Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 04-07-2017, ECLI:NL:GHARL:2017:5633, 200.167.416
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 04-07-2017, ECLI:NL:GHARL:2017:5633, 200.167.416
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 4 juli 2017
- Datum publicatie
- 18 januari 2018
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2017:5633
- Formele relaties
- Einduitspraak: ECLI:NL:GHARL:2017:10973
- Zaaknummer
- 200.167.416
Inhoudsindicatie
Overheidsaansprakelijkheid. Er is causaal verband tussen de onrechtmatige besluiten van de gemeente tot intrekking en terugvordering van bijstand en de beëindiging van de schuldsanering zonder schone lei. De kans op schade voor appellante is aannemelijk.
De gemeente trekt bijstand in en vordert deze terug, omdat appellante een gezamenlijke huishouding zou hebben met haar ex-echtgenoot. De rechtbank beëindigt daarop haar schuldsanering tussentijds en zonder verlening van een schone lei. Hoger beroep van dat vonnis wordt ongegrond verklaard. In de bestuursrechtelijke procedure wordt in hoger beroep geoordeeld dat de gezamenlijke huishouding niet is bewezen. Dat brengt mee dat de besluiten van de gemeente onrechtmatig zijn. In deze procedure oordeelt het hof dat er causaal verband is tussen de onrechtmatige besluiten en de tussentijdse beëindiging van de schuldsanering zonder schone lei en dat de kans op schade aannemelijk is.
Het tussenvonnis bevat ook een passage over overheidsaansprakelijkheid in geval van binnentreden of doorzoeken van een woning zonder machtiging van de rechter-commissaris. Het daarop betrekking hebbende onderdeel van de vordering hebben partijen nadien geregeld.
Uitspraak
locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.167.416
(zaaknummer rechtbank Gelderland C/05/273313)
arrest van 4 juli 2017
in de zaak van
[appellante] ,
wonende te Doesburg,
appellante,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna: [appellante],
advocaat: mr. C.W. Langereis,
tegen:
de publiekrechtelijke rechtspersoon
Gemeente Doesburg,
zetelende te Doesburg,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna: de gemeente,
advocaat: mr. R.D. Boesveld.
1 Het geding in eerste aanleg
Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van de vonnissen van 14 januari 2015 en 4 maart 2015 die de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem heeft gewezen.
2 Het geding in hoger beroep
Het verloop van de procedure blijkt uit:
■ de dagvaarding in hoger beroep d.d. 23 maart 2015,
■ de memorie van grieven,
■ de memorie van antwoord,
■ de schriftelijke pleidooien.
Vervolgens hebben partijen de stukken voor het wijzen van arrest aan het hof overgelegd en heeft het hof arrest bepaald.
[appellante] vordert in het hoger beroep - kort samengevat - dat het hof het vonnis van de rechtbank Gelderland van 4 maart 2015 vernietigt en alsnog voor recht verklaart dat de gemeente aansprakelijk is voor de door haar geleden schade en de gemeente veroordeelt tot betaling van € 2.500 aan immateriële schade en overigens tot schadevergoeding nader op te maken bij staat, vermeerderd met rente en kosten.
3 De vaststaande feiten
Het hof gaat in hoger beroep uit van de feiten zoals beschreven in de rechtsoverwegingen 2.1 tot en met 2.13 van het bestreden vonnis, die hieronder voor de overzichtelijkheid opnieuw worden weergegeven.
[appellante] exploiteerde een eenmanszaak, genaamd Café de Babbelaar. [appellante] heeft de onderneming per 30 januari 2007 beëindigd.
Bij beslissing van 26 maart 2007 is door de gemeente aan [appellante] met ingang van 6 februari 2007 een uitkering op grond van de toenmalige Wet werk en bijstand (Wwb) toegekend naar de norm voor een alleenstaande ouder.
[appellante] is gehuwd geweest met [de ex-echtgenoot] (hierna te noemen: [de ex-echtgenoot]). Uit dit huwelijk is een zoon geboren. Op 27 september 2007 is het huwelijk door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand ontbonden.
Bij vonnis van de rechtbank Arnhem, sector civiel recht, van 14 mei 2009 is de wettelijke schuldsaneringsregeling uitgesproken ten aanzien van [appellante]. De schulden bedroegen op dat moment volgens de verklaring ex artikel 284 Fw € 96.111,54 aan preferente schuldeisers en € 120.619,75 aan concurrente schuldeisers.
Naar aanleiding van een anonieme tip, inhoudende onder meer dat “[de ex-echtgenoot] al voordat [[appellante]] een bijstandsuitkering (...) ontving, gewoon bij haar woont”, heeft de sociale recherche De Liemers een onderzoek ingesteld naar de rechtmatigheid van de aan [appellante] verleende bijstand. De sociale recherche heeft [appellante] en [de ex-echtgenoot] verhoord, waarvan processen-verbaal zijn opgemaakt en heeft een rapport uitgebracht, gedateerd 9 november 2009.
Bij besluit van 20 oktober 2010 heeft de gemeente het recht van [appellante] op een uitkering ingevolge de Wwb over de periode van 6 februari 2007 tot en met 7 juni 2010 ingetrokken, omdat [appellante] een gemeenschappelijke huishouding voerde met [de ex-echtgenoot] en heeft de gemeente een bedrag van € 53.083,92 aan ten onrechte verleende bijstand teruggevorderd van [appellante].
[appellante] heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van de gemeente van 20 oktober 2010. De gemeente heeft bij beslissing op bezwaar van 24 mei 2011 het bezwaar gedeeltelijk gegrond verklaard, in zoverre dat de conclusie luidt dat [appellante] en haar ex-partner [de ex-echtgenoot] (slechts) gedurende de periode van 1 september 2009 tot en met 7 juni 2010 een gezamenlijke huishouding hebben gevoerd. De gemeente heeft het recht op bijstand over deze periode ingetrokken en als gevolg daarvan het van [appellante] terug te vorderen bedrag verlaagd tot een bedrag van € 11.206,64.
[appellante] heeft beroep ingesteld van de beslissing van de gemeente van 24 mei 2011. Bij uitspraak van de rechtbank Arnhem, sector bestuursrecht, van 12 januari 2012 is het beroep ongegrond verklaard.
Bij vonnis van de rechtbank Arnhem, sector civiel recht, van 8 maart 2012, is de toepassing van de schuldsaneringsregeling ten aanzien van [appellante] tussentijds beëindigd.
[appellante] heeft hoger beroep ingesteld van het vonnis van 8 maart 2012. Bij arrest van het Gerechtshof Arnhem, sector civiel recht, van 19 april 2012 is het vonnis van de rechtbank van 8 maart 2012 bekrachtigd.
[appellante] heeft hoger beroep ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 12 januari 2012. De Centrale Raad van Beroep heeft bij uitspraak van 1 oktober 2013 de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 12 januari 2012 vernietigd, het beroep gegrond verklaard, het besluit op bezwaar van de gemeente van 24 mei 2011 vernietigd en het besluit van de gemeente van 20 oktober 2010 herroepen.
[appellante] heeft de gemeente bij brief van 16 januari 2014 aangesproken tot vergoeding van de schade die zij lijdt door het onrechtmatige besluit van de gemeente om de Wwb uitkering terug te vorderen, omdat als gevolg van deze terugvordering de toepassing van de schuldsaneringsregeling tussentijds is beëindigd. [appellante] houdt de gemeente aansprakelijk voor de hoogte van de schulden waarvoor zij weer wordt aangesproken door schuldeisers na de beëindiging van de schuldsaneringsregeling.
De gemeente heeft aansprakelijkheid van de hand gewezen.