Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 02-04-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:2955, 200.211.057/01
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 02-04-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:2955, 200.211.057/01
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 2 april 2019
- Datum publicatie
- 4 april 2019
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2019:2955
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2019:1565, Niet ontvankelijk
- Zaaknummer
- 200.211.057/01
Inhoudsindicatie
Betaling verzekeringspremie contant of giraal. Principiële bezwaren tegen girale betaling verzekeringsnemer. Contractuele uitsluiting contante betaling in polisvoorwaarden. Geen onredelijke bezwarend beding.
Uitspraak
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.211.057/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 5126668 \ CV EXPL 16-6477)
arrest van 2 april 2019
[appellant] ,
wonende te [A] ,
appellant,
in eerste aanleg: gedaagde in conventie, eiser in reconventie,
hierna: [appellant],
advocaat: mr. J. Hemelaar, kantoorhoudend te Leiden,
tegen:
De Friesland Zorgverzekeraar N.V.,
gevestigd te Leeuwarden,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: eiseres in conventie, verweerster in reconventie,
hierna: DFZ,
advocaat: mr. A.A. Bos, kantoorhoudend te Zwolle.
1 Het geding in eerste aanleg
Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van het vonnis van
6 december 2016, dat de kantonrechter van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden heeft gewezen.
2 Het geding in hoger beroep
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep d.d. 2 maart 2017;- de memorie van grieven d.d. 23 mei 2017;
- de memorie van antwoord d.d. 29 augustus 2017 (met producties);
- de pleidooien d.d. 19 februari 2019 (overeenkomstig de pleitaantekeningen).
Na afloop van de pleidooien heeft het hof arrest bepaald.
[appellant] vordert in hoger beroep - samengevat- dat het hof het vonnis van 6 december 2016 vernietigt en de vorderingen van DFZ in eerste aanleg alsnog afwijst en zijn in eerste aanleg ingestelde vorderingen in reconventie alsnog toewijst, met veroordeling van DFZ in de proceskosten in eerste aanleg en in hoger beroep, te vermeerderen met rente.
DFZ voert in hoger beroep verweer en verzoekt om het bestreden vonnis te bekrachtigen, zo nodig met verbetering van gronden en/of aanvulling van de gronden, met veroordeling van [appellant] in de proceskosten in hoger beroep, te vermeerderen met rente en nakosten.
3 De vaststaande feiten
Het hof gaat in hoger beroep uit van de feiten zoals de kantonrechter die heeft vastgesteld in de rechtsoverwegingen 2.2 en 2.4 van het bestreden vonnis van 6 december 2016. Tegen de vaststelling van de feiten door de kantonrechter onder rechtsoverweging 2.3 heeft [appellant] een grief gericht, die hierna zal worden beoordeeld. Aangevuld met enig andere tussen partijen vaststaande feiten gaat het in deze zaak om het volgende.
Tussen DFZ als zorgverzekeraar en [appellant] als verzekeringnemer is een basisverzekering tegen ziektekosten tot stand gekomen. Naast een basisverzekering heeft [appellant] een aanvullende verzekering gesloten. Op deze verzekeringen zijn de polisvoorwaarden van DFZ van toepassing. Uit hoofde van deze verzekeringen is [appellant] jegens DFZ premieplichtig. [appellant] is de premie bij vooruitbetaling verschuldigd. De bepalingen van de Zorgverzekeringswet leggen de verzekerde een jaarlijks bedrag ter zake van verplicht eigen risico op in het geval dat deze gebruik maakt van de door de verzekering gedekte zorg.
In de polisvoorwaarden van 2014 wordt (in afwijking van wat in de polisvoorwaarden tot dan toe werd bepaald) in artikel 2.9. sub d. vermeld:
"U betaalt als verzekeringsnemer de premie en overige verschuldigde bedragen door middel van een automatische incasso, via een acceptgiro of met een elektronische betaling".
In de polisvoorwaarden van na 2014 staat ieder jaar eenzelfde bepaling.