Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 02-01-2018, ECLI:NL:GHARL:2018:38, 200.124.042
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 02-01-2018, ECLI:NL:GHARL:2018:38, 200.124.042
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 2 januari 2018
- Datum publicatie
- 7 februari 2018
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2018:38
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2019:1531, (Gedeeltelijke) vernietiging met verwijzen
- Zaaknummer
- 200.124.042
Inhoudsindicatie
Arbeidsovereenkomst in de zin van artikel 7:610 lid 1 BW voor predikant; kennelijk onredelijk ontslag.
Uitspraak
locatie Arnhem
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.124.042
(zaaknummers rechtbank Zutphen 120562 en 452923)
arrest van 2 januari 2018
in de zaak van
[appellant] ,
wonende te [plaatsnaam] ,
appellant in het principaal appel,
geïntimeerde in het incidenteel appel,
in eerste aanleg: eiser,
hierna: [appellant] ,
advocaat: mr. T. van Kooten,
tegen:
het kerkgenootschap
Nederlands Gereformeerde Kerk Hattem,
gevestigd te Hattem,
geïntimeerde in het principaal appel,
appellant in het incidenteel appel,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna: de NGK Hattem,
advocaat: mr. P.L. Hellinga.
1 Het geding in eerste aanleg
Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van de door de rechtbank Zutphen (sector civiel, afdeling handel) op 15 juni 2011 (hersteld bij vonnis van 6 juli 2011) en door de kantonrechter (rechtbank Zutphen, sector kanton, locatie Apeldoorn) op 6 juli 2011 en 17 oktober 2012 tussen de partijen uitgesproken vonnissen.
2 Het geding in hoger beroep
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep d.d. 11 januari 2013,
- de memorie van grieven (met producties),
- de memorie van antwoord tevens incidenteel beroep,
- de memorie van antwoord in incidenteel appel,
- de pleidooien overeenkomstig de pleitnotities van mrs. Van Kooten en Hellinga(inclusief re- en dupliek).
Vervolgens hebben partijen de stukken voor het wijzen van arrest aan het hof overgelegd en heeft het hof arrest bepaald.
[appellant] vordert in het (principaal) hoger beroep – kort samengevat – dat het hof de bestreden vonnissen van 15 juni 2011 en 6 juli 2011 alsmede van 6 juli 2011 en 17 oktober 2012 zal vernietigen en, opnieuw recht doende, zijn volgens de appeldagvaarding bij memorie van grieven te vermeerderen vorderingen zal toewijzen en de NGK Hattem zal veroordelen in de kosten van beide instanties.
De NGK Hattem vordert in het incidenteel hoger beroep – kort samengevat – dat het hof (bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren arrest) het bestreden vonnis van 17 oktober 2012 zal bekrachtigen voor zover de vorderingen van [appellant] zijn afgewezen, dat vonnis zal vernietigen voor zover de kosten van het geding in eerste aanleg tussen de partijen zijn gecompenseerd en [appellant] zal veroordelen in de kosten van beide instanties.
3 De vaststaande feiten
Het hof gaat in hoger beroep uit van de navolgende, hierna (mede) gegeven de grief van [appellant] tegen de vaststelling van de feiten in eerste aanleg (grief II) opnieuw vastgestelde, feiten.
De NGK Hattem is een kerkgenootschap in de zin van artikel 2:2 BW. Het bestuur
van de NGK Hattem wordt gevormd door de Kerkenraad. De predikant maakt deel uit van de
Kerkenraad. De NGK Hattem kent eigen regelingen, waaronder het Akkoord voor Kerkelijk
Samenleven van de Nederlands Gereformeerde Kerken (hierna: het AKS) en Richtlijnen voor de voorwaarden behorende bij de
verbintenis tussen gemeente en predikant ten behoeve van de vervulling van het
predikantsambt (hierna: de WAP-richtlijn). Deze regelingen zijn door partijen
(grotendeels) overgelegd en voorts te vinden op de website www.ngk.nl.
In het AKS (2007) is onder meer het volgende vastgelegd:
‘Artikel 9 Levensonderhoud van een predikant
Een gemeente voorziet haar predikant van behoorlijk levensonderhoud, ook indien deze door ziekte, ouderdom of soortgelijke oorzaak niet meer in staat is zijn ambtelijk werk te verrichten, en na diens overlijden zijn weduwe en wezen.
In de regel wordt aan een predikant ontheffing van zijn ambtelijk werk verleend wanneer hij de leeftijd van 65 jaar bereikt, tenzij met wederzijdse bewilliging anders overeengekomen wordt. Hij behoudt de naam en eer van dienaar van het Woord.
Artikel 10 Ontslag van een predikant om gewichtige redenen
Een predikant die naar het oordeel van de kerkenraad om gewichtige, maar niet tuchtwaardig
makende redenen zijn gemeente niet langer kan dienen, wordt ontslag verleend overeenkomstig de “Procedure voor ontslag van een predikant om gewichtige redenen”.
Tenzij de regiovergadering tot het oordeel komt dat de predikant ook in een andere gemeente zijn ambt niet naar behoren zal kunnen vervullen, wordt hij voor een bepaalde termijn beroepbaar gesteld en blijft zolang als predikant verbonden aan de gemeente die hij diende.’
Artikel 31 Samenwerking van de kerken
Eendrachtig samenwerken
De kerken, die van Christus zijn, werken eendrachtig samen. (...) Zij helpen en dienen elkaar en behartigen in regionaal en landelijk verband de zaken die zij gemeenschappelijk hebben. Zij heersen daarbij niet over elkaar, (...).
Regio, regiovergadering en landelijke vergadering; commissies
Naburige kerken vormen gezamenlijk een regio.
De kerken van een regio komen door afgevaardigden bijeen in een regiovergadering.
Alle kerken gezamenlijk komen door afgevaardigden bijeen in een landelijke vergadering.
Deze vergaderingen worden samengeroepen door de kerk die door de laatstgehouden vergadering daartoe werd aangewezen. Van genomen besluiten wordt nauwkeurig aantekening gemaakt.
Een regiovergadering en een landelijke vergadering zijn bevoegd commissies te benoemen en te ontslaan. Een commissie ontvangt bij haar benoeming een duidelijke opdracht en rapporteert tijdig aan de betrokken kerken. Het rapport van een commissie komt aan de orde op de eerstkomende regiovergadering dan wel landelijke vergadering.
In 2011 is het AKS op onderdelen gewijzigd. In de huidige versie luidt artikel 9:
‘Een gemeente voorziet haar predikant van behoorlijk levensonderhoud overeenkomstig de richtlijn. Deze verantwoordelijkheid omvat mede het levensonderhoud bij ziekte, bij ouderdom en voor nabestaanden.
Aan een predikant wordt ontheffing van zijn ambtelijk werk verleend vanaf het moment dat hij ouderdomspensioen of een uitkering wegens arbeidsongeschiktheid ontvangt. Hij behoudt de naam en eer van dienaar van het Woord.’
In de WAP-richtlijn is onder meer het volgende opgenomen:
‘Artikel 1 Verbondenheid tussen predikant en gemeente
lid 1 Predikant is degene die overeenkomstig art. 5 tot en met 8 Akkoord voor Kerkelijk Samenleven (AKS) aan een gemeente is verbonden. Deze verbondenheid is vastgelegd in een beroepingsbrief.
lid 2 De beroepingsbrief vermeldt de werkzaamheden (dienst of opdracht) die de predikant verricht voor de gemeente, conform art. 11 AKS en de financiële vergoeding die de gemeente aan de predikant toekent als behoorlijke voorziening in het levensonderhoud conform art. 9 AKS.
lid 3 De verbondenheid tussen de predikant en de gemeente is geen arbeidsovereenkomst.
lid 4 De verbondenheid tussen de predikant en de gemeente impliceert dat die gemeente
verantwoordelijk is voor het behoorlijk levensonderhoud van die predikant.
