Gerechtshof Amsterdam, 24-07-2018, ECLI:NL:GHAMS:2018:2629, 200.199.250/01
Gerechtshof Amsterdam, 24-07-2018, ECLI:NL:GHAMS:2018:2629, 200.199.250/01
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 24 juli 2018
- Datum publicatie
- 27 juli 2018
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2018:2629
- Zaaknummer
- 200.199.250/01
Inhoudsindicatie
Arbeidsrecht. Is arbeidsovereenkomst beëindigd met instemming van de werknemer? Oprichting vennootschap onder firma door werknemer. Wijze waarop partijen aan hun rechtsverhouding uitvoering en inhoud hebben gegeven. Bewijslast. Heeft werknemer recht op transitievergoeding en/of billijke vergoeding wegens ernstig verwijtbaar handelen van werkgever? Hof antwoordt ontkennend. Omvang overeengekomen arbeidsduur.
Uitspraak
afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.199.250/01
zaaknummers rechtbank (Amsterdam) : 4956326 EA VERZ 16-369, 16-370 en 16-694
beschikking van de meervoudige burgerlijke kamer van 24 juli 2018
inzake
1 BVK KOERIERS V.O.F.,
gevestigd te Amsterdam,
2. NL TRANS V.O.F.,
gevestigd te Amsterdam,
3. [appellant sub 3],
wonend te [woonplaats 1] , en
4. [appellant sub 4],
wonend te [woonplaats 1] ,
appellanten in het principale beroep,
geïntimeerden in het incidentele beroep,
advocaat: mr. E.M. Bosscher te Amsterdam,
tegen
[geïntimeerde] ,
wonend te [woonplaats 2] ,
geïntimeerde in het principale beroep,
appellant in het incidentele beroep,
advocaat: mr. R.A.M. Koolen te Amsterdam.
1 Het geding in hoger beroep
Appellanten in het principale beroep, tevens geïntimeerden in het incidentele beroep, worden hierna gezamenlijk BVK c.s. en ieder afzonderlijk BVK, Trans, [appellant sub 3] en [appellant sub 4] genoemd. Geïntimeerde in het principale beroep, tevens appellant in het incidentele beroep, wordt hierna [geïntimeerde] genoemd.
BVK c.s. zijn bij beroepschrift, ingekomen bij de griffie van het hof op 13 september 2016, in hoger beroep gekomen van een beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam, hierna ‘de kantonrechter’, van 14 juni 2016, in deze zaak onder bovenvermelde zaaknummers gegeven tussen hen als verweerders en [geïntimeerde] als verzoeker.
Bij het beroepschrift hebben BVK c.s. vier grieven aangevoerd, producties overgelegd en geconcludeerd, kort gezegd, dat het hof de bestreden beschikking zal vernietigen en alsnog de verzoeken van [geïntimeerde] zoals in eerste aanleg gedaan zal afwijzen, behoudens voor zover aan het slot van het beroepschrift anders is vermeld.
[geïntimeerde] heeft een verweerschrift ingediend, met producties, ingekomen bij de griffie van het hof op 25 januari 2017, en hierbij onder aanvoering van drie grieven tevens incidenteel beroep ingesteld. Hij heeft zijn oorspronkelijke verzoeken gewijzigd en geconcludeerd, kort gezegd, dat het hof de bestreden beschikking gedeeltelijk zal vernietigen, alsnog – uitvoerbaar bij voorraad – zijn aan het slot van het verweerschrift vermelde gewijzigde verzoeken zal toewijzen en de bestreden beschikking voor het overige zal bekrachtigen, met veroordeling van BVK c.s. in de proceskosten.
BVK c.s. hebben in het incidentele beroep een verweerschrift ingediend, met producties, ingekomen bij de griffie van het hof op 6 februari 2017, met conclusie tot verwerping van dat beroep en veroordeling van [geïntimeerde] in de proceskosten.
De mondelinge behandeling van het hoger beroep heeft plaatsgevonden op 30 juni 2017, tezamen en gelijktijdig met de mondelinge behandeling van het hoger beroep in de – partijen genoegzaam bekende – zaak met nummer 200.199.232/01. Namens partijen is het woord gevoerd door hun in de aanhef van deze beschikking genoemde advocaten, beiden aan de hand van pleitnotities die zijn overgelegd. Bij gelegenheid van de mondelinge behandeling zijn van de zijde van [geïntimeerde] nadere producties in het geding gebracht, waaronder een usb-stick met geluidsopnamen. Partijen hebben voorts enige vragen van het hof beantwoord.
BVK c.s. hebben bewijs van hun stellingen aangeboden.
Ten slotte is uitspraak bepaald.
2 Feiten
De kantonrechter heeft in de bestreden beschikking onder 1, 1.1 tot en met 1.7, de feiten vastgesteld die hij tot uitgangspunt heeft genomen. Over de juistheid van die feiten bestaat geen geschil, zodat ook het hof daarvan zal uitgaan, met dien verstande dat het mede acht zal slaan op enkele andere, hierna te noemen, feiten die tussen partijen niet in geschil zijn.