Gerechtshof Amsterdam, 28-04-2020, ECLI:NL:GHAMS:2020:1164, 200.266.225/01 NOT
Gerechtshof Amsterdam, 28-04-2020, ECLI:NL:GHAMS:2020:1164, 200.266.225/01 NOT
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 28 april 2020
- Datum publicatie
- 12 mei 2020
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2020:1164
- Zaaknummer
- 200.266.225/01 NOT
Inhoudsindicatie
Klacht tegen een oud-notaris. Geheimhoudingsplicht. Tot hoever strekt die zich uit? Wat is de ratio? Had de oud-notaris uitleg moeten geven over de gang van zaken rondom het opstellen en passeren van de akten?
Uitspraak
beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.266.225/01 NOT
nummer eerste aanleg : SHE/2018/15
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 28 april 2020
inzake
[klaagster] ,
wonend te [woonplaats] ,
appellante,
gemachtigde: mr. S. Zuurveld, advocaat te Amsterdam,
tegen
[oud-notaris] ,
oud-notaris te [plaats ] ,
geïntimeerde,
gemachtigde: mr. P.J. de Jong Schouwenburg, advocaat te Amsterdam.
1 Het geding in hoger beroep
Appellante (hierna: klaagster) heeft op 19 september 2019 een beroepschrift bij het hof ingediend tegen de beslissing van de kamer voor het notariaat in het ressort Den Bosch (hierna: de kamer) van 16 september 2019 (ECLI:NL:TNORSHE:2019:23).
Klaagster heeft op 31 oktober 2019 een aanvullend beroepschrift – met bijlagen – bij het hof ingediend.
Geïntimeerde (hierna: de oud-notaris) heeft op 9 december 2019 een verweerschrift bij het hof ingediend.
Het hof heeft de stukken van de eerste aanleg van de kamer ontvangen.
De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 5 maart 2020. De gemachtigde van klaagster en de oud-notaris, vergezeld van zijn gemachtigde (en een kantoorgenoot van die gemachtigde, [X] ), zijn verschenen en hebben het woord gevoerd; beide gemachtigden aan de hand van aan het hof overgelegde pleitnotities.
2 De procedure in eerste aanleg
Klaagster heeft op 28 februari 2018 bij de kamer een klacht ingediend tegen de oud-notaris. De plaatsvervangend voorzitter van de kamer heeft bij beslissing van 24 mei 2018 de klacht kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen voormelde beslissing heeft klaagster tijdig verzet ingesteld bij de kamer. De kamer heeft bij beslissing van 3 december 2018 het verzet gegrond verklaard en bepaald dat de zaak in verdere behandeling zal worden genomen.
Bij de bestreden beslissing van 16 september 2019 heeft de kamer klaagster in haar klacht niet-ontvankelijk verklaard voor zover deze ziet op het verzoek om (schade)vergoedingen en het overleggen van stukken. Voor het overige heeft de kamer de klacht ongegrond verklaard.
3 Feiten
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat.
Samengevat gaat het in deze zaak om het volgende.
De oud-notaris heeft op 10 september 2007 voor de oudere zus van klaagster (hierna: de zus) drie aktes gepasseerd, waarbij de zus respectievelijk haar testament heeft gewijzigd, huwelijkse voorwaarden is aangegaan met haar partner (hierna: de partner) en een overeenkomst heeft gesloten met haar partner met betrekking tot aan haar in eigendom toebehorende onroerende zaken. De zus verbleef op dat moment in het ziekenhuis.
Op 2 juli 2008 heeft de zus haar testament gewijzigd bij de oud-notaris.
De zus is [in] 2008 in het huwelijk getreden met haar partner.
Op 12 mei 2009 en 23 juni 2011 heeft de zus haar testament opnieuw gewijzigd bij de oud-notaris. Bij laatstgenoemd testament heeft de zus onder meer klaagster als één van haar erfgenamen en executeur van haar nalatenschap benoemd. Voorts staat in dit testament, voor zover hier van belang, vermeld:
“E. Onterving
Voor het geval een van mijn erfgenamen enige bepaling van deze uiterste wilsbeschikking betwist en daartoe een rechtsvordering aanhangig maakt of de nietigheid van deze uiterste wilsbeschikking of enig onderdeel daarvan op welke grond dan ook inroept, wordt deze onterfd. Het daardoor eventueel vrijkomende gedeelte van mijn nalatenschap vermaak ik aan mijn overige erfgenamen voor de delen zoals bovenvermeld bepaald.”
Bij notariële akte van 22 april 2013, verleden ten overstaan van de oud-notaris, heeft de zus een algehele volmacht verleend aan haar partner.
