Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 01-09-2015, ECLI:NL:GHARL:2015:6384, 200.133.882
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 01-09-2015, ECLI:NL:GHARL:2015:6384, 200.133.882
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 1 september 2015
- Datum publicatie
- 22 september 2015
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2015:6384
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBMNE:2013:CA3506, Overig
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2016:2375, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 200.133.882
- Relevante informatie
- Burgerlijk Wetboek Boek 7 [Tekst geldig vanaf 01-07-2024 tot 01-01-2025], Burgerlijk Wetboek Boek 7 [Tekst geldig vanaf 01-07-2024 tot 01-01-2025] art. 662, Burgerlijk Wetboek Boek 7 [Tekst geldig vanaf 01-07-2024 tot 01-01-2025] art. 663, Burgerlijk Wetboek Boek 7 [Tekst geldig vanaf 01-07-2024 tot 01-01-2025] art. 664, Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 [Tekst geldig vanaf 01-07-2023]
Inhoudsindicatie
Tussentijds hoger beroep. Overgang van onderneming. Door vervreemder vóór de overgang van onderneming onbetaald gelaten pensioenpremies. Zelfstandig vorderingsrecht bedrijfstakpensioenfonds?
Uitspraak
locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.133.882
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland, afdeling civiel recht, kantonrechter, locatie Utrecht 790937)
arrest van de zesde kamer van 1 september 2015
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
GOM Schoonhouden B.V.,
gevestigd te Schiedam,
appellante,
hierna: GOM,
advocaat: mr. A. van der Kolk,
tegen:
de stichting
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor het Schoonmaak- en Glazenwassersbedrijf,
zetelend te Utrecht,
geïntimeerde,
hierna: BPF,
advocaat: prof. mr. E. Lutjens.
1 Het geding in eerste aanleg
Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van het vonnis van 12 juni 2013 dat de kantonrechter (rechtbank Midden-Nederland, afdeling civiel recht, kantonrechter, locatie Utrecht) tussen GOM als eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie en BPF als gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie heeft gewezen.
2 Het geding in hoger beroep
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep d.d. 11 september 2013,
- de memorie van grieven met een productie,
- de memorie van antwoord.
Vervolgens hebben partijen de stukken voor het wijzen van arrest aan het hof overgelegd en heeft het hof arrest bepaald.
3 De grieven
GOM heeft de volgende grieven aangevoerd.
Grief 1
In het vonnis heeft de kantonrechter ten onrechte overwogen (r.o. 4.14):
“Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het verplichte bedrijfspensioen een arbeidsvoorwaarde is, dat de uit deze arbeidsvoorwaarde voortvloeiende rechten en verplichtingen bij overgang van onderneming overgaan van de vervreemder op de verkrijger, inclusief de verplichting om de vóór de overgang van onderneming onbetaald gelaten premies af te dragen.”
Grief 2
In het vonnis heeft de kantonrechter ten onrechte overwogen (r.o. 4.17)
“Op grond van de voorgaande overwegingen komt de kantonrechter tot het oordeel dat, gelet op het doel van de WOO (hof: Wet overgang van onderneming), een redelijke wetsuitleg de conclusie rechtvaardigt dat een bedrijfstakpensioenfonds een vorderingsrecht kan ontlenen aan de WOO voor de inning van onbetaald gebleven premies van het verplichte bedrijfspensioen.”