Gerechtshof Amsterdam, 23-06-2020, ECLI:NL:GHAMS:2020:1804, 200.246.670/01
Gerechtshof Amsterdam, 23-06-2020, ECLI:NL:GHAMS:2020:1804, 200.246.670/01
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 23 juni 2020
- Datum publicatie
- 14 juli 2020
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2020:1804
- Zaaknummer
- 200.246.670/01
Inhoudsindicatie
Wwz. Einduitspraak na prejudiciële vragen aan de Hoge Raad. Substantiële en structurele salarisvermindering als gevolg van de functiewijziging dient niet als beëindiging van de arbeidsovereenkomst te worden aangemerkt. Werknemer heeft geen recht op een overeenkomstig deel van de transitievergoeding.
Art. 7:673 BW.
Uitspraak
afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer: 200.246.670/01
beschikking van de meervoudige burgerlijke kamer van 23 juni 2020
inzake
[appellante] ,
wonend te [woonplaats] ,
appellante,
advocaat: mr. G. Wind te Utrecht,
tegen
STICHTING ISLAMITISCH PRIMAIR ONDERWIJS RIJNMOND h.o.d.n. SIPOR,
gevestigd te Rotterdam,
geïntimeerde,
advocaat: mr. A. Yandere te Den Haag.
1 Het verdere geding in hoger beroep
Partijen worden hierna [appellante] en SIPOR genoemd.
In deze zaak heeft het hof laatstelijk een beschikking gegeven op 15 oktober 2019.
Voor het procesverloop tot die datum verwijst het hof naar die beschikking en de daaraan voorafgaande beschikking van 3 september 2019.
Bij de beschikking van 15 oktober 2019 heeft het hof een aantal prejudiciële vragen aan de Hoge Raad gesteld. Bij uitspraak van 17 april 2020 heeft de Hoge raad die vragen beantwoord.
Aan partijen is vervolgens akte verleend van een schriftelijke uitlating.
2 De verdere beoordeling
Voor een korte samenvatting van de zaak en het geschil dat partijen verdeeld houdt, verwijst het hof naar de beschikking van 15 oktober 2019, specifiek de rechtsoverwegingen 2.3 tot en met 2.12.
Het gaat in dit geding om de vraag of [appellante] recht heeft op een gedeeltelijke transitievergoeding. [appellante] heeft aangevoerd dat vanwege de wijziging van haar functie van leraar naar onderwijsassistent en de daarmee gepaard gaande substantiële en structurele uren- en salarisvermindering (een niveau van vijf salarisschalen) zij recht heeft op de volledige transitievergoeding, althans subsidiair een transitievergoeding die is gerelateerd aan de urenvermindering van twintig procent, uitgaande van het loon waarop voorheen aanspraak bestond. [appellante] heeft hiertoe verwezen naar de beschikking van de Hoge Raad van 14 september 2018 (ECLI:NL:HR:2018:1617).
In zijn beschikking van 3 september 2019 heeft het hof geoordeeld dat gelet op de hiervoor genoemde beschikking van de Hoge Raad sprake is van een gedeeltelijke beëindiging van de arbeidsovereenkomst aangezien partijen door omstandigheden gedwongen - de blijvende arbeidsongeschiktheid van [appellante] - zijn overgegaan tot een substantiële en structurele vermindering van de arbeidstijd van [appellante] met twintig procent en dat dit betekent dat [appellante] - in ieder geval - recht heeft op een met dat percentage overeenkomende transitievergoeding van € 10.227,03 bruto in verband met de vermindering van de arbeidstijd met twintig procent, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 13 juli 2015.
De vraag lag vervolgens voor of door de substantiële en structurele salarisvermindering als gevolg van de functiewijziging van [appellante] op dat punt eveneens van een gedeeltelijke beëindiging van de arbeidsovereenkomst, die recht gaf op een overeenkomstig deel van de transitievergoeding kon worden gesproken, welke vraag [appellante] bevestigend en SIPOR ontkennend beantwoordde. Het hof heeft bij zijn beschikking van 15 oktober 2019 over dit onderdeel van het geschil een aantal prejudiciële vragen aan de Hoge Raad gesteld.
Bij genoemde uitspraak van 17 april 2020 heeft de Hoge Raad als beslissing gegeven dat herplaatsing in een andere functie niet kan worden gelijkgesteld met een (gedeeltelijke) beëindiging van de arbeidsovereenkomst in de zin van artikel 7:673 BW en dat een vermindering van salaris die het gevolg is van herplaatsing dan ook geen recht geeft op een transitievergoeding.
Partijen hebben bij de na deze uitspraak nog genomen akte laten weten dat zij berusten in de uitspraak.
De beslissing van de Hoge Raad leidt tot de conclusie dat de substantiële en structurele salarisvermindering als gevolg van de functiewijziging van [appellante] niet als een gedeeltelijke beëindiging van de arbeidsovereenkomst dient te worden aangemerkt. Dat betekent dat [appellante] (alleen) recht heeft op een gedeeltelijke transitievergoeding van € 10.227,03 bruto in verband met de vermindering van de arbeidstijd met twintig procent. In zoverre is het verzoek van [appellante] toewijsbaar. SIPOR zal worden veroordeeld tot betaling aan [appellante] van dat bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente daarover. Het meer of anders gevorderde is gelet op de uitspraak van de Hoge Raad niet toewijsbaar.
De slotsom is dat het hoger beroep gedeeltelijk slaagt. Dat betekent dat de beschikking waarvan beroep zal worden vernietigd en het verzoek van [appellante] zal worden toegewezen tot meergenoemd bedrag. Omdat beide partijen op enige punten in het ongelijk zijn gesteld, zullen de proceskosten worden gecompenseerd.
3 Beslissing
Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking;
en opnieuw rechtdoende:
veroordeelt SIPOR tot betaling aan [appellante] van € 10.227,03 bruto aan transitievergoeding te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 13 juli 2015;
verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de proceskosten van de procedure in beide instanties aldus dat ieder partij de eigen kosten draagt;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A.M.A. Verscheure, A.S. Arnold en G.C. Boot en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 23 juni 2020.