(…)
Artikel 7 Bestendiging van de verbondenheid predikant/gemeente
lid 1 De verbondenheid tussen de predikant en de gemeente eindigt niet:
a door arbeidsongeschiktheid die zodanig is dat de predikant niet meer (geheel) in staat is zijn werkzaamheden te verrichten;
b door emeritering;
c door gebruik te maken van de TOP (Taakverlichting Oudere Predikanten) regeling.
lid 2 (…)
Artikel 8 Beëindiging van de verbondenheid predikant/gemeente
lid 1 De verbondenheid tussen de predikant en de gemeente eindigt door ontslag:
a doordat de predikant door een andere gemeente beroepen is en de predikant dat beroep heeft aanvaard, op het moment van de aanvang van de verbondenheid aan die andere gemeente;
b wegens gewichtige redenen, niet zijnde tuchtwaardig gedrag, op het moment van het ontslag, met inachtneming van het gestelde in art. 12.
c op verzoek van de predikant, op een in onderling overleg vast te stellen moment.
lid 2 De verbondenheid tussen de predikant en de gemeente eindigt door afzetting op grond van art. 30 AKS wegens onschriftuurlijke leer of openbare grove zonde, op het moment van afzetting, met inachtneming van het gestelde in art. 13.
Artikel 9 formaliteiten bij ontslag
lid 1 In geval van ontslag op grond van art 8 lid 1 sub a is art 7 AKS van toepassing.
lid 2 In geval van ontslag op grond van art 8 lid 1 sub b is art. 10 AKS van toepassing en gelden bovendien de art. 10 t/m 12 en de procedure zoals beschreven in de bijlage.
lid 3 In geval van afzetting is de procedure van art 30 AKS van toepassing en geldt bovendien art. 13.
Artikel 10 Ontslag wegens gewichtige redenen
lid 1 Ontslag wegens gewichtige redenen kan slechts plaats vinden indien deze redenen zodanig gewichtig zijn dat de predikant de gemeente niet langer kan dienen. Onder zodanige redenen worden o.a. verstaan opheffing van de gemeente, economische redenen, ernstige vertrouwensbreuk en disfunctioneren.
lid 2 Alvorens ontslag wegens gewichtige redenen kan plaats vinden, dienen predikant en kerkenraad zich in te spannen een oplossing te bewerkstelligen. Daarbij hebben beiden het recht om zich te wenden tot de Landelijke Vertrouwens- en Advies Commissie (VAC).
lid 3 Indien geen oplossing, anders dan ontslag, wordt bereikt, vraagt de kerkenraad advies aan de Landelijke Adviescommissie WAP. De adviesaanvraag heeft betrekking op:
de civielrechtelijke aspecten van het voorgenomen ontslag;
de financiële regeling die getroffen wordt.
lid 4 De regionale vergadering, die het ontslag van de predikant op grond van art. 10 AKS
goedkeurt, betrekt bij haar overwegingen het advies van de Landelijke Adviescommissie WAP. De regionale vergadering kan van dit advies gemotiveerd afwijken. De motivering voor de afwijking wordt schriftelijk aan betrokkenen medegedeeld.
Artikel 11 Beroepbaarstelling en status van predikant
lid 1 De regionale vergadering, die het ontslag van de predikant op grond van art. 10 AKS
goedkeurt, bepaalt daarbij tevens of de ontslagene beroepbaar blijft.
lid 2 De regionale vergadering zal deze beroepbaarstelling beperken tot een bepaalde termijn (van bijvoorbeeld twee jaren)
lid 3 Indien betrokkene na die termijn geen beroep heeft aanvaard zal hij de status van predikant verliezen.
lid 4 Indien de regionale vergadering beslist dat betrokkene niet langer beroepbaar is, zal hij
terstond de status van predikant verliezen.
