Gerechtshof Amsterdam, 10-11-2020, ECLI:NL:GHAMS:2020:3095, 200.260.174/01
Gerechtshof Amsterdam, 10-11-2020, ECLI:NL:GHAMS:2020:3095, 200.260.174/01
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 10 november 2020
- Datum publicatie
- 24 november 2020
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2020:3095
- Zaaknummer
- 200.260.174/01
Inhoudsindicatie
Vervolg van ECLI:NL:GHAMS:2020:2391. De voor het eerst in hoger beroep over een deel van het gevorderde bedrag gevorderde wettelijke rente wordt toegewezen.
Toepasselijk wetsartikelen: art. 6:91 BW, art. 6:92 BW, art. 6:109 BW, art. 6:119 BW, art. 7:650 BW.
Uitspraak
afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.260.174/01
zaaknummer rechtbank Noord-Holland : C/15/260518 / HA ZA 17-439
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 10 november 2020
inzake
Sebastiaan [appellant],
wonend te [woonplaats] , gemeente [gemeente] ,
appellant,
advocaat: mr. F.H.A. ter Huurne te Amsterdam,
tegen
GOURMET B.V.,
gevestigd te Grootebroek, gemeente Stede Broec,
geïntimeerde,
advocaat: mr. M.J. Draaisma te Amsterdam.
1 Verder verloop van het geding in hoger beroep
Partijen worden hierna wederom [appellant] en Gourmet genoemd.
Het hof heeft in deze zaak op 1 september 2020 een tussenarrest uitgesproken (verder: het tussenarrest). Voor het verloop van het geding in hoger beroep tot dan toe wordt naar het tussenarrest verwezen.
Vervolgens heeft [appellant] een akte genomen.
Ten slotte is wederom arrest gevraagd.
2 Verdere beoordeling
Onder 3.9 van het tussenarrest heeft het hof overwogen dat de grieven van [appellant] falen en dat de bestreden vonnissen zullen worden bekrachtigd. Omdat Gourmet voor het eerst in hoger beroep ook over de verbeurde boetes van € 65.000,00 wettelijke rente had gevorderd en [appellant] op die vordering nog niet had gereageerd, heeft het hof [appellant] tot die reactie alsnog in de gelegenheid gesteld en de zaak uitsluitend met dat doel naar de rol verwezen. Bij zijn hiervoor genoemde akte heeft [appellant] van de hem geboden gelegenheid gebruik gemaakt.
Uitgangspunt is het bepaalde in art. 6:119 lid 1 BW: ingeval van vertraging in de voldoening van een geldsom is de wettelijke rente over die som verschuldigd over de tijd dat de schuldenaar met de voldoening daarvan in verzuim is geweest.
Anders dan [appellant] in zijn akte primair betoogt, houdt art. 6:92 lid 2 BW niet in dat over een boete in de zin van art. 6:91 e.v. BW geen wettelijke rente verschuldigd is. Het (subsidiaire) verzoek van [appellant] om de wettelijke rente te matigen op grond van art. 7:650 lid 6 BW in verband met art. 6:109 BW wijst het hof af. Waar [appellant] in dit verband slechts wijst op wat hij in het kader van zijn verzoek tot matiging van de boete (zelf) heeft aangevoerd, volstaat het hof hier met te verwijzen naar overweging 3.6.3 van het tussenarrest, welke overweging ook hier geldt.
De slotsom is dat de door Gourmet in hoger beroep over het bedrag van € 65.000,00 gevorderde wettelijke rente, waartegen voor het overige door [appellant] geen verweer is gevoerd, zal worden toegewezen.
[appellant] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, in de kosten van het hoger beroep worden veroordeeld.
3 Beslissing
Het hof:
bekrachtigt de onder bovenvermeld zaaknummer gewezen vonnissen van de rechtbank Noord-Holland van 29 november 2017 en 27 maart 2019, voor zover in conventie gewezen;
veroordeelt [appellant] tot betaling aan Gourmet van de wettelijke rente over een bedrag van € 65.000,00 vanaf de dag van de inleidende dagvaarding, 2 maart 2017, tot die van de voldoening;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van Gourmet tot op heden begroot op € 5.382,00 wegens verschotten en op € 6.322,00 wegens salaris van de advocaat;
verklaart dit arrest ten aanzien van deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. W.H.F.M. Cortenraad, R.J.M. Smit en M.L.D. Akkaya en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 10 november 2020.