Gerechtshof Amsterdam, 14-09-2021, ECLI:NL:GHAMS:2021:2827, 200.271.988/01
Gerechtshof Amsterdam, 14-09-2021, ECLI:NL:GHAMS:2021:2827, 200.271.988/01
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 14 september 2021
- Datum publicatie
- 1 oktober 2021
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2021:2827
- Zaaknummer
- 200.271.988/01
Inhoudsindicatie
Tussenarrest. Vordering van TUI tegen drie ex-werknemers (vliegers), strekkende tot (gedeeltelijke) terugbetaling van door TUI betaalde opleidingskosten. Het beroep van de vliegers op vernietiging van de opleidingsovereenkomst wegens misbruik van omstandigheden wordt door het hof ten aanzien van een van hen (alsnog) gehonoreerd. Om dat beroep ten aanzien van de andere twee vliegers te kunnen beoordelen volgt rolverwijzing met het oog op nadere informatie. Buitengerechtelijke vernietiging. Tegenvordering van vliegers tot betaling van incassokosten is terecht door kantonrechter afgewezen.
Uitspraak: 14 september 2021.
Toepasselijk wetsartikelen: 3:44 lid 4 BW, 3:50 BW, 6:96 BW.
Uitspraak
afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.271.988/01
zaaknummer rechtbank Noord-Holland : 7130767 / CV EXPL 18-6851
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 14 september 2021
inzake
TUI AIRLINES NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Oude Meer, gemeente Haarlemmermeer,
appellante in principaal appel, tevens geïntimeerde in incidenteel appel,
advocaat: mr. J. van Hulst te Amsterdam,
tegen
1 [geïntimeerde sub 1] ,
wonend te [woonplaats] (Groot-Brittannië),
2. [geïntimeerde sub 2],
wonend te [woonplaats] , en
3. [geïntimeerde sub 3],
wonend te [woonplaats] (Verenigde Arabische Emiraten),
geïntimeerden in principaal appel, tevens appellanten in incidenteel appel,
advocaat: mr. S.W.G. Wolters te ’s-Hertogenbosch.
1 Het geding in hoger beroep
Partijen worden hierna TUI en de vliegers genoemd. De vliegers worden afzonderlijk als [geïntimeerde sub 1] , [geïntimeerde sub 2] en [geïntimeerde sub 3] aangeduid.
TUI is bij dagvaarding van 24 december 2019 in hoger beroep gekomen van vonnissen van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Haarlem (hierna: de kantonrechter) van 3 april 2019 (hierna: het bestreden tussenvonnis) en 9 oktober 2019 (hierna: het bestreden eindvonnis), onder bovenvermeld zaaknummer gewezen tussen TUI als eiseres in conventie, tevens verweerster in reconventie, en de vliegers als gedaagden in conventie, tevens eisers in reconventie.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven;
- memorie van antwoord, tevens memorie van grieven in incidenteel appel, met producties;
- memorie van antwoord in incidenteel appel.
Ten slotte is arrest gevraagd.
TUI heeft geconcludeerd dat het hof de bestreden vonnissen zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, haar vordering, zoals in eerste aanleg – in conventie – ingesteld, alsnog integraal zal toewijzen, met beslissing over de proceskosten.
De vliegers hebben geconcludeerd tot, kort gezegd, verwerping van het principale hoger beroep en – in het incidentele hoger beroep – vernietiging van de bestreden vonnissen, alsnog integrale afwijzing van de vorderingen van TUI en, uitvoerbaar bij voorraad, alsnog toewijzing van hun vorderingen, zoals in eerste aanleg – in reconventie – ingesteld, en veroordeling van TUI tot (terug)betaling aan [geïntimeerde sub 2] van een bedrag van € 20.872,91, aan [geïntimeerde sub 1] van een bedrag van € 21.507,43 en aan [geïntimeerde sub 3] van een bedrag van € 11.824,57, telkens met wettelijke rente, met beslissing over de proceskosten.
TUI heeft geconcludeerd tot, kort gezegd, verwerping van het incidentele appel, met beslissing over de proceskosten.
Partijen hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.
2 Feiten
De kantonrechter heeft in het bestreden tussenvonnis, 2.1 tot en met 2.12, de feiten vastgesteld die zij tot uitgangspunt heeft genomen. Tegen onderdelen van de vaststellingen onder 2.3, 2.7 en 2.8 komen de vliegers met de grieven 1 tot en met 3 in incidenteel appel op. Het hof zal bij de beoordeling van het hoger beroep met het ter zake door de vliegers gestelde rekening houden. Voor het overige zijn de door de kantonrechter vastgestelde feiten in hoger beroep niet in geschil en dienen zij derhalve ook het hof als uitgangspunt.