lid 5 De predikant blijft verbonden aan de gemeente gedurende de periode die ligt tussen het moment van ontslag en het moment dat de predikant in een nieuwe gemeente is bevestigd of de status van predikant verliest. De kerkenraad houdt opzicht en tucht over de predikant. De predikant zal aangeduid worden als ‘de predikant van de gemeente die hij diende’.
lid 6 Bij ontslag wegens gewichtige redenen die erin gelegen zijn dat de gemeente waaraan de predikant verbonden is wordt opgeheven zat aan de regionale vergadering verzocht worden een genabuurde gemeente aan te wijzen waar de predikant aan verbonden kan worden, teneinde zijn status von predikant te kunnen behouden.
Artikel 12 financiële regeling hij ontslag wegens gewichtige redenen
lid 1 Bij een ontslag wegens gewichtige redenen treft de kerkenraad een financiële regeling ter voorziening in het levensonderhoud van de predikant.
lid 2 De financiële regeling wordt ter goedkeuring aan de regionale vergadering voorgelegd.
lid 3 De financiële regeling bevat in ieder geval bepalingen omtrent een aan de predikant toe te kennen uitkering na het ontslag en voorwaarden voor het bewonen en verlaten van een eventuele ambtswoning.
lid 4 Bij de vaststelling van de duur en de hoogte van de uitkering wordt tenminste gehandeld conform de regels van de werkloosheidswetgeving.
lid 5 Indien de predikant op de datum van het ontslag de leeftijd van 50 jaar heeft bereikt, geldt in aansluiting van de regeling in lid 3 en 4 een financiële regeling, die ten minste bevat wat geregeld is in de IOAW (Wet Inkomensvoorziening Oudere en gedeeltelijk Arbeidsongeschikte Werknemers).
(...)’
Tot de WAP-richtlijn behoort ook de bijlage, genoemd in artikel 9 lid 2 van de
WAP-richtlijn: ‘Procedure voor ontslag van een predikant om gewichtige redenen’ (hierna:
de Procedure-richtlijn). Hierin is te lezen:
‘In geval van ontslag van de predikant wegens gewichtige redenen zoals omschreven in art. 10 tot en met 12 van de WAP-richtlijn geldt de volgende procedure:
Artikel 1 Voornemen kerkenraad
De kerkenraad van de gemeente die voornemens is de predikant wegens gewichtige redenen te ontslaan, stelt de predikant schriftelijk in kennis van dit voornemen. Het voornemen dient tenminste te bevatten:
a de motivering van de beslissing,
b de datum waarop het ontslag zal ingaan,
c een voorstel voor een financiële regeling als bedoeld in artikel 12 WAP-richtlijn,
d de mededeling dat advies zal worden gevraagd aan de Landelijke Adviescommissie WAP, de mededeling dat de predikant zich van een raadsman/vrouw kan voorzien, die tevens als
gemachtigde van de predikant kan optreden,
f een verantwoording van het gevoerde beleid om ontslag te voorkomen.
Artikel 2 Verweer predikant
lid 1 De predikant kan binnen veertien dagen nu ontvangst van het voornemen schriftelijk verweer indienen hij de kerkenraad.
lid 2 De termijn kan al dan niet op verzoek van de predikant met veertien dagen worden verlengd.
lid 3 Indien de predikant zich laat vertegenwoordigen wordt een ondertekende machtiging bij het verweer gevoegd.
Artikel 3 Besluit kerkenraad
lid 1 Indien de kerkenraad na ontvangst van het verweer besluit het voornemen in te trekken of te wijzigen, doet zij daarvan onmiddellijk bericht aan de predikant.
lid 2 Indien de kerkenraad besluit het voornemen te wijzigen, zijn de art. 1 en 2 op het gewijzigde voornemen van toepassing.
lid 3 Indien de kerkenraad haar voornemen handhaaft, doet de kerkenraad aan de gemeente
mededeling van het voorgenomen ontslag met het oog op haar instemming.
lid 4 Indien de kerkenraad haar voornemen handhaaft, verzoekt de kerkenraad binnen twee weken na ontvangst van het verweer of na het verstrijken van de termijn voor verweer aan de Landelijke Adviescommissie WAP een advies uit te brengen conform art. 10 lid 3 van de WAP-richtlijn. Het verzoek bevat afschriften van de stukken zoals in art. 1 en 2 genoemd. De kerkenraad verstrekt een afschrift van de adviesaanvrage aan de predikant.
lid 5 Binnen dezelfde termijn verzoekt de kerkenraad aan de samenroepende kerk de in art. 6
bedoelde regiovergadering te agenderen.
