Gerechtshof Amsterdam, 05-11-2024, ECLI:NL:GHAMS:2024:3080, 200.325.213/01
Gerechtshof Amsterdam, 05-11-2024, ECLI:NL:GHAMS:2024:3080, 200.325.213/01
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 5 november 2024
- Datum publicatie
- 21 november 2024
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2024:3080
- Zaaknummer
- 200.325.213/01
Inhoudsindicatie
Werknemer maakt na afloop van het dienstverband aanspraak op nakoming van een fiscaalbeding in de arbeidsovereenkomst. Werkgever beroept zich op finaal kwijtingsbeding in vaststellingsovereenkomst. Uitleg kwijtingsbeding met toepassing van Haviltex-norm in het voordeel van werknemer. Bekrachtiging vonnis op dat punt.
Uitspraak
afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.325.213/01
zaaknummer rechtbank Amsterdam : 9625525 CV EXPL 22-392
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 5 november 2024
inzake
[appellant] B.V.,
gevestigd te [plaats 1] ,
appellante in principaal appel,
geïntimeerde in incidenteel appel,
advocaat: mr. B.E. Boertje te Den Haag,
tegen
[geïntimeerde] ,
wonend te [plaats 2] ,
geïntimeerde in principaal appel,
appellant in incidenteel appel,
advocaat: mr. R. Kossen te Den Haag.
1 De zaak in het kort
Werknemer maakt na afloop van het dienstverband aanspraak op nakoming van een fiscaalbeding in de arbeidsovereenkomst. Werkgever beroept zich op finaal kwijtingsbeding in vaststellingsovereenkomst. Uitleg kwijtingsbeding met toepassing van Haviltex-norm in het voordeel van werknemer. Bekrachtiging vonnis op dat punt.
2 Het verloop van het geding
Partijen worden hierna [appellant] en [geïntimeerde] genoemd.
[appellant] is bij dagvaarding van 10 maart 2023 - hersteld bij exploot van 6 april 2023 - in hoger beroep gekomen van een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam van 16 december 2022 met bovenvermeld zaaknummer gewezen tussen [geïntimeerde] als eiser en [appellant] als gedaagde.
Bij arrest van 25 april 2023 is een mondelinge behandeling na aanbrengen gelast. Op de rol van 1 augustus 2023 heeft [geïntimeerde] een zogenoemd fiscaal rapport inkomstenbelasting 2020 van 27 januari 2023 in het geding gebracht. De mondelinge
behandeling heeft op 13 november 2023 plaatsgehad. Daarvan is een proces-verbaal opgemaakt dat zich bij de stukken bevindt. Na afloop van de mondelinge behandeling is de zaak aangehouden voor het beproeven van een regeling.
Op de rol van 6 februari 2024 hebben partijen elk onder overlegging van producties laten weten dat ze er onderling niet uit zijn gekomen en dat ze door willen procederen.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven, met producties;
- memorie van antwoord, tevens houdende incidenteel appel, tevens houdende wijziging van eis, met producties;
- memorie van antwoord in incidenteel appel, met producties.
[appellant] heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden vonnis en integrale afwijzing van de vordering van [geïntimeerde] , met - uitvoerbaar bij voorraad - veroordeling in de kosten van beide instanties, met nakosten en rente.
[geïntimeerde] heeft geconcludeerd tot gedeeltelijke vernietiging van het bestreden vonnis en tot toewijzing van zijn in het incidentele appel deels gewijzigde vordering, met - uitvoerbaar bij voorraad - veroordeling van [appellant] in de kosten van beide instanties, met nakosten en rente.
Daarna is arrest gevraagd.
3 Feiten
De kantonrechter heeft de feiten opgesomd die zij bij de beoordeling tot uitgangspunt heeft genomen. De in die opsomming niet bestreden feiten dienen ook het hof tot uitgangspunt. Het gaat daarbij samengevat en met andere feiten die het hof als ten tijde van de eerste aanleg vaststaand aanneemt om de volgende feiten.
[geïntimeerde] is op 1 april 2016 bij [appellant] in dienst getreden als directeur van een Franse dochteronderneming van [appellant] . Artikel 5.1 van de arbeidsovereenkomst bepaalt onder meer:
“Employee is entitled to a net annual salary of EUR 116.500 after individual income taxes. The individual income taxes on the Company remuneration due in the Netherlands and France will be for the account of the Company.”
