Rechtbank Gelderland, 22-11-2017, ECLI:NL:RBGEL:2017:6928, 6197225 CV EXPL 17-4017
Rechtbank Gelderland, 22-11-2017, ECLI:NL:RBGEL:2017:6928, 6197225 CV EXPL 17-4017
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Gelderland
- Datum uitspraak
- 22 november 2017
- Datum publicatie
- 13 februari 2018
- ECLI
- ECLI:NL:RBGEL:2017:6928
- Formele relaties
- Hoger beroep: ECLI:NL:GHARL:2019:4424
- Zaaknummer
- 6197225 CV EXPL 17-4017
Inhoudsindicatie
Gedaagde kan zich niet met succes beroepen op het rechtsvermoeden in de zin van artikel 7:610b BW, omdat de nieuwe arbeidsovereenkomst geen drie maanden heeft geduurd.
Uitspraak
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zutphen
Zaakgegevens: 6197225 CV EXPL 17-4017
Grosse aan: partijen
Verzonden d.d.
vonnis d.d. 22 november 2017 van de kantonrechter
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eisende partij,
gemachtigde: N. Beeftink,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Doetinchemse Holding B.V.,
gevestigd te Doetinchem,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. A.J. Hendriks.
Partijen worden hierna ook [eiser] en DH genoemd.
1 Het verdere procesverloop
Dit blijkt uit:
- het tussenvonnis van 6 september 2017;
- de op 24 oktober 2017 gehouden comparitie van partijen waarvan aantekening is gehouden door de griffier.
Hierna is vonnis bepaald.
2 De feiten
DH exploiteert een coffeeshop.
[eiser] is op 7 maart 2016 op basis van een arbeidsovereenkomst voor de duur van acht maanden in dienst getreden bij DH tegen een netto uurloon van € 9,00. De overeenkomst is schriftelijk vastgelegd en vermeldt dat de overeenkomst van rechtswege eindigt op 6 november 2016. Verder is in het contract onder meer vermeld:
“ Artikel 2 cao
Op deze arbeidsovereenkomst is de Horeca cao (hierna: cao) van toepassing zoals die van tijd tot tijd geldt. (…)
Artikel 3 Arbeidsduur Min/Max
Werkgever is slechts gehouden Werknemer op te roepen en te werk te stellen, indien en voor zover daartoe gezien het aanbod van werk aanleiding is. Per maand zal Werkgever Werknemer evenwel gedurende minimaal 16 uur oproepen. De arbeidsduur bedraagt derhalve tenminste 16 uur per maand. Naast het genoemde aantal minimum uren kan Werknemer worden opgeroepen voor ten hoogste 40 uren per week.
(…)”
Op 5 november 2016 hebben partijen een tweede contract getekend, waarin onder meer het volgende is opgenomen:
“A. Werknemer is met ingang van 07 maart 2016 voor bepaalde tijd bij Werkgever in dienst getreden en partijen wensen voormelde arbeidsovereenkomst te verlengen voor bepaalde tijd (…).
(…)”
Artikel 1 Duur/aanzegging/functie/standplaats
Werknemer zet zijn werkzaamheden met ingang van 07 november 2016 voort bij Werkgever. De arbeidsovereenkomst is voor bepaalde tijd gesloten, te weten voor de duur van 8 maanden, en eindigt van rechtswege op 06 juli 2017.
(…)”
Dit contract behelst ook de artikelen 2 en 3 zoals deze in het eerste contract zijn vermeld.
[eiser] heeft het volgende aantal uren gewerkt in de periode 7 maart 2016 tot
16 december 2016:
maart 2016 94,5
april 2016 140
mei 2016 136,5
juni 2016 131,5
juli 2016 150
augustus 2016 99
september 2016 94,5
oktober 2016 126,5
november 2016 105
december 2016 36.
Op 16 december 2016 heeft [eiser] zich ziek gemeld.
DH heeft [eiser] over de maanden januari, februari, maart, mei en juni 2017 achtereenvolgens 22 uur en vier maal 16 uur betaald. Over de maand april 2017 is geen loon betaald.
3 De vordering en het verweer
[eiser] vordert dat bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, voor recht zal worden verklaard dat het rechtsvermoeden van de arbeidsomvang vaststaat voor 126,5 uur per maand en dat DH zal worden veroordeeld tot het betalen van het achterstallig loon, inclusief de wettelijke rente, de wettelijke verhoging en de kosten voor de berekening van de loontegoeden boekhouder, met veroordeling van DH in de kosten van de procedure.
In het lichaam van de dagvaarding heeft [eiser] onder het kopje “schade” diverse posten en daaraan gekoppelde bedragen genoemd waarvan zij betaling wenst. Het petitum behelst geen bedragen en ook ontbreken daarin de posten “vakantiegeld”, “vakantiedagen” en “toeslagen voor gewerkte uren op feestdagen”. Gelet op de kennelijke bedoeling van [eiser] en in aanmerking genomen dat DH ook op de niet in het petitum voorkomende onderdelen verweer heeft gevoerd, zal de kantonrechter in het gevorderde achterstallig “loon”, mede begrijpen de overige (loongerelateerde) posten.
[eiser] legt aan haar vordering, bezien tegen de achtergrond van de feiten, het volgende ten grondslag.
[eiser] heeft in de periode maart 2016 tot en met november 2016 wekelijks minimaal tussen de 25 en 30 uur gewerkt. Gelet op het bepaalde in artikel 7:610b BW moet de omvang van de arbeidsduur worden vastgesteld op 126,5 uur per maand. Daarnaast brengt goed werkgeverschap mee dat DH in ieder geval bij het verlengen van de arbeidsovereenkomst per 7 november 2016, rekening had moeten houden met de daadwerkelijke arbeidsomvang van het afgelopen jaar en zij had deze omvang in de verlengde overeenkomst moeten uitwerken.
Aan [eiser] is € 5.204,70 netto te weinig loon en € 519,76 bruto te weinig vakantietoeslag betaald. Ook komt [eiser] nog een bedrag van € 1.124,01 bruto aan niet uitbetaalde vakantiedagen en € 127,89 bruto aan toeslagen voor gewerkte uren op feestdagen toe.
DH moet ook de aan de werkzaamheden van de boekhouder verbonden kosten vergoeden, welke kosten € 413,00 bedragen.
DH heeft verweer gevoerd en geconcludeerd tot afwijzing van de vordering. Op de inhoud van het verweer zal hieronder waar nodig nader worden ingegaan.