Artikel 4 Advies Landelijke Adviescommissie WAP
Lid 1 De Landelijke Adviescommissie WAP stelt de kerkenraad en de predikant in de gelegenheid hun standpunten mondeling toe te lichten.
lid 2 De commissie brengt binnen vier weken na ontvangst van de adviesaanvraag schriftelijk advies uit aan de kerkenraad.
lid 3 De commissie zendt een afschrift van het advies aan de predikant.
lid 4 In bijzondere gevallen kan de commissie afwijken van de termijn zoals genoemd in
lid 2. Zij stelt betrokken partijen daarvan schriftelijk in kennis onder opgave van redenen.
Artikel 5 Besluit kerkenraad inzake advies
lid 1 De kerkenraad besluit binnen twee weken na ontvangst van het advies of zij het advies van de Landelijke Adviescommissie WAP overneemt.
lid 2 De kerkenraad zendt terstond een afschrift van haar besluit aan de predikant. lid 3 Indien het besluit inhoudt dat het voornemen tot ontslag blijft gehandhaafd, verzoekt de
kerkenraad tegelijkertijd de regionale vergadering van de regio waartoe de gemeente behoort om goedkeuring conform art. 10 AKS.
lid 4 Het verzoek bevat het voornemen tot ontslag zoals omschreven onder art. 1 punt a, b en c en het advies van de Landelijke Adviescommissie WAP.
lid 5 Het verzoek omvat tevens, indien van toepassing, de redenen waarom van het advies van de Landelijke Adviescommissie WAP wordt afgeweken.
lid 6 De predikant ontvangt per gelijke post een afschrift van het verzoek om goedkeuring.
Artikel 6 Behandeling door regionale vergadering
lid 1 De samenroepende kerk bepaalt na ontvangst van het verzoek van de kerkenraad om de
regiovergadering te agenderen, de datum waarop de mondelinge behandeling zal plaats vinden en informeert de betrokken kerkenraad en predikant schriftelijk over de datum.
lid 2 De mondelinge behandeling vindt niet later plaats dan twaalf weken na ontvangst van het verzoek.
Lid 3 De samenroepende kerk zendt een afschrift van het verzoek om goedkeuring aan de betrokken predikant met bevestiging van de datum van de mondelinge behandeling.
lid 4 De predikant kan tot tien dagen voor de mondelinge behandeling een verweerschrift indienen. Een afschrift van het verweerschrift wordt terstond aan de verzoekende kerkenraad gezonden.
lid 5 De regionale vergadering verzoekt een genabuurde regionale vergadering om het vervolg van de procedure bij te wonen en zo weloverwogen te bewilligen in het te nemen besluit.
lid 6 De regionale vergadering hoort de kerkenraad en de predikant in elkaars aanwezigheid. In bijzondere gevallen kan de regionale vergadering besluiten ieder apart te horen. De regionale vergadering kan een commissie benoemen, die belast wordt met de mondelinge behandeling.
lid 7 De kerkenraad, de predikant en de overige afgevaardigden, die bij het voorgenomen ontslag betrokken zijn geweest of belang hebben, nemen niet deel aan de beraadslagingen.
lid 8 De regionale vergadering beslist met bewilliging van de genabuurde regionale vergadering over: a het ontslag; b de beroepbaarstelling van de predikant; c de financiële regeling.
lid 9 De regionale vergadering stelt de betrokken predikant en de kerkenraad onverwijld, doch uiterlijk binnen een week na de vergadering waarin de besluitvorming plaatsvond, schriftelijk in kennis van haar besluit.