Op 28 oktober 2013 heeft de oud-notaris een akte gepasseerd waarbij de huwelijkse voorwaarden tussen de zus en haar partner zijn gewijzigd. Op diezelfde datum heeft de oud-notaris een akte gepasseerd waarbij de partner zijn testament heeft gewijzigd.
De partner is op 9 augustus 2014 overleden.
Bij beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Limburg van 12 september 2014 is een bewind ingesteld over alle goederen die aan de zus (zullen) toebehoren met benoeming van klaagster en haar dochter tot bewindvoerders. Op 14 oktober 2014 heeft de kantonrechter in de rechtbank Limburg een mentorschap ten behoeve van de zus ingesteld met ingang van 1 november 2014 en klaagster en haar dochter benoemd tot mentoren.
Tussen 27 februari 2015 en 10 april 2015 zijn er een brief en e-mailberichten tussen de advocaat van de zus (hierna: de advocaat) en de oud-notaris gewisseld. Hierin staat, voor zover in hoger beroep van belang, het volgende:
De brief van 27 februari 2015 van de advocaat aan de oud-notaris:
“Tot mij wendden zich mevrouw (…) en mevrouw (…) in hun hoedanigheid als bewindvoerders van mevrouw (…), met het verzoek de belangen van mevrouw (…), hierna te noemen cliënte, te behartigen. Ik kan u het volgende berichten.
De bewindvoerders van cliënte hebben geconstateerd dat cliënte op 22 april 2013 een algehele volmacht heeft afgegeven aan de heer (…). Voorts hebben cliënte en de heer (…) op 28 oktober 2013 ten overstaan van u hun huwelijkse voorwaarden gewijzigd (zie bijlage).
Graag vernemen de bewindvoerders van cliënte het volgende van u:
- Waar zijn voornoemde aktes gepasseerd?
- Wie waren daarbij aanwezig?
- Op welke wijze hebt u zich ervan vergewist dat cliënte in staat was om haar wil te bepalen?
- Op welke wijze hebt u de inhoud van de aktes met cliënte besproken?
De bewindvoerders van cliënte verzoeken u mij binnen veertien dagen na dagtekening van deze brief uw reactie te geven, daar waar mogelijk voorzien van informatie/stukken uit uw dossier.”
E-mailbericht van 9 maart 2015 van de oud-notaris aan de advocaat:
“De genoemde aktes zijn ten huize van de heer en mevrouw (…) getekend, en wel alleen in mijn aanwezigheid.
Veder was daar niemand bij aanwezig. De afspraken waren gepland op genoemde data in de aktes omstreeks 17.15 uur.
Ik heb in alle gevallen altijd met beiden een gesprek gehad, en wel afzonderlijk.
Mevrouw (…) was zeer goed in staat haar eigen wil te bepalen en er waren geen gerede twijfels bij mij om anders te veronderstellen. Wat zij wilde sprak zij uit.
Ik hoop dat u voldoende bent ingelicht.”
E-mailbericht van 12 maart 2015 van de advocaat aan de oud-notaris:
“Uw onderstaande e-mail van 9 maart 2015 heb ik met de bewindvoerders van cliënte besproken.
Ik kan u het volgende berichten.
U geeft aan dat cliënte in staat was haar eigen wil te bepalen.
U geeft echter niet aan waaruit u dat is gebleken, terwijl u ook niet aangeeft op welke wijze u de aktes met cliënte hebt besproken.
De bewindvoerders wensen nader geïnformeerd te worden. Graag ontvangen zij een antwoord op de volgende vragen:
- Wie heeft de opdracht gegeven om de stukken op te stellen? De heer (…) of cliënte? Graag ontvangen de bewindvoerders een kopie van de opdrachtbevestigingen.
- Wie heeft u gevraagd om aan huis te komen en welke reden werd hiervoor gegeven?
- Wie heeft u aangegeven wat er in de aktes moest komen te staan?
Wanneer en op welke wijze is dit gebeurd?
- Hebt u cliënte en de heer (…) beiden afzonderlijk toegesproken? Zo ja, waar hebben deze gesprekken plaatsgevonden? Waar was op dat moment de andere echtgenoot/echtgenote?
- Hebt u in het gesprek met de heer (…) geïnformeerd naar de gezondheid en het welzijn van cliënte? Zo ja, wat zei hij hierover?
- Hebt u in het gesprek met cliënte geïnformeerd naar haar gezondheid en welzijn? Zo ja, wat zei zij hierover?
- Hebt u cliënte en/of de heer (…) gevraagd of zij (cliënte) in staat was om haar financiën zelf te beheren?
- Hebt u cliënte uitgelegd dat het bij een volmacht mogelijk is om een tweede persoon te machtigen, beperkingen op te nemen of een vorm van toezicht te regelen? Zo ja, wat was de reactie van cliënte?
