Gerechtshof Amsterdam, 22-05-2018, ECLI:NL:GHAMS:2018:1642, 200.218.688/01 NOT
Gerechtshof Amsterdam, 22-05-2018, ECLI:NL:GHAMS:2018:1642, 200.218.688/01 NOT
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 22 mei 2018
- Datum publicatie
- 25 mei 2018
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2018:1642
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:TNORARL:2017:31, Meerdere afhandelingswijzen
- Zaaknummer
- 200.218.688/01 NOT
Inhoudsindicatie
Klacht tegen een notaris. Klaagster verwijt de notaris dat zij onzorgvuldig heeft gehandeld waarbij de klacht bestaat uit acht klachtonderdelen.
Vervolg op ECLI:NL:GHAMS:2018:258 (tussenbeslissing).
Het hof oordeelt dat de kamer klaagster niet in haar klacht had mogen ontvangen en verklaart klaagster alsnog niet-ontvankelijk in haar klacht.
Uitspraak
beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.218.688/01 NOT
nummer eerste aanleg : C/05/312151/ KL RK 16/139
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 22 mei 2018
inzake
[naam] ,
wonend te [plaats] ,
appellante (verder: klaagster),
gemachtigden: [de heer A] en [mevrouw A] ,
tegen
mr. [naam] ,
notaris te [plaats] ,
geïntimeerde (verder: de notaris),
gemachtigde: mr. M.A. van der Pool, advocaat te Amsterdam.
1 Het verdere geding in hoger beroep
Op 23 januari 2018 heeft het hof een tussenbeslissing (ECLI:NL:GHAMS:2018:258) (hierna: de tussenbeslissing) gegeven in deze zaak. Voor de weergave van de feiten, de standpunten van partijen en het verloop van het geding tot 9 november 2017 verwijst het hof naar de tussenbeslissing en het proces-verbaal dat naar aanleiding van de mondelinge behandeling op 9 november 2017 is opgemaakt (hierna: het proces-verbaal).
Het hof heeft op 29 december 2017, 3, 9 en 17 januari, 21, 22, 26, 27 en 28 februari, 4, 5 en 6 maart 2018 van de zijde van klaagster aanvullende producties en/of nadere reacties ontvangen. Op 8 en 10 januari en 5 maart 2018 zijn van de kant van de notaris nadere reacties ontvangen.
Vervolgens heeft het hof - in een andere samenstelling - de zaak behandeld ter openbare terechtzitting van 8 maart 2018. De gemachtigden van klaagster zijn verschenen; klaagster zelf is niet verschenen. Tevens is de notaris, vergezeld van haar gemachtigde, verschenen. Allen hebben het woord gevoerd; de gemachtigden van klaagster en de gemachtigde van de notaris ieder aan de hand van een aan het hof overgelegde pleitnota.
2 De klacht
Klaagster verwijt de notaris in de kern dat zij jegens klaagster onzorgvuldig heeft gehandeld.
De klacht bestaat uit een achttal onderdelen, te weten - kort samengevat - onzorgvuldig handelen met betrekking tot een volmacht en een testament van klaagster in 2012, de verkoop van de woning van klaagster in 2015, de belangen van klaagster en het verstrekken van stukken en de communicatie daarover in 2016.
3 Ontvankelijkheid van klaagster in haar klacht
Het hof blijft bij hetgeen het heeft overwogen en beslist in de tussenbeslissing en het hetgeen is neergelegd in het proces-verbaal van de zitting van 9 november 2017. In het proces-verbaal is opgenomen, voor zover thans van belang:
“Na hervatting deelt de voorzitter mee dat in de gegeven omstandigheden het hof bewijs van klaagster verlangt dat zij deze procedure wil (voortzetten). Klaagster althans degenen die verklaren namens klaagster op te treden worden dienaangaande twee opties voorgehouden, te weten:
- klaagster deelt het hof schriftelijk mee dat zij op een nader te bepalen zitting in persoon zal verschijnen, opdat het hof zelf de wil van klaagster kan vaststellen of
- klaagster laat in een notariële akte vastleggen dat zij verklaart de onderhavige procedure te willen voortzetten en daartoe [de heer A] en [mevrouw A] een volmacht geeft.”