Artikel 7 Instellen beroep
lid 1 De predikant en de kerkenraad kunnen tegen het besluit van de regionale vergadering binnen twee weken na ontvangst van het besluit beroep instellen bij de Landelijke Vergadering.
lid 2 Zolang beroep op de Landelijke Vergadering openstaat of een beroepsprocedure bij de
Landelijke Vergadering loopt, kan de kerkenraad niet overgaan tot ontslag.
lid 3 Indien het onderwerp van geschil alleen de financiële regeling is vragen partijen een oordeel aan een door beiden aan te wijzen deskundige. Het oordeel van de deskundige is bindend.’
[appellant] , geboren [geboortedatum] , is op [datum] beroepen en op [datum]
bevestigd als predikant van de NGK Hattem, met een voltijdse aanstelling.
Op 26 september 2006 is [appellant] getroffen door een herseninfarct, waardoor hij
uitgevallen is voor zijn werkzaamheden. Vanaf circa medio 2007 kon hij op arbeidstherapeutische basis weer enige werkzaamheden verrichten, waaronder het voorgaan in kerkdiensten, zoals ook geschiedde.
In het najaar van 2007 heeft [appellant] aan het moderamen van de Kerkenraad en vervolgens (bij brief van 10 december 2007) aan de Kerkenraad meegedeeld dat hij op medisch advies gescheiden moest gaan leven van zijn vrouw. [appellant] is hierop door de Kerkenraad voor drie maanden (tot april 2008) vrijgesteld van alle taken. Op 16 december 2007 heeft de Kerkenraad vanaf de kansel aan de gemeente van het besluit van [appellant] gescheiden van zijn vrouw te gaan leven alsmede van zijn bedoelde vrijstelling van taken, mededeling gedaan.
In een vergadering van het moderamen van 30 januari 2008 is besloten de Kerkenraad in zijn vergadering van 5 februari 2008 uit te nodigen voor een extra vergadering om over de toekomst van de predikant door te praten. [appellant] werd niet uitgenodigd bij die bijeenkomst aanwezig te zijn, maar zou van de bijeenkomst op de hoogte worden gesteld en “op enig moment daarna van de uitkomst op de hoogte gesteld moeten worden”.
Op 20 februari 2008 heeft de Kerkenraad besloten om aan de in kerkelijke regelingen voorziene Landelijke Vertrouwens- en Advies Commissie (hierna: de VAC) het verzoek te richten om binnen de gemeente te onderzoeken of er nog voldoende vertrouwen bestond of weer herwonnen kon worden om als gemeente en predikant samen door te gaan.
Daarbij is aangegeven dat er aan getwijfeld werd of [appellant] zijn ambt bij de NGK Hattem nog zou kunnen uitoefenen:
Լ gezien de moeiten die er zijn geweest in zijn eerste jaar van zijn ambtsbediening in Hattem;
º gezien feit dat er problemen in zijn huwelijk zijn die al begonnen zijn, ver voordat hij het beroep naar Hattem aannam;
º gezien de huidige situatie waarin hij en zijn vrouw gescheiden zijn gaan leven en wonen.’
[appellant] werd door de Kerkenraad verzocht zijn werkzaamheden in de gemeente gedurende het onderzoek van de VAC op te schorten. Op advies van de VAC hebben de Kerkenraad en [appellant] vervolgens afgesproken dat [appellant] in ieder geval zolang het onderzoek van de VAC liep, met het oog op de rust in de gemeente, geen ambtelijke werkzaamheden binnen dan wel ten behoeve van de NGK Hattem zou verrichten.
