Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 16-03-2020, ECLI:NL:GHARL:2020:2377, 200.262.937
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 16-03-2020, ECLI:NL:GHARL:2020:2377, 200.262.937
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 16 maart 2020
- Datum publicatie
- 3 juni 2020
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2020:2377
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2021:944, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 200.262.937
Inhoudsindicatie
Is sprake van ernstig verwijtbaar handelen/nalaten in de zin van artikel 7:682 lid 1 aanhef en onder c BW? Heeft werknemer recht op schadevergoeding op grond van artikel 7:658 BW dan wel 7:611 BW? Burn-out als gevolg van omstandigheden op het werk?
Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.262.937
(zaaknummer rechtbank Overijssel, locatie Almelo, 7549162)
beschikking van 16 maart 2020
in de zaak van
[verzoeker] ,
wonende te [A] , Duitsland,
verzoeker in hoger beroep,in eerste aanleg: verzoeker,
verder ook te noemen: [verzoeker] ,
advocaat: mr. L.S. van Dis,
tegen
de besloten vennootschap
Urenco Nederland B.V.,
gevestigd te Almelo,
verweerster in hoger beroep,in eerste aanleg: verweerster,
verder ook te noemen: Urenco,
advocaat: mr. S.I. Witkamp.
1 1. Het geding in eerste aanleg
In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in de beschikking van 23 april 2019 van de kantonrechter in de rechtbank Overijssel, locatie Almelo.
2 Het geding in hoger beroep
Het verloop van de procedure is als volgt:
- het beroepschrift met producties 53 en 54 van [verzoeker] , ter griffie ontvangen op 18 juli 2019;
- het verweerschrift met producties 121 tot en met 131 van Urenco;- de op 20 november 2019 gehouden mondelinge behandeling, waarbij beide partijen zijn verschenen en het woord hebben gevoerd, bijgestaan door hun advocaten die de standpunten van partijen hebben toegelicht en pleitaantekeningen hebben overgelegd.
Na afloop van de mondelinge behandeling heeft het hof uitspraak bepaald en de voor uitspraak bepaalde datum nader bepaald op heden.
[verzoeker] heeft in zijn beroepschrift verzocht de beschikking van de kantonrechter te vernietigen en alsnog, uitvoerbaar bij voorraad, voor recht te verklaren dat Urenco gehouden is de pensioenpremies over het hierna onder 2 gevorderde loon af te dragen aan de Stichting Pensioenfonds PGB en Urenco te veroordelen tot betaling aan [verzoeker] van;
1. een billijke- en/of schadevergoeding van € 820.464,13 bruto, althans een in goede justitie te bepalen bedrag;
2. het achterstallig loon inclusief emolumenten van in totaal € 77.838,27 bruto;
3. de wettelijke verhoging over het te laat betaalde loon, te weten een bedrag van € 8.306,50 bruto;
4. de door het LBIO opgelegde opslagen van € 1.172,40;
5. een arbeidsmarkttoelage van € 11.200,00 bruto, te vermeerderen met de wettelijke verhoging en de wettelijke rente;
6. buitengerechtelijke kosten van € 1.066,42 inclusief BTW, althans een in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente;
7. de proceskosten in beide instanties inclusief de nakosten.
Urenco heeft verzocht de gronden voor beroep ongegrond te verklaren, de beschikking van de kantonrechter te Almelo te bekrachtigen en [verzoeker] te veroordelen in de proceskosten in beide instanties.
3 3. De feiten
De kantonrechter heeft onder 2 in de beschikking van 23 april 2019 (hierna ook: de bestreden beschikking) feiten vastgesteld. Tegen deze vaststelling zijn geen grieven gericht. Mede gelet op en met aanvulling van wat in hoger beroep als enerzijds gesteld en anderzijds is erkend dan wel niet of onvoldoende is weersproken, gaat het hof uit van de volgende feiten.
