Gerechtshof Amsterdam, 14-04-2020, ECLI:NL:GHAMS:2020:1077, 200.261.192/01
Gerechtshof Amsterdam, 14-04-2020, ECLI:NL:GHAMS:2020:1077, 200.261.192/01
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 14 april 2020
- Datum publicatie
- 14 april 2020
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2020:1077
- Zaaknummer
- 200.261.192/01
Inhoudsindicatie
Toewijzing vordering teruggave Schipholpas. Schiphol heeft de belangen van de werknemer ernstig veronachtzaamd en daarmee onrechtmatig jegens hem gehandeld door op geen enkele wijze de belangen van de werknemer te betrekken bij de beslissing om zijn Schipholpas in te nemen.
Uitspraak
afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.261.192/01
zaaknummer rechtbank Noord-Holland : 7598590\VV EXPL 19-42
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 14 april 2020
inzake
[appellant] ,
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
advocaat: mr. H.C.S. van Deijk-Amzand te Utrecht,
tegen
SCHIPHOL NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer,
geïntimeerde,
advocaat: mr. I.L.N. Timp te Amsterdam.
1 Verder verloop van het geding
Partijen worden hierna wederom [appellant] en SNBV genoemd.
In deze zaak heeft het hof op 10 december 2019 een tussenarrest uitgesproken. Voor het verloop van het geding tot die datum wordt verwezen naar dat arrest.
Ingevolge het tussenarrest heeft op 17 februari 2020 een comparitie van partijen plaatsgevonden. Bij die gelegenheid heeft namens [appellant] mr. Van Deijk-Amzand het woord gevoerd en namens SNBV mr. Timp en mr. J.T. van der Kroon, advocaat te Amsterdam, ieder aan de hand van pleitnotities die zijn overgelegd. Schiphol heeft nog producties in het geding gebracht. Partijen hebben vragen van het hof beantwoord.
Vervolgens hebben partijen wederom arrest gevraagd.
2 Verdere beoordeling
Met grief I heeft [appellant] betoogd dat op personen die in het bezit worden gesteld van een Schipholpas, de Schipholregels en Bijlage 1 bij de Schipholregels (hierna: de Schipholregels), de Regeling Toelating Schiphol (hierna: de RTS) en de Voorwaarden Schipholpas personen (hierna: de voorwaarden) van toepassing zijn.
Ten onrechte heeft de kantonrechter de Schipholregels, de RTS en de voorwaarden niet van toepassing geacht in de rechtsverhouding tussen hem en SNBV en wel artikel 8.9 van de overeenkomst tussen ISS en SNBV op basis waarvan SNBV zich het recht heeft voorbehouden om – zakelijk weergegeven – vanwege haar moverende redenen een personeelslid van ISS te weigeren. Voor zover SNBV zich wel op dat laatste artikel zou kunnen beroepen gaat van met name artikel 7:611 BW reflexwerking uit, in die zin dat SNBV bij de vaststelling van de feiten rond de vermeende diefstal van het flesje cola de vereiste zorgvuldigheid in acht had dienen te nemen. Dat is niet gebeurd en dat is onrechtmatig, aldus [appellant] .
Het hof is, anders dan de kantonrechter, van oordeel dat tussen SNBV en [appellant] een rechtsverhouding bestaat die zich kenmerkt door de afgifte van de Schipholpas door SNBV aan [appellant] , de regels waar [appellant] zich in dat verband aan moet houden en de mogelijkheid van SNBV de Schipholpas in te nemen, met alle gevolgen van dien voor [appellant] . Dit houdt in dat in de rechtsverhouding tussen SNBV en [appellant] ook de redelijkheid en billijkheid een rol spelen. SNBV moest zich in dat verband dan ook bij haar beslissing de Schipholpas in te trekken mede daardoor laten leiden. Voor het antwoord op de vraag of dat is gebeurd zijn de navolgende omstandigheden van belang.
SNBV en ISS zijn grote commerciële partijen, terwijl [appellant] als werknemer in dienst is bij ISS en door ISS tewerk werd gesteld bij SNBV. In de verhouding tussen SNBV en ISS enerzijds en [appellant] anderzijds is aldus sprake van ongelijkwaardigheid.
Tussen SNBV en ISS bestaat een overeenkomst op basis waarvan ISS diverse facilitaire diensten aan SNBV verleent, waaronder schoonmaakdienstverlening. In de overeenkomst tussen SNBV en ISS is artikel 8.9 opgenomen, waarin is bepaald dat SNBV zich het recht voorbehoudt om, vanwege haar moverende redenen, een personeelslid van ISS te weigeren c.q. van ISS te verlangen dat dat een personeelslid van ISS onverwijld van de luchthaven wordt verwijderd. Dit is een zeer ruim geformuleerd artikel met geen enkele bescherming voor de werknemers van ISS die bij SNBV tewerk zijn gesteld.