De VAC heeft schriftelijk gerapporteerd op 29 augustus 2008, waarbij onder meer
is geadviseerd als volgt, waarbij zij de Kerkenraad heeft afgekort tot ‘kr’:
‘1. De kr verleent ds [appellant] toestemming om voorshands met een zekere regelmaat in kerkdiensten van de NGK Hattem voor te gaan. Voorts verzoekt de kr ds [appellant] voorshands geen andere werkzaamheden binnen dan wel ten behoeve van de NGK Hattem te verrichten.
2. De kr verleent ds [appellant] toestemming om in diensten van andere Nederlands Gereformeerde
gemeenten voor te gaan.
3. Er wordt tussen ds [appellant] en de kerkenraad een bespreking belegd, waarin onder leiding van de VAC met elkaar gesproken wordt over de bestaande situatie en onder welke voorwaarden en omstandigheden een terugkomst van ds [appellant] als predikant van de gemeente mogelijk wordt geacht.
4. Uiterlijk in december 2008 beraadt de kr, gelet op de dan zich voordoende feiten en
omstandigheden, zich in overleg met de VAC over de positie van ds [appellant] .
5. De kr dringt er bij ds [appellant] en zijn echtgenote op aan om wegen te zoeken om bij voorkeur middels het inroepen van professionele hulp, uit de thans bestaande huwelijks- en persoonlijke problematiek te komen.
6. Voor zover nodig, zoekt de kr naar een predikant of pastoraal werker die gedurende de afwezigheid van ds [appellant] de gemeente in prediking, catechese en pastoraat kan bijstaan.
7. De kr roept de gemeente op ds [appellant] en zijn gezin nadrukkelijk in het gebed aan de Heer op te dragen.
8. De kr verzoekt de VAC na te gaan of het tot de mogelijkheden behoort dat ds [appellant] tijdelijk in een andere Nederlandse Gereformeerde gemeente werkzaamheden gaat verrichten.’
Naar aanleiding van het advies van de VAC hebben gesprekken plaatsgevonden
tussen de NGK Hattem en [appellant] , voor het eerst op 6 oktober 2008, nadat de Kerkenraad op
1 en 4 september 2008 met de VAC en op 11 september 2008 met de gemeente, buiten aanwezigheid van [appellant] , over het advies had gesproken. De Kerkenraad achtte van de adviespunten punt 5 het meest belangrijk en besprak vervolgens punt 3. Tussen de Kerkenraad en [appellant] vonden gesprekken plaats op 27 oktober 2008, 10 november 2008 en
1 december 2008, behoudens de laatste in aanwezigheid van de VAC.
Op 4 december 2008 heeft de Kerkenraad besloten tot het houden van een gemeentevergadering op 11 december 2008, in aanwezigheid van [appellant] . De Kerkenraad legde de gemeente bij die gelegenheid een tweetal mogelijkheden voor: geduld met [appellant] die naar het oordeel van de Kerkenraad, gelet op zijn (privé-)omstandigheden, zijn werk niet kon oppakken dan wel goede afspraken met [appellant] over een andere functie en zoeken naar een nieuwe herder. Gehoord de gemeente, heeft de Kerkenraad geconcludeerd dat sprake was van een ‘ernstige vertrouwensbreuk’ als bedoeld in artikel 8 lid 1b van de WAP.
Bij brief van 15 januari 2009 heeft de NGK Hattem aan [appellant] een door de Kerkenraad op 12 januari 2009 genomen, voorgenomen besluit tot ontslag kenbaar gemaakt. Hervatting door [appellant] van re-ïntegratie inspanningen werd door de Kerkenraad niet mogelijk geacht, evenmin als werkzaamheden binnen de gemeente en optreden naar buiten namens de gemeente Hattem. Dit besluit is door de Kerkenraad blijkens haar brief aan [appellant] van
16 maart 2009 formeel aan [appellant] bevestigd. [appellant] heeft daartegen op 9 april 2009 verweer gevoerd.
Op 21 april 2009 heeft de Kerkenraad advies met betrekking tot de beëindiging van de verbondenheid van [appellant] gevraagd aan de landelijke Adviescommissie WAP en aan de Regiovergadering gevraagd een regiovergadering samen te roepen met toezending van het voornemen tot ontslag.
