Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 27-06-2023, ECLI:NL:GHARL:2023:5343, 200.327.337

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 27-06-2023, ECLI:NL:GHARL:2023:5343, 200.327.337

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
27 juni 2023
Datum publicatie
27 juni 2023
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2023:5343
Formele relaties
Zaaknummer
200.327.337

Inhoudsindicatie

Spoedappel van kort geding ECLI:NL:RBMNE:2023:2180; arbeidsovereenkomst;

ex-werkneemster moet op grond van vaststellingsovereenkomst de harde schijf met back-up van e-mailadres van ex-werkgever als zijn bedrijfseigendom afgeven en mag zelf geen kopie ervan houden. Die afgifte moet wegens het beginsel van equality of arms, om een gelijk procedureel speelveld te waarborgen, plaatsvinden aan een door partijen gezamenlijk aangewezen onafhankelijk beheerder. Deze zal zich moeten buigen over afgifte aan de ex-werkneemster van informatie die zij uit de back-up nodig heeft voor procedures.

Artikelen 7:610, 22 en 843a Rv en 6 EVRM.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem, afdeling civiel

zaaknummer gerechtshof 200.327.337

zaaknummer rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, 554371

arrest van 27 juni 2023

in het kort geding (spoedappel) van

[appellante]

die woont in [woonplaats1]

die hoger beroep heeft ingesteld

en bij de voorzieningenrechter optrad als gedaagde

hierna: [appellante]

advocaat: mr. M.W. Kox

tegen

1 [geïntimeerde1] Produkties B.V.

die alle zijn gevestigd in [vestigingsplaats] en

die woont in [woonplaats2]

en bij de voorzieningenrechter optraden als eiseressen

tezamen: [geïntimeerde1 t/m 4] en afzonderlijk: [geïntimeerde1] Produkties, [geïntimeerde2] Holding, [geïntimeerde3] B.V. en [geïntimeerde4]

advocaat: mr. R.P. de Vries.

1 Het verloop van de procedure in hoger beroep

[appellante] heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis in kort geding dat de voorzieningenrechter in de rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, op 15 mei 2023 tussen partijen heeft uitgesproken, zoals hersteld bij vonnis van 17 mei 2023 (en gepubliceerd is onder ECLI:NL:RBMNE:2023:2180).

Het procesverloop in hoger beroep blijkt uit:

-

de dagvaarding in hoger beroep van 23 mei 2023, waarin ook de grieven staan

-

de memorie van antwoord van 26 mei 2023

-

de mondelinge behandeling van 31 mei 2023 waarvan proces-verbaal is opgemaakt en waarop partijen commentaar hebben geleverd

-

aktes uitlatingen van partijen van 13 juni 2023.

Partijen hebben arrest gevraagd.

2 De kern van de zaak

2.1

[geïntimeerde3] is (middellijk) bestuurder en aandeelhouder van [geïntimeerde2] Holding, [geïntimeerde3] B.V. en [geïntimeerde1] Produkties. [appellante] heeft bij [geïntimeerde1] Produkties gewerkt. In een arbeidsrechtelijk geschil tussen [appellante] en [geïntimeerde1] Produkties hebben zij tijdens een zitting op 6 november 2019 afspraken gemaakt die zij in het proces-verbaal van die zitting hebben vastgelegd (hierna: de vaststellingsovereenkomst). Eén van de afspraken was dat de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden werd beëindigd met ingang van 1 maart 2020. Voor dit kort geding is vooral artikel 13 van die overeenkomst van belang. Hierin staat:

“alle bedrijfseigendommen in de ruimste zin van het woord die bij [appellante] in bezit zijn, moeten binnen 14 dagen na heden zijn ingeleverd bij [geïntimeerde1] Produkties”.

Een maand voor die zitting, op het moment dat zij werd uitgesloten van haar werkzaamheden, had [appellante] een back-up gemaakt van de mailbox van [geïntimeerde1] Produkties ( [geïntimeerde1] @planet.nl), met daarin e-mails en documenten als bijlagen. De back-up ligt op dit moment bij [appellante] advocaat. [appellante] zoekt in de back-up naar e-mails (of bijgevoegde documenten) die zij kan inbrengen ter onderbouwing van haar stellingen en verweren in diverse procedures die tussen partijen zijn en nog worden gevoerd. Tussen partijen zijn onder andere procedures aanhangig (geweest) over de arbeidsovereenkomst, een huurkwestie en beslagen. De verwachting is dat nog meerdere procedures zullen volgen.

2.2

Partijen twisten in dit kort geding met name over de vraag of de back-up kan worden gekwalificeerd als bedrijfseigendom in de zin van artikel 13 van de vaststellingsovereenkomst en of er desondanks een rechtvaardiging bestaat voor het behoud van die back-up door [appellante] .

2.3

De voorzieningenrechter heeft in het vonnis van 15 mei 2023 een deel van de vorderingen van [geïntimeerde1 t/m 4] toegewezen en heeft [appellante] veroordeeld om binnen 14 dagen na betekening van het vonnis – samengevat weergegeven – 1) alle bedrijfseigendommen van [geïntimeerde1] Produkties, [geïntimeerde2] Holding en [geïntimeerde3] B.V. waaronder e-mails van en naar het e-mailadres [geïntimeerde1] @planet.nl aan [geïntimeerde1 t/m 4] over te dragen, zonder daarbij kopieën of andersoortige verveelvoudigingen te behouden, met uitzondering van de gegevens die inmiddels onderdeel zijn van procesdossiers in procedures waarin [appellante] partij is, en 2) een volledig overzicht aan [geïntimeerde1 t/m 4] te verstrekken van (rechts)personen of partijen aan wie zij na 6 november 2019 bedrijfseigendommen (waaronder e-mails) heeft verstrekt, om welke bedrijfseigendommen dat gaat en wanneer die verstrekking plaatsvond. Voor beide veroordelingen geldt dat als [appellante] er niet aan voldoet, zij een dwangsom moet betalen. Verder moest [appellante] de proceskosten dragen. De overige vorderingen van [geïntimeerde1 t/m 4] heeft de voorzieningenrechter afgewezen.

2.4

[appellante] komt in dit hoger beroep op tegen de onder 2.3 genoemde veroordelingen en wil dat het hof die vorderingen van [geïntimeerde1 t/m 4] alsnog afwijst. [geïntimeerde1 t/m 4] is niet opgekomen tegen de afwijzing van de overige vorderingen. Die spelen daarom in hoger beroep geen rol meer.

3 Het oordeel van het hof

4 De slotsom

5 De beslissing