Gerechtshof Arnhem, 15-05-2002, AE3227, 00/000146
Gerechtshof Arnhem, 15-05-2002, AE3227, 00/000146
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem
- Datum uitspraak
- 15 mei 2002
- Datum publicatie
- 29 mei 2002
- ECLI
- ECLI:NL:GHARN:2002:AE3227
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2004:AR2310
- Zaaknummer
- 00/000146
Inhoudsindicatie
-
Uitspraak
Gerechtshof Arnhem
eerste meervoudige belastingkamer
nummer 00/000146
U I T S P R A A K
op het beroep van de [woningbouwvereniging X] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van heffingsambtenaar van de gemeente Zwolle op het bezwaarschrift tegen na te melden beschikkingen genomen ingevolge artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: WOZ).
1. Beschikkingen en bezwaar
Met dagtekening 28 maart 1997 en nummer [01] zijn beschikkingen genomen waarbij de waarde is vastgesteld van een groot aantal onroerende zaken. Tegen een deel van de onder nummer [01] vastgestelde waardebeschikkingen is bezwaar gemaakt. De ambtenaar heeft op 17 december 1999 uitspraak gedaan op het bezwaar.
2. Geding voor het hof
Belanghebbende is tegen de uitspraak van de ambtenaar in beroep gekomen bij het hof. Het beroepschrift is gericht zowel tegen de onder 1. bedoelde uitspraak als tegen de uitspraak op het bezwaar tegen beschikkingen die zijn genomen onder het nummer [02]. De ambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
Bij de mondelinge behandeling op 11 april 2002 te Arnhem zijn verschenen en gehoord [belanghebbendes gemachtigde alsmede de ambtenaar] . Ter zitting heeft het hof de behandeling van de zaken inzake de beschikkingen met het nummer [01] enerzijds en de beschikkingen met het nummer [02] anderzijds gesplitst.
3. De vaststaande feiten
3.1. Belanghebbende is ontstaan door fusie van de woningbouwverenigingen A en B].
3.2. De beschikkingen met het nummer [01] hebben betrekking op onroerende zaken die eigendom waren van [A].
3.3. De waardepeildatum is 1 januari 1995.
3.4. Bij de uitspraak op bezwaar is de vastgestelde waarde van een deel van de onroerende zaken verminderd en de waarde van de overige zaken gehandhaafd.
3.5. Het beroep heeft betrekking op de waarden (voor zover van toepassing: zoals deze bij de bestreden uitspraak zijn verminderd) vastgesteld voor de onroerende zaken vermeld op de aan de uitspraak gehechte lijsten voor zover niet door het hof doorgehaald.
- 3.6. De onroerende zaken waarop het beroep betrekking heeft zijn door belanghebbende onderverdeeld in 19 "complexen". Te weten [19 complexen in diverse straten].
4. Het geschil, de standpunten en de conclusies van partijen
4.1. Tussen partijen is in geschil of de WOZ-waarden van de onroerende zaken vermeld op de aangehechte lijsten - voor zover niet doorgehaald - te hoog is vastgesteld. De doorhalingