Home

Gerechtshof Amsterdam, 09-01-2018, ECLI:NL:GHAMS:2018:51, 200.217.304/01 NOT

Gerechtshof Amsterdam, 09-01-2018, ECLI:NL:GHAMS:2018:51, 200.217.304/01 NOT

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
9 januari 2018
Datum publicatie
12 januari 2018
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2018:17
Zaaknummer
200.217.304/01 NOT

Inhoudsindicatie

Bij de bestreden beslissing van 15 mei 2017 heeft de kamer klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot herziening van de beslissing van de kamer van 21 september 2015. Het hof vernietigt de bestreden beslissing en wijst het herzieningsverzoek van klager af.

Uitspraak

beslissing

___________________________________________________________________ _ _

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht

zaaknummer : 200.217.304/01 NOT

nummer eerste aanleg : SHE/2016/63

beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 9 januari 2018

inzake

mr. drs. [naam],

wonend te [plaats],

appellant.

1 Het geding in hoger beroep

1.1.

Appellant (hierna: klager) heeft op 13 juni 2017 een beroepschrift - met bijlagen - bij het hof ingediend tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer voor het notariaat in het ressort 's-Hertogenbosch (hierna: de kamer) van 15 mei 2017.

1.2.

Daartoe door het hof in de gelegenheid gesteld, heeft notaris mr. [naam] (hierna: de notaris) op 23 juni 2017 een reactie (met bijlage) bij het hof ingediend.

1.3.

De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 26 oktober 2017. Klager en de notaris zijn verschenen en hebben het woord gevoerd. Klager heeft ter zitting nog aanvullende producties in het geding gebracht. Gezien de geringe omvang van deze producties (slechts drie pagina’s), het feit dat deze stukken (voor een deel) reeds bij het hof bekend zijn en het feit dat de notaris tegen overlegging van die stukken ter zitting geen bezwaar heeft gemaakt, heeft het hof die stukken aan het dossier toegevoegd.

2 Stukken van het geding

Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.

3 De procedure

3.1.

Op 9 september 2014 heeft klager een klacht ingediend tegen de notaris wegens het onzorgvuldig handelen als vereffenaar bij de afwikkeling van de nalatenschap van zijn vader.

3.2.

De kamer heeft in aanwezigheid van klager en de notaris de klacht mondeling behandeld op 16 maart 2015. Ter zitting is de verdere behandeling van de zaak aangehouden teneinde klager en de notaris in staat te stellen overleg te plegen met een bij het geschil tussen klager en de notaris betrokken derde partij, te weten [naam bank] (hierna: de bank).

3.3.

Bij beslissing van 21 september 2015 (ECLI:NL:TNORSHE:2015:28) heeft de kamer (klager in) de klacht niet-ontvankelijk verklaard. In deze beslissing staat, voor zover hier van belang, het volgende:

“1.7. Bij brief van 12 juni 2015 heeft de notaris de kamer bericht dat het overleg met [de bank] resultaat heeft gehad en dat [de bank] onder voorwaarden bereid gevonden was mee te werken aan een regeling/oplossing.

1.8.

Bij brief van 8 juli 2015 heeft de kamer de notaris en [klager] bericht voorshands van oordeel te zijn dat, gelet op het verhandelde ter zitting, de klacht als ingetrokken dient te worden beschouwd, nu een regeling met [de bank] kennelijk mogelijk is gebleken.

1.9.

In reactie hierop heeft klager de kamer bij e-mail verzocht uitspraak te doen.

(..)

2.3.

Vaststaat dat klager ter zitting van 16 maart 2015 expliciet heeft verklaard dat de klacht als ingetrokken kan worden beschouwd indien [de bank] instemt met een verkrijging door hem van de woning die onderdeel uitmaakt van deze nalatenschap.

2.4.

Voorts is vast komen te staan dat [de bank] inmiddels heeft ingestemd met deze verkrijging door klager.

2.5.

Uit artikel 99, lid 16, Wna volgt dat verdere behandeling van een klacht, na intrekking daarvan door de klager, slechts aan de orde kan zijn indien het algemeen belang dit naar het oordeel van de kamer vordert of indien de beklaagde notaris schriftelijk verklaart voortzetting van de behandeling van de klacht te verlangen.

2.6.

Naar het oordeel van de kamer is niet gebleken van een algemeen belang dat voortzetting van de behandeling vordert. De notaris heeft, hoewel daartoe in de gelegenheid gesteld, evenmin om voortzetting van de behandeling van de klacht verzocht.

2.7.

Er is derhalve geen wettelijke grond voor voortzetting van de behandeling van de klacht. (..) Los van het vorenstaande heeft klager ook geen feiten of omstandigheden aangevoerd die zijn intrekking van de klacht ter zitting in twijfel kunnen trekken of van dusdanige ernst/gewicht zijn, dat voortzetting van de klacht geboden is. Dit alles leidt ertoe dat door het intreden van de voorwaarde onder 2.3. bedoeld de kamer de klacht als definitief ingetrokken beschouwt.”

3.4.

Op 1 december 2015 heeft klager tegen voormelde beslissing van de kamer hoger beroep ingesteld. Bij beslissing van 14 juni 2016 (ECLI:NL:GHAMS:2016:2340) heeft dit hof klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep wegens overschrijding van de appeltermijn.

3.5.

Klager heeft de kamer bij brief van 18 juli 2016 verzocht om herziening van de beslissing van 21 september 2015.

3.6.

Bij brief van 11 september 2016 heeft klager het hof verzocht om herziening van de beslissing van 14 juni 2016. Het hof heeft dit verzoek bij brief van 13 oktober 2016 afgewezen.

3.7.

Bij de bestreden beslissing van 15 mei 2017 heeft de kamer klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot herziening van de beslissing van 21 september 2015.

4 De ontvankelijkheid van klager in het hoger beroep

5 Herzieningsverzoek

6 Standpunt van de notaris

7 Beoordeling

8 Beslissing