Op 7 mei 2009 heeft, in aanwezigheid van de Kerkenraad en buiten aanwezigheid van [appellant] , een procedurele vergadering tussen de Kerkenraad en de Regiovergadering Harderwijk (hierna: de Regiovergadering) plaatsgevonden. Bij die gelegenheid is de Regiovergadering door de Kerkenraad geïnformeerd over het voorgenomen ontslag van [appellant] .
Op 13 mei 2009 heeft de landelijke Adviescommissie WAP een hoorzitting gehouden, waarop de Kerkenraad en [appellant] zijn gehoord. De commissie heeft op 10 juni 2009 advies uitgebracht.
De Regiovergadering heeft een commissie samengesteld (hierna: de regiocommissie) om de Regiovergadering over het voorgenomen ontslag te adviseren. Op 8 juli 2009 is een
hoorzitting gehouden door de voornoemde regiocommissie, waarbij onder andere [appellant] is gehoord. Van deze zitting is een verslag opgemaakt.
Op 18 augustus 2009 heeft bij de rechtbank Zutphen, sector kanton, locatie Apeldoorn de mondelinge behandeling plaatsgevonden van een door de NGK Hattem ingediend (voorwaardelijk) verzoekschrift tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [appellant] . De behandeling van de zaak is pro forma aangehouden.
Op 25 augustus 2009 heeft de regiocommissie schriftelijk advies uitgebracht aan
de Regiovergadering. De regiocommissie heeft de Regiovergadering (onder andere)
geadviseerd in te stemmen met het verzoek van de NGK Hattem om goedkeuring te
verlenen aan het voorgenomen ontslag van [appellant] en in te stemmen met de geadviseerde
financiële regeling. De Regiovergadering heeft op 10 september 2009 het advies van de
regiocommissie (op een onderdeel dat thans niet aan de orde is na) overgenomen.
[appellant] heeft op 24 september 2009 beroep ingesteld tegen het besluit van de
Regiovergadering van 10 september 2009 bij de Landelijke Vergadering der Nederlands
Gereformeerde Kerken (LV). Bij brief van 20 oktober 2009 heeft de LV [appellant] geïnformeerd
over de te volgen procedure. [appellant] heeft bij brief van 14 december 2009 aan de LV
laten weten zijn beroep te staken, omdat hij dit, zo schreef hij het moderamen van de Landelijke vergadering, als gevolg van uitlatingen van de Kerkenraad zijn terugkeer sowieso te zullen tegenhouden, niet langer zinvol achtte. Op 22 januari 2010 is niettemin een hoorzitting gehouden, waarbij [appellant] en zijn raadsman aanwezig waren en pleitnotities hebben overgelegd. De LV heeft bij uitspraak van 17 april 2010 (overeenkomstig het advies van een Commissie van Voorbereiding en Advies Beroep) [appellant] niet-ontvankelijk verklaard in zijn beroep en heeft daarbij overwogen dat daarmee het besluit van de Regiovergadering van 10 september 2009 onherroepelijk is geworden.
Bij brief van 29 april 2010 heeft de NGK Hattem [appellant] met ingang van 1 mei 2010
ontslagen.
Tot 8 juni 2009 was [appellant] volledig arbeidsongeschikt. Sindsdien is hij arbeidsongeschikt in de categorie 55-65%.
Bij beschikking van de rechtbank Zutphen, sector kanton, locatie Apeldoorn van
2 september 2010 is de arbeidsovereenkomst tussen [appellant] en de NGK Hattem voorwaardelijk, namelijk voor het geval sprake is van een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht met [appellant] en die arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht niet is geëindigd door het kerkrechtelijk ontslag per 1 mei 2010, ontbonden met ingang van 1 oktober 2010.
[appellant] heeft van deze beschikking hoger beroep ingesteld. Bij beschikking van dit hof van
31 januari 2012 is het hoger beroep verworpen.