat voor de behandeling in het reguliere medische circuit, dat de moeder heeft aangegeven in te zien dat het in het belang van [minderjarige] is om het reguliere behandeltraject voort te zetten en dat zij zich hiervoor zal inzetten en [minderjarige] hierin zal steunen.
Bij beschikking van de kinderrechter van 30 december 2016 is het verzoek tot uithuisplaatsing van [minderjarige] , voor zover het de periode vanaf 16 januari 2017 betreft, afgewezen en is bepaald dat de gedeeltelijke schorsing in het gezag van de moeder, te weten ten aanzien van de medische behandeling van [minderjarige] , in tijd wordt beperkt en zal eindigen op 16 januari 2017.
[minderjarige] heeft vervolgens de bestralingsbehandeling van zes weken ondergaan. Op 24 februari 2017 heeft [minderjarige] bij de gezinsvoogd aangegeven te willen stoppen met de behandeling en geen verdere chemotherapie te willen. Ook heeft hij dr. Schouten hiervan op de hoogte gebracht. Daarnaast heeft hij de kinderrechter een brief geschreven inzake zijn wens tot het staken van de behandeling.
Met betrekking tot de wens van [minderjarige] om geen verdere (chemo)behandeling te ondergaan, heeft dr. Schouten een nieuw onderzoek naar zijn wilsbekwaamheid nodig geacht. Aan dr. E. Verbist, kinder- en jeugdpsychiater verbonden aan het Centrum voor Kinder- en Jeugdpsychiatrie Triversum, is een psychiatrisch consult ten behoeve van beoordeling wilsbekwaamheid verzocht.
Bij brief van 27 maart 2017 heeft dr. Verbist aan dr. Schouten het volgende geschreven:
“( ...)
Beschrijvende diagnose/conclusie:
(...) [minderjarige] kan heel goed uitleggen wat zijn ziekte en behandeling betekenen en geeft er blijk van hier goed over te hebben nagedacht. Hij ziet enorm op tegen de bijwerkingen van de chemotherapie en realiseert zich goed dat dit een achteruitgang van kwaliteit van leven kan betekenen in het komend jaar. Hij is vooral bang voor achteruitgang van visus en/of gehoor, misselijkheid, hormoonbehandeling en aantasting van zijn immuunsysteem.
De stemming is verdrietig, maar hij maakt geen depressieve indruk. Hij heeft een heel sterke wil om te leven, maar kan ook nadenken over de dood. Is enorm opgelucht als hij te horen krijgt dat hij wilsbekwaam wordt geacht.
Angst is gerelateerd aan de behandelingen, daarnaast geen andere angsten.
Hij ervaart voldoende steun en begrip vanuit ouders (met name moeder), familie en vriendenkring. Ervaart ook steun vanuit zijn geloof.
Concluderend is [minderjarige] een jongen, die 100% wilsbekwaam wordt bevonden.
(...).”
Dr. Schouten heeft [minderjarige] vervolgens wilsbekwaam geacht ten aanzien van zijn wens geen verdere chemokuren te ondergaan en heeft besloten [minderjarige] wens te respecteren door de behandeling met chemokuren te staken.
De vader heeft de gezinsvoogd van JGB per e-mail van 27 maart 2017 verzocht een verzoek tot vervangende toestemming medische behandeling op grond van artikel 1:265h lid 2 BW in te dienen. De gezinsvoogd heeft dit bij e-mail van gelijke datum geweigerd.
3 Het geschil in hoger beroep
In eerste aanleg heeft de vader gevorderd te bepalen dat JGB ten onrechte geen procedure voor vervangende toestemming medische behandeling van [minderjarige] aanhangig heeft gemaakt en dat daarom het in deze te wijzen vonnis voor een dergelijk verzoek in de plaats wordt gesteld en aan JGB vervangende toestemming wordt verleend om [minderjarige] de voor hem noodzakelijke behandeling te doen laten ondergaan. De voorzieningenrechter heeft de vordering afgewezen en de vader in de kosten veroordeeld.
In hoger beroep concludeert de vader, na wijziging van eis, dat het hof, naar het hof begrijpt met vernietiging van het bestreden vonnis:
I. JGB ter terechtzitting in deze procedure zal bevelen om mondeling ter zitting, dan wel uiterlijk om 12.00 uur van de dag na die van de mondelinge behandeling in de onderhavige procedure, aan het gerechtshof een verzoek te doen tot verkrijging van vervangende toestemming voor de noodzakelijke medische behandeling, een en ander op grond van artikel 1:265h lid 2 BW, alsmede JGB te veroordelen tot betaling van een dwangsom van € 25.000,.- per dag dat zij niet voldoet aan dit bevel; en
II. na ontvangst van het verzoek van geïntimeerde bedoeld als hiervoor onder I, vervangende toestemming aan JGB zal verlenen voor de noodzakelijke medische behandeling, dan wel op voorhand die vervangende medische toestemming zal verlenen; en
III. JGB zal veroordelen tot directe medewerking aan de medische behandeling en/of de vervangende toestemming daartoe, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 25.000,- voor iedere dag na de uitspraak dat zij daaraan geen uitvoering geeft en/of niet haar medewerking daaraan verleent;
IV. indien en voor zover nodig, voor het geval de toestemming van de moeder nodig is maar zij geen toestemming voor de medisch noodzakelijke behandeling wenst te verlenen, eveneens aan de vader (ex artikel 1:253a BW) en JGB vervangende toestemming zal verlenen voor een noodzakelijke medische behandeling;
V. dan wel, subsidiair, JGB op zal dragen binnen zeven dagen na dit arrest een nieuw wilsbekwaamheidsonderzoek bij [minderjarige] uit te laten voeren, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 5.000,- per dag of deel van een dag dat aan dit bevel niet binnen de aangegeven termijn gehoor zal worden gegeven;
VI. dan wel een beslissing zal nemen die het hof in goede justitie vermeent te behoren; alles met veroordeling van JGB in de kosten van beide instanties.
JGB heeft geconcludeerd, naar het hof begrijpt, tot niet-ontvankelijkverklaring van de vader in zijn vorderingen, dan wel die vorderingen ongegrond te verklaren, met bekrachtiging van het bestreden vonnis.