Ter uitvoering van voornoemde overeenkomst tussen SNBV en ISS is [appellant] door (de rechtsvoorganger van) ISS vanaf 2008 permanent bij SNBV tewerk gesteld als schoonmaker/voorman. Teneinde zijn werkzaamheden bij SNBV te kunnen verrichten is [appellant] door SNBV in 2008 in het bezit gesteld van een Schipholpas. Tussen SNBV en [appellant] gelden door de verstrekking van die Schipholpas de Schipholregels, de RTS en de voorwaarden. [appellant] heeft derhalve tien jaar onafgebroken als schoonmaker/voorman bij SNBV gewerkt en heeft een evident belang bij continuering van deze werkzaamheden.
Voor SNBV was voornoemd belang van [appellant] kenbaar. [appellant] heeft bij SNBV altijd goed gefunctioneerd. In 2016 is [appellant] door SNBV uitgeroepen tot ‘schoonmaker van het jaar’ vanwege zijn kordate optreden nadat een passagier onwel was geworden. Naast die titel ontving [appellant] van SNBV een geldbedrag als blijk van waardering. Op 29 november 2018, enkele dagen voordat zijn Schipholpas werd ingenomen, heeft [appellant] nog een tas en portefeuille die hij in de toiletruimte vond bij de balie afgegeven.
Tijdens de comparitie heeft SNBV verklaard dat de aanleiding voor het bekijken van de camerabeelden begin december 2018 vermoedens van (ernstige) misstanden in het Privium waren. SNBV heeft in dat kader genoemd dat de toegangsdeur van het Privium was geforceerd en bedrijfskleding, eten en servies uit het Privium werden weggenomen. Bij het bekijken van de camerabeelden heeft SNBV geconstateerd dat [appellant] op 29 oktober 2018 in het Privium een flesje cola drinkt. SNBV heeft hierin vervolgens aanleiding gezien om op grond van artikel 8.9 van de overeenkomst met ISS [appellant] de toegang tot SNBV te ontzeggen. SNBV heeft in dat kader gesteld dat de intrekking van de Schipholpas geen sanctie was om [appellant] te bestraffen, maar louter was gebaseerd op het feit dat ISS [appellant] van de schoonmaakopdracht bij SNBV had gehaald, waardoor [appellant] de Schipholpas niet langer nodig had. Dit volgt evenwel niet uit de brief die SNBV op 12 december 2018 aan ISS heeft gestuurd:
‘Op dinsdag 4 december 2018 (…) is door de controlerende instantie, zijnde de Bedrijfsrecherche Schiphol (…) de Schipholpas ingenomen van de heer [appellant] (…) dit vanwege het wegnemen en nuttigen van drank behorende aan de werkvoorraad van het Privium, op 29 oktober 2018 omstreeks 01:00 uur tijdens diensttijd.’
Hieruit volgt dat – anders dan SNBV stelt – de Schipholpas van [appellant] wel degelijk is ingenomen als sanctie om [appellant] te bestraffen. Echter, voor deze situatie kennen de Schipholregels, de RTS en de voorwaarden andere, minder verstrekkende, sanctioneringsmaatregelen. Hiervan heeft SNBV evenwel geen gebruik gemaakt. Daarmee heeft SNBV geen rekening gehouden met de door [appellant] gestelde en door SNBV niet dan wel onvoldoende gemotiveerd weersproken belangen van [appellant] , terwijl dat zeer wel had gekund.
Door op geen enkele wijze de belangen van [appellant] te betrekken bij de beslissing om zijn Schipholpas in te nemen heeft SNBV dan ook de belangen van [appellant] ernstig veronachtzaamd en daarmee onrechtmatig jegens hem gehandeld. Hierbij weegt mee dat onduidelijkheid is blijven bestaan over de vraag naar de verwijtbaarheid van het drinken van het flesje cola door [appellant] .
Grief I slaagt daarom. Bij deze uitkomst heeft [appellant] geen belang bij behandeling van de overige grieven.
De slotsom uit het bovenstaande is dat de vordering tot teruggave van de Schipholpas en toelating tot de werkzaamheden om de hiervoor besproken redenen moet worden toegewezen, indien en voor zover de werkgever van [appellant] , ISS, hem weer bij SNBV tewerk stelt. SNBV heeft geen feiten gesteld die, indien bewezen, tot een ander oordeel kunnen leiden, zodat haar bewijsaanbod, als niet ter zake dienend, wordt gepasseerd. Als de in het ongelijk gestelde partij zal SNBV worden veroordeeld in de kosten van het geding in beide instanties.
3 Beslissing
Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep;
en opnieuw rechtdoende:
veroordeelt SNBV tot teruggave van de Schipholpas aan [appellant] , alsmede [appellant] weer toe te laten tot het verrichten van zijn werkzaamheden bij SNBV indien en voor zover ISS [appellant] daar weer tewerk stelt;
veroordeelt SNBV in de kosten van het geding in beide instanties, in eerste aanleg aan de zijde van [appellant] begroot op € 167,40 aan verschotten en € 720,- voor salaris en in hoger beroep tot op heden op € 428,53 aan verschotten en € 2.148,- voor salaris;
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mr. I.A. Haanappel-van der Burg, mr. L.A.J. Dun en mr. G.C. Boot en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 14 april 2020.