Urenco staat voor Uranium Enrichement Company en is een internationaal opererend bedrijf dat zich bezig houdt met de verrijking van uranium. Zij heeft vestigingen in Duitsland, Nederland, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten. Aan het hoofd staat de vennootschap naar Brits recht Urenco Limited, gevestigd te Stoke Pages in het Verenigd Koninkrijk. [verzoeker] , geboren [in] 1965, is sinds 1 november 2008 in dienst bij Urenco, laatstelijk werkzaam in de functie van Site Delivery Manager tegen € 7.278,00 bruto per maand exclusief diverse emolumenten. In deze functie is hij verantwoordelijk voor het management van de IT-systemen van Urenco, het identificeren van veiligheidsrisico’s en het bepalen en uitvoeren van maatregelen op de veiligheid van de informatiesystemen van Urenco. [verzoeker] woont in Duitsland en verricht zijn werkzaamheden bij Urenco in Almelo.
Op 2 mei 2016 heeft [verzoeker] zich ziekgemeld. Op 4 mei 2016 heeft hij een verklaring van zijn huisarts, een zogenaamd “Arbeitsunfähigkeitsbescheinung”, aan zijn leidinggevende gestuurd. In een e-mail van 18 mei 2016 heeft [verzoeker] aan de algemeen directeur van Urenco uiteengezet wat de redenen voor zijn ziekmelding zijn; jarenlang overwerk, onduidelijkheid over de inhoud van zijn functie, onbegrip bij collega’s over zijn relatie met een collega (mevrouw [B] ), het gevoel in een onveilige werkomgeving te verkeren en misstanden binnen de organisatie. In de e-mail van 20 mei 2016 heeft de leidinggevende van [verzoeker] , de heer [C] , daarop gereageerd, waarin onder meer is te lezen dat Urenco constateert dat er een erg groot verschil is tussen de beleving en zienswijze van [verzoeker] en die van Urenco, dat Urenco zich niet herkent in het door [verzoeker] geschetste beeld van de organisatie en dat Urenco dat ook kan weerleggen. Urenco beschrijft wat zij heeft ondernomen om tegemoet te komen aan de door [verzoeker] ervaren problemen en concludeert dat dit geen wijziging heeft gebracht in de zienswijze van [verzoeker] .
Omstreeks 9 juni 2016 is [verzoeker] in het ziekenhuis opgenomen. Op 15 juni 2016 oordeelt het UWV dat [verzoeker] op 1 juni 2016 zijn eigen werk niet kan verrichten.
Op 21 juli 2016 heeft Urenco de loonbetaling aan [verzoeker] gestaakt, omdat [verzoeker] in haar visie niet meewerkt aan zijn re-integratie. De kantonrechter (rechtbank Overijssel, locatie Almelo) heeft bij vonnis in kort geding van 7 oktober 2016 de vordering van [verzoeker] tot betaling van het loon en emolumenten over de periode 21 juli 2016 tot 1 oktober 2016 toegewezen en Urenco veroordeeld in de kosten. Gelet op Europese regelgeving en het verzoek van [verzoeker] om verzuimbegeleiding in Duitsland te laten plaatsvinden had Urenco naar het oordeel van de kantonrechter hetzij de Krankenkasse in de woonplaats van [verzoeker] moeten inschakelen, hetzij concrete stappen moeten zetten om in Duitsland een gesprek tussen [verzoeker] en de bedrijfsarts te laten plaatsvinden alvorens de betaling van het loon op te schorten. De mededeling van Urenco dat de bedrijfsarts bereid is naar Duitsland te reizen zonder daarbij een concreet voorstel te doen, is volgens de kantonrechter dan onvoldoende om het staken van de loonbetaling te rechtvaardigen. Urenco wordt daarom veroordeeld [verzoeker] het loon door te betalen totdat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is geëindigd.
Op 16 september 2016 heeft Urenco een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [verzoeker] ingediend en dit op 9 november 2016 weer ingetrokken.
De nieuwe advocaat van Urenco heeft in de brief van 28 maart 2017 aan de advocaat van [verzoeker] een uiteenzetting gegeven van de gebeurtenissen voorafgaande aan de ziekmelding en het verloop van de re-integratie tot dan toe.
Op 11 september 2017 heeft Urenco het loon stopgezet omdat [verzoeker] te kort schiet in zijn re-integratieverplichtingen.
Artikel 18 lid 2 en lid 7 van de Arbeidsvoorwaardenregeling van Urenco luiden voor zover relevant als volgt.
