Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 21-05-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:4424, 200.234.990

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 21-05-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:4424, 200.234.990

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
21 mei 2019
Datum publicatie
8 juli 2019
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2019:4424
Formele relaties
Zaaknummer
200.234.990

Inhoudsindicatie

Arbeidsrecht. Loonvordering. Min-max (oproep)overeenkomst. Rechtsvermoeden omvang arbeidsduur. Goed werkgeverschap.

Uitspraak

locatie Arnhem

afdeling civiel recht

zaaknummer gerechtshof 200.234.990

(zaaknummer rechtbank Gelderland 6197225)

arrest van 21 mei 2019

in de zaak van

[appellant] ,

wonende te Doetinchem,

appellante,

in eerste aanleg: eiseres,

hierna: [appellant] ,

advocaat: mr. A. Wiltink,

tegen:

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

Doetinchemse Holding B.V.,

gevestigd te Doetinchem,

geïntimeerde,

in eerste aanleg: gedaagde,

hierna: DH,

advocaat: mr. A.J. Hendriks.

1 Het geding in eerste aanleg

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van het vonnis van 22 november 2017 dat de kantonrechter (rechtbank Gelderland, locatie Zutphen) heeft gewezen.

2 Het geding in hoger beroep

2.1

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- de dagvaarding in hoger beroep van 16 februari 2018, waarin de grieven tegen het vonnis zijn opgenomen (met producties),

- de memorie van antwoord (met producties),

- de akte aankondiging producties van [appellant] ,

- de antwoordakte van DH.

2.2

Vervolgens hebben partijen de stukken voor het wijzen van arrest aan het hof overgelegd en heeft het hof arrest bepaald.

2.3

[appellant] vordert in het hoger beroep, verkort weergegeven, dat het hof het bestreden vonnis van 22 november 2017 zal vernietigen, onder instandhouding van de veroordeling tot betaling van € 144,- netto aan loon vermeerderd met vakantietoeslag, wettelijke verhoging en wettelijke rente, en bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren arrest zal verklaren voor recht dat het rechtsvermoeden van de arbeidsomvang vaststaat voor 122,88 uur per maand, althans een door het hof in goede justitie te bepalen aantal uren per maand en DH te veroordelen tot betaling van:

-het achterstallig loon inclusief vakantietoeslag van € 8.016,59 bruto,

-de niet genoten vakantiedagen inclusief vakantietoeslag van € 1.337,69 bruto,

-het bedrag aan toeslagen van de zon- en feestdagen van € 128,38 bruto,

al deze bedragen te vermeerderen met de wettelijke verhoging en de wettelijke rente zoals in de dagvaarding gespecificeerd, alsmede tot betaling van:

-de kosten ter vaststelling van de hoogte van de schade van € 413,- inclusief BTW, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van dagvaarding in eerste aanleg tot aan die der voldoening,

-de kosten van de procedure in beide instanties.

3 De vaststaande feiten

Het hof gaat in hoger beroep uit van de feiten zoals beschreven in het bestreden vonnis, waartegen geen bezwaren zijn geuit. Deze feiten luiden, met enige aanvulling door het hof, als volgt.

3.1

DH exploiteert een coffeeshop.

3.2

[appellant] is op 7 maart 2016 op basis van een arbeidsovereenkomst voor de duur van acht maanden in dienst getreden bij DH tegen een netto uurloon van € 9,00. De overeenkomst is schriftelijk vastgelegd en vermeldt dat de overeenkomst van rechtswege eindigt op 6 november 2016. Verder is in het contract onder meer vermeld:

Artikel 2 cao

2.1.1

Op deze arbeidsovereenkomst is de Horeca cao (hierna: cao) van toepassing zoals die van tijd tot tijd geldt. Werknemer heeft een exemplaar van de cao ontvangen.

Artikel 3 Arbeidsduur Min/Max

(…)
3.1.2

Werkgever is slechts gehouden Werknemer op te roepen en te werk te stellen, indien en voor zover daartoe gezien het aanbod van werk aanleiding is. Per maand zal Werkgever Werknemer evenwel gedurende minimaal 16 uur oproepen. De arbeidsduur bedraagt derhalve tenminste 16 uur per maand. Naast het genoemde aantal minimum uren kan Werknemer worden opgeroepen voor ten hoogste 40 uren per week.

(…)

Artikel 5 Arbeidsongeschiktheid / ziekte

5.1.1

Indien Werknemer in verband met ziekte de bedongen werkzaamheden niet kan verrichten, zal Werkgever hem salaris betalen overeenkomstig het terzake in de cao bepaalde.

(…)”

3.3

Op 5 november 2016 hebben partijen een tweede contract getekend, waarin onder meer het volgende is opgenomen:

“A. Werknemer is met ingang van 07 maart 2016 voor bepaalde tijd bij Werkgever in dienst getreden en partijen wensen voormelde arbeidsovereenkomst te verlengen voor bepaalde tijd overeenkomstig de in deze overeenkomst neergelegde voorwaarden.

(…)”

Artikel 1 Duur/aanzegging/functie/standplaats

1.1

Werknemer zet zijn werkzaamheden met ingang van 07 november 2016 voort bij Werkgever. De arbeidsovereenkomst is voor bepaalde tijd gesloten, te weten voor de duur van 8 maanden, en eindigt van rechtswege op 06 juli 2017.

(…)”

Dit contract behelst ook de artikelen 2, 3 en 5 zoals deze in het eerste contract zijn vermeld.

3.4

[appellant] heeft het volgende aantal uren gewerkt in de periode 7 maart 2016 tot

16 december 2016:

maart 2016 94,5

april 2016 140

mei 2016 136,5

juni 2016 131,5

juli 2016 150

augustus 2016 99

september 2016 94,5

oktober 2016 126,5

november 2016 105

december 2016 36.

3.5

Op 16 december 2016 heeft [appellant] zich ziek gemeld. Zij heeft tot het einde van de tweede arbeidsovereenkomst per 6 juli 2016 haar werkzaamheden niet meer hervat.

3.6

DH heeft [appellant] over de maanden januari, februari, maart, mei en juni 2017 achtereenvolgens 22 uur en vier maal 16 uur betaald. Over de maand april 2017 is geen loon betaald.

4 Het geschil en de beslissing in eerste aanleg

5 De motivering van de beslissing in hoger beroep

6 De slotsom

7 De beslissing