Het hof stelt vast dat klaagster niet in persoon voor het hof is verschenen. Namens klaagster is ook geen notariële machtiging als hiervoor onder 3.1. bedoeld aan het dossier toegevoegd.
De gemachtigden van klaagster hebben het standpunt ingenomen dat klaagster gezien haar lichamelijke gesteldheid niet voor het hof kan verschijnen. Ter onderbouwing is een e-mailbericht van de huisarts van klaagster overgelegd van 12 februari 2018. De gemachtigden hebben het hof in overweging gegeven om klaagster indien nodig thuis te bezoeken en te bevragen.
De gemachtigden hebben verder aangevoerd dat zij een aantal notarissen hebben benaderd om de bedoelde notariële machtiging op te stellen. Volgens de gemachtigden is geen enkele notaris bereid om zijn medewerking te verlenen.
Klaagster wil over de notaris klagen in de onderhavige procedure, aldus de gemachtigden.
De notaris heeft haar opvatting gehandhaafd dat het klaagster aan wil ontbreekt.
Het hof dient te beoordelen of klaagster in haar klacht kan worden ontvangen. Het hof overweegt daartoe als volgt.
Ingevolge artikel 99, lid 1 van de Wet op het notarisambt kan een ieder met enig redelijk belang een klacht indienen tegen notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen. Naar het oordeel van het hof geldt dit ook voor personen met een geestelijke stoornis, mits de persoon in staat kan worden geacht tot redelijke waardering van zijn belangen, zodat hij zijn wil ten aanzien van de klacht kan bepalen en de betekenis van de klacht kan begrijpen.
Uit de door klaagster overgelegde stukken is het hof gebleken dat [naam] , specialist Ouderengeneeskunde, op 25 november 2014 na onderzoek van klaagster de diagnose dementie, het meest passend bij Alzheimer, heeft gesteld (productie 2018-1). De vraag die dan ook allereerst dient te worden beantwoord is of klaagster, ondanks haar geestelijke gesteldheid, in staat is tot een redelijke waardering van haar bij de, op 25 november 2016 bij de kamer ingediende, klacht betrokken belangen, zodat zij haar wil ten aanzien van haar klacht kan bepalen en de betekenis daarvan in voldoende mate kan begrijpen. Het hof heeft gerede twijfel dat klaagster, gelet op de inhoud van het dossier en hetgeen de gemachtigden over de geestestoestand van klaagster ter zitting bij de kamer en in hoger beroep hebben verklaard, daartoe in staat was. Daarbij heeft het hof mede in aanmerking genomen dat volgens de gemachtigden bij klaagster al zeker vanaf 2009 sprake was van warrigheid en dementieproblemen en dat volgens hen de notaris klaagster in 2012, toen klaagster de notaris bezocht voor het opstellen van de volmacht en het testament, in bescherming had moeten nemen omdat klaagster de gevolgen van haar handelen niet kon overzien.
Het hof acht het niet opportuun om klaagster zelf te bezoeken, nu uit de stukken blijkt dat zij reeds sinds 2014 aan de ziekte van Alzheimer lijdt, zoals hiervoor overwogen.
De stelling van de gemachtigden dat geen notaris bereid is om de onder 3.1. bedoelde notariële machtiging sec te verlijden is naar het oordeel van het hof niet onderbouwd en niet aannemelijk. Een notaris zal desverzocht, gelet op diens ministerieplicht, hieraan gevolg geven in het geval dat klaagster wilsbekwaam is. Klaarblijkelijk hebben de gemachtigden de geconsulteerde notarissen tevens om hun standpunt in de onderhavige kwestie verzocht en niet enkel om een notariële (proces)volmacht.
Het voorgaande brengt mee dat de kamer klaagster niet in haar klacht had mogen ontvangen.
Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan buiten beschouwing blijven omdat het niet van belang is voor de beslissing in deze zaak.
Het hiervoor overwogene leidt tot de volgende beslissing.