- Hebt u de heer (…) gevraagd waarom hij de huwelijkse voorwaarden wenste te wijzigen? Zo ja, wat was zijn antwoord?
- Hebt u cliënte gevraagd waarom zij de huwelijkse voorwaarden wenste te wijzigen? Zo ja, wat was haar antwoord?
- Heeft cliënte een conceptakte ontvangen en, zo ja, wanneer?
- Hebt u de akte voorgelezen aan cliënte?
- Heeft cliënte zelf in uw bijzijn de akte doorgelezen?”
E-mailbericht van 19 maart 2015 van de oud-notaris aan de advocaat:
“Aangaande uw email van 12 maart j.l., acht ik mij niet vrij om de in die mail gestelde en verdere vragen te beantwoorden.”
E-mailbericht van 1 april 2015 te 10:44 uur van de advocaat aan de oud-notaris:
“U bericht de bewindvoerders van cliënte dat u zich niet vrij acht om de vragen te beantwoorden.
De bewindvoerders van cliënte kunnen zich hierin niet vinden. Cliënte heeft het recht om geïnformeerd te worden.
De vragen lenen zich eenvoudig voor beantwoording, althans de informatie moet simpelweg uit uw dossier gehaald kunnen worden.
Indien cliënte u opdracht heeft gegeven om de werkzaamheden te verrichten heeft zij – als uw cliënte – ook het recht om geïnformeerd te worden.
Voor zover u niet bereid bent om antwoord te geven op de gestelde vragen, kunnen de bewindvoerders van cliënte niets anders concluderen dan dat u niet de nodige zorgvuldigheid in acht hebt genomen en cliënte niet op juiste wijze hebt geïnformeerd bij het opstellen van de volmacht en het wijzigen van de huwelijkse voorwaarden. Dit betekent u niet hebt gehandeld als een redelijk bekwaam en redelijk handelend notaris, hetgeen tot gevolg heeft dat u aansprakelijk bent voor de schade die cliënte daardoor geleden heeft. De bewindvoerders van cliënte overwegen in dat geval een klacht tegen u in te dienen en/of een civiele procedure op te starten.”
E-mailbericht van 1 april 2015 te 12:09 uur van de oud-notaris aan de advocaat:
“Ik heb voor zover mijn beroepsgeheim dat toelaat, de in uw eerste brief gestelde vragen op correcte wijze beantwoord. Indien de bewindvoerders vragen hebben, kunnen ze die stellen aan mevrouw (…) [hof: de zus].”
E-mailbericht van 7 april 2015 van de advocaat aan de oud-notaris:
“De bewindvoerders van cliënte behartigen de belangen van cliënte. Zij hebben zeer grote twijfels bij de gang van zaken rond de afgifte van de volmacht en de wijziging van de huwelijkse voorwaarden. Om deze reden hebben zij u ook de vragen gesteld en verlangen zij een antwoord op de vragen. Zij zien niet in dat u het antwoord op de vragen niet mag geven vanwege uw beroepsgeheim. Het gaat hier louter om de contacten tussen u en cliënte, waarbij te gelden heeft dat mag worden aangenomen dat cliënte mede uw opdrachtgever was. Het staat u vrij om antwoord op de vragen te geven, zeker ook omdat op u de verplichting rust cliënte voldoende feitelijke gegevens te verstrekken voor haar bewijslevering. Het uitblijven van een antwoord bevestigt de bewindvoerders dat bij het opstellen van de volmacht en de wijziging van de huwelijkse voorwaarden niet de nodige zorgvuldigheid in acht is genomen. De bewindvoerders gaan er dan ook vanuit dat u alsnog de gestelde vragen zult beantwoorden. Zij merken hierbij op dat het duidelijk mag zijn dat cliënte de vragen niet kan beantwoorden. Zij is al zeer lange tijd niet meer in staat om haar wil te bepalen.”
E-mailbericht van 10 april 2015 van de oud-notaris aan de advocaat:
“Ter beantwoording van uw mailbericht van 7 april jongstleden verwijs ik naar mijn mailbericht van 1 april jongstleden, met mijn daarin vermelde beroepgeheim.”
Bij exploot van 26 juni 2015 zijn de zus en haar bewindvoerders gedagvaard door de erfgenamen van de partner. Zij vorderden op grond van de overeenkomst van 10 september 2007 en de huwelijkse voorwaarden van 28 oktober 2013 onder meer veroordeling van de zus tot betaling van vergoedingsrechten.
Bij brief van 14 augustus 2015 heeft het [naam ziekenhuis] te [plaats ] het medisch dossier van de zus aan klaagster verstrekt.
De zus is op 7 september 2015 op 98-jarige leeftijd overleden.