Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 14-09-2020, ECLI:NL:GHARL:2020:7182, 200.278.367/01

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 14-09-2020, ECLI:NL:GHARL:2020:7182, 200.278.367/01

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
14 september 2020
Datum publicatie
16 september 2020
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2020:7182
Formele relaties
Zaaknummer
200.278.367/01

Inhoudsindicatie

Wwz. Slapend dienstverband. Volledig arbeidsongeschikte werknemer. Wachttijd is verstreken. Werkgever wil meewerken aan beëindiging arbeidsovereenkomst met wederzijdse toestemming onder betaling van de transitievergoeding. Werknemer wil echter ook een billijke vergoeding en dient daarom ontbindingsverzoek in (artikel 7:671c lid 1 BW). Grondslag zijn twee incidenten en de langdurige arbeidsongeschiktheid. De incidenten rechtvaardigen geen ontbinding. De langdurige arbeidsongeschiktheid in beginsel wel, maar dan verspeelt werknemer transitievergoeding. Die is namelijk slechts toewijsbaar bij ernstige verwijtbaarheid van de werkgever en daarvan is geen sprake. Inmiddels heeft werkgever ontslagvergunning aan UWV verzocht. Via die weg zullen ontslag én betaling transitievergoeding veilig gesteld worden. Werknemer heeft daarom geen belang bij ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens langdurige arbeidsongeschiktheid.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden

afdeling civiel recht, handel

zaaknummer gerechtshof 200.278.367/01

(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, 8226781)

beschikking van 14 september 2020

in de zaak van

[verzoekster] ,

wonende te [A ] ,

verzoekster in hoger beroep,

in eerste aanleg: verzoekster,

hierna: [verzoekster] ,

advocaat: mr. B. van Dijk,

tegen:

1 de maatschap [verweerder1] ,

kantoorhoudend te Groningen,

wonende te [B] ,

wonende te [B] ,

verweerders in hoger beroep,

in eerste aanleg: verweerders,

hierna: gezamenlijk [verweerder1] c.s. en afzonderlijk de maatschap, [verweerder2] en [verweerster3] .

advocaat: mr. P.G.H. van Dijk.

1 Het verloop van deze procedure

1.1

[verzoekster] heeft hoger beroep ingesteld van de beschikking van 3 maart 2020 van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen. Daarin heeft de kantonrechter het verzoek van [verzoekster] om de arbeidsovereenkomst op grond van artikel 7: 671c lid 1 BW met [verweerder1] c.s. te ontbinden afgewezen nu er geen sprake is van schending van artikel 7:646 BW alsook geen sprake is van ernstig verwijtbaar handelen van [verweerder1] c.s. De verzoeken tot toekenning van een billijke vergoeding en de transitievergoeding zijn ook afgewezen. Ook is geoordeeld dat geen sprake is van schadeplichtigheid van [verweerder1] c.s. wegens handelen in strijd met de verplichting goed werkgever te zijn. [verzoekster] is veroordeeld in de kosten van de procedure.

1.2

In hoger beroep is de procedure begonnen met de ontvangst op 6 mei 2020 van het beroepschrift van [verzoekster] (met vier producties). Op 3 juli 2020 is een verweerschrift van [verweerder1] c.s. ontvangen. Op 29 juli 2020 is de mondelinge behandeling gehouden. Mr. B. van Dijk heeft toen een pleitnotitie overgelegd. Namens [verweerder1] c.s. is, zoals vooraf aangekondigd, het woord gevoerd door mr. D. Kuijken, advocaat te Groningen. Na afloop van de zitting is uitspraak bepaald op 14 september 2020 op basis van de hiervoor genoemde stukken en het proces-verbaal van de zitting.

1.3

[verzoekster] heeft in hoger beroep verzocht de beschikking van de kantonrechter te vernietigen en alsnog haar in eerste aanleg ingestelde vorderingen toe te wijzen met veroordeling van [verweerder1] c.s in de proceskosten van beide instanties.

2 Hoe beslist het hof?

2.1

Door [verzoekster] zijn twee incidenten aan haar verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst ten grondslag gelegd. Die zijn van onvoldoende gewicht om tot ontbinding daarvan over te gaan. Voor zover [verzoekster] de ontbinding ook verzocht heeft op grond van langdurige ziekte geldt dat zij daarbij geen belang heeft nu [verweerder1] c.s. toestemming tot opzegging van de arbeidsovereenkomst aan het UWV hebben gevraagd en die toestemming naar verwachting zal worden verleend. Van handelen in strijd met de verplichting goed werkgever te zijn is niet gebleken omdat [verweerder1] c.s. aan [verzoekster] hebben aangeboden de arbeidsovereenkomst (conform haar wens) te beëindigen onder toekenning van de transitievergoeding, maar [verzoekster] dat aanbod niet heeft aanvaard. De beslissing van de kantonrechter wordt daarom bekrachtigd met veroordeling van [verzoekster] in de proceskosten.

2.2

Hierna wordt uiteengezet hoe het hof tot deze beslissingen is gekomen.

3 De feiten

4 De vorderingen in hoger beroep en de beoordeling daarvan

5 De slotsom

6 De beslissing