De arbeidsovereenkomst is door opzegging door [geïntimeerde] per 31 december 2019 geëindigd.
Bij brief van zijn gemachtigde van 27 januari 2020 heeft [geïntimeerde] [appellant] gesommeerd tot nakoming van een aantal openstaande verplichtingen uit de arbeidsovereenkomst.
Bij brief van zijn gemachtigde van 20 februari 2020 heeft [geïntimeerde] onder meer aan [appellant] bericht:
“6. De belastingaangifte – en de kosten daarvan over 2019 – worden net als voorgaande jaren (2016/2017/2018) op uw kosten verricht door LIMES. Uiteraard hoort daarbij ook de voldoening van de eventueel hieruit voortkomende heffingen van de Franse fiscus (een en ander conform de arbeidsovereenkomst).”
Bij brief van 17 maart 2020 heeft de gemachtigde van [geïntimeerde] onder meer aan [appellant] bericht:
“U heeft niet gereageerd op punt 6 van mijn bericht van 20 februari 2020 (belastingaangifte LIMES conform de arbeidsovereenkomst). Dit punt is belangrijk voor (…) cliënt. Vanwege het uitblijven van een reactie (en omdat dit zo is afgesproken in de arbeidsovereenkomst) acht ik dit punt voor akkoord.”
Op 14 mei 2020 hebben partijen een vaststellingsovereenkomst (VSO) gesloten. De considerans van de VSO houdt onder meer in:
“3. Tussen partijen is een verschil van mening ontstaan over de betaling van het salaris over de maand december 2019, over het verrekenen van verschillende openstaande posten en over de betaling van een eventuele vergoeding aan werknemer verband houdende met de verrichte werkzaamheden als werknemer.
4. Partijen wensen het geschil te beslechten door middel van een minnelijke regeling. De minnelijke regeling zal worden vastgelegd in deze vaststellingsovereenkomst, waarmee partijen beogen een allesomvattende regeling te treffen.
De VSO houdt verder in:
Komen overeen als volgt
(...)
Binnen twee weken na ondertekening van deze vaststellingsovereenkomst is werkgever bereid een bedrag ad EURO 4.000,= (vierduizend) netto aan restant salaris over de maand december 2019 te betalen.
Binnen twee weken na ondertekening van deze vaststellingsovereenkomst is werkgever bereid een bedrag van EURO 100.000,= bruto te betalen, zijnde een bedrag van EURO 48.000,= netto.
(…)
Finale kwijting
Werknemer verklaart met ondertekening van de onderhavige vaststellingsovereenkomst volledig op de hoogte te zijn van de rechten en plichten alsmede de gevolgen van de ondertekening van de onderhavige vaststellingsovereenkomst. Werknemer heeft zich ter zake laten bijstaan c.q. adviseren door een juridisch adviseur.
Partijen hebben met deze minnelijke regeling en de afspraken zoals vastgelegd in deze vaststellingsovereenkomst alle rechten en verplichtingen tussen hen uit hoofde van de arbeidsovereenkomst en de beëindiging van de arbeidsovereenkomst definitief geregeld.
Partijen verlenen elkaar over en weer volledige en onherroepelijke finale kwijting terzake van alle eventuele aanspraken voortvloeiende uit de arbeidsovereenkomst.”
[appellant] heeft ter uitvoering van de VSO de daarin genoemde bedragen van € 4.000 en € 48.000 aan [geïntimeerde] betaald.
Op 18 januari 2021 heeft [geïntimeerde] van de Franse fiscus een aanslag IB 2019 ontvangen van € 37.306. [geïntimeerde] heeft de aanslag op 25 maart 2021 voldaan. Laatstelijk bij brief van 3 december 2021 heeft de gemachtigde van [geïntimeerde] [appellant] gesommeerd om i) het bedrag van € 37.306 aan [geïntimeerde] te voldoen; en
ii) toe te zeggen om ook de eventuele fiscale aanslagen/heffingen uit het dienstverband met [appellant] over 2020 te voldoen.
[appellant] heeft aan de sommaties van [geïntimeerde] geen gevolg gegeven.