Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 19-04-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:3667, 200.286.736
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 19-04-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:3667, 200.286.736
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 19 april 2021
- Datum publicatie
- 19 april 2021
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2021:3667
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2022:1402, (Gedeeltelijke) vernietiging met verwijzen
- Zaaknummer
- 200.286.736
Inhoudsindicatie
Ontbinding arbeidsovereenkomst op de g-grond. Billijke vergoeding.
Uitspraak
locatie Arnhem
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.286.736
(zaaknummer rechtbank Gelderland, zittingsplaats Nijmegen, 8585848)
beschikking van 19 april 2021
in de zaak van
[verzoekster] ,
wonende te [A] ,
verzoekster in hoger beroep,
in eerste aanleg: verweerster,
hierna: [verzoekster] ,
advocaat: mr. W.E. Pors,
tegen
de stichting Stichting ROC Nijmegen e.o.,
gevestigd te Nijmegen,
verweerster in hoger beroep,
in eerste aanleg: verzoekster,
hierna: ROC,
advocaat: mr. W.Th. A. Kampschreur.
1 Het geding in eerste aanleg
Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van de beschikking van
8 februari 2020 die de kantonrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats
Nijmegen, heeft gegeven.
2 Het geding in hoger beroep
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, binnengekomen bij de griffie van het hof op 8 december 2020;
- het verweerschrift met producties van het ROC en de bij brief van 24 februari 2021 nagezonden producties 53-56;
- de mondelinge behandeling op 3 maart 2021 waarvan proces-verbaal is opgemaakt.
Na afloop van de mondelinge behandeling heeft het hof beschikking bepaald op
12 april 2021 of zoveel eerder als mogelijk of zoveel later als nodig is.
[verzoekster] heeft in hoger beroep het hof verzocht om, verkort weergegeven, de bestreden beschikking te vernietigen en:
primair de ontbinding van haar arbeidsovereenkomst alsnog af te wijzen en ROC op grond van artikel 7:683 lid 3 BW te bevelen de arbeidsovereenkomst te herstellen, dan wel te bepalen dat de arbeidsovereenkomst per 1 oktober 2020 is hersteld en voorzieningen te treffen voor de periode totdat het herstel is geëffectueerd, waaronder tenminste nabetaling van salaris;
subsidiair, als de ontbinding van de arbeidsovereenkomst in stand wordt gelaten, naast de transitievergoeding ook een billijke vergoeding toe te kennen op grond van artikel 7:683 lid 3 BW;
met veroordeling van het ROC in de kosten van beide procedures.
3 Samenvatting en beslissing
In deze zaak gaat het om de vraag of de arbeidsovereenkomst tussen [verzoekster] en ROC terecht is ontbonden, en zo ja of [verzoekster] desondanks recht heeft op een billijke vergoeding omdat de ontbinding van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van ROC.
beslissing kantonrechter en hof
De kantonrechter heeft de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst op de g-grond van artikel 7:669 lid 3 BW ontbonden en het einde daarvan bepaald op 1 oktober 2020. Daartoe heeft hij beslist dat de arbeidsverhouding tussen partijen duurzaam is verstoord en herplaatsing van [verzoekster] niet in de rede ligt. [verzoekster] heeft recht op een transitievergoeding maar niet op een billijke vergoeding omdat van de zijde van ROC geen sprake is van ernstig verwijtbaar handelen. Bovendien heeft [verzoekster] de verzochte billijke vergoeding op geen enkele wijze nader onderbouwd.
Het hof is het ten aanzien van de ontbinding op grond van artikel 7:669 lid 3 sub g BW met de kantonrechter eens en zal de bestreden beschikking daarom in zoverre bekrachtigen. Anders dan de kantonrechter beslist het hof dat [verzoekster] naast de transitievergoeding recht heeft op een billijke vergoeding van € 40.000,- omdat ROC ernstig verwijtbaar heeft gehandeld. In zoverre zal de beschikking worden vernietigd.
Het hof zal hierna uitleggen hoe het tot die beslissing is gekomen.