2. Loondoorbetaling en aanvulling tijdens de eerste 104 weken arbeidsongeschiktheid
Indien de medewerker ten gevolge van ziekte, zwangerschap of bevalling niet in staat is de bedongen arbeid te verrichten, gelden voor hem de bepalingen van artikel 7:629 BW, De Ziekte wet, de Wet arbeid en zorg en de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA), voor zover hierin niet anders is bepaald.
a. Wettelijke loondoorbetaling eerste periode van 52 weken
(…)
b. Aanvulling wettelijke loondoorbetaling eerste periode van 52 weken
(…)
c. Wettelijke loondoorbetaling tweede periode van 52 weken
(…)
d. Aanvulling wettelijke loondoorbetaling tweede periode van 52 weken
Gedurende de tweede periode van 52 weken van de wettelijke periode als genoemd in artikel 7:629 BW ontvangt de werknemer, boven op de wettelijke loondoorbetaling een aanvulling tot 100% van het maandinkomen. Indien de werknemer gedurende deze periode niet meewerkt aan zijn re-integratie geldt een aanvulling tot 80 % van het maandinkomen.
e. (…)
(…)
7. De werkgever heeft het recht om:
aanvulling en loondoorbetaling ex artikel 7:629 BW te weigeren ten aanzien van de medewerker die:
(…)
zijn genezing heeft belemmerd of vertraagd
zonder deugdelijke grond geen passend werk verricht
zonder deugdelijke grond geen gehoor geeft aan redelijke voorschriften van zijn werkgever of Arbo-dienst of niet meewerkt aan re-integratiemaatregelen
zonder deugdelijke grond geen medewerking verleent aan het opstellen, evalueren en bijstellen van het plan van aanpak.
De kantonrechter (rechtbank Overijssel, locatie Almelo) heeft bij vonnis in kort geding van 31 augustus 2018 [verzoeker] niet ontvankelijk verklaard in zijn vordering strekkende tot betaling van loon over de periode van 11 september 2017 tot 2 mei 2018 en andere nevenvorderingen, omdat niet is voldaan aan de verzwaarde motiveringseis ten aanzien van de spoedeisendheid nu [verzoeker] negen maanden heeft gewacht met het aanspraak maken op loon en nevenvorderingen.
De bedrijfsarts heeft op 7 september 2018 geoordeeld dat [verzoeker] niet belastbaar is voor zijn eigen of ander werk binnen Urenco.
Op 27 september 2018 heeft het UWV Urenco toestemming verleend de arbeidsovereenkomst met [verzoeker] op te zeggen, nu [verzoeker] sinds 2 mei 2016 arbeidsongeschikt is, aannemelijk is dat hij binnen 26 weken niet meer in staat is zijn eigen werk te verrichten en dat binnen redelijke termijn – nu hij volgens de bedrijfsarts niet belastbaar is voor ander werk binnen de onderneming – herplaatsing niet mogelijk is. Urenco heeft vervolgens in de brief van 4 oktober 2018 aan [verzoeker] de arbeidsovereenkomst opgezegd tegen 1 januari 2019.
Uit de beslissing van UWV d.d. 28 november 2018 op het bezwaar van [verzoeker] tegen de beschikking van 31 augustus 2018 blijkt dat [verzoeker] recht heeft op een loongerelateerde WGA-uitkering vanaf 30 april 2018 tot 30 mei 2020.
Op 10 december 2018 heeft de kantonrechter (rechtbank Overijssel, locatie Almelo) in kort geding de vordering van [verzoeker] strekkende tot afgifte van alle e-mails die zijn verzonden van en naar het e-mailaccount dat [verzoeker] gedurende het dienstverband met Urenco ter beschikking stond, bij tussenvonnis toegewezen, met die beperking dat het moet gaat om e-mails betreffende de hiervoor in 3.3. opgenomen door [verzoeker] aan Urenco gemaakte verwijten. Het meer of anders gevorderde is na voortzetting van de behandeling van het kort geding op verzoek van [verzoeker] afgewezen omdat Urenco naar het oordeel van de kantonrechter in voldoende mate aan de veroordeling in genoemd tussenvonnis had voldaan, [verzoeker] onvoldoende had onderbouwd dat Urenco afgifte van bepaalde e-mails ten onrechte heeft geweigerd en gelet op dat tussenvonnis geen aanleiding bestond om hem, zoals hij heeft gevorderd, alle e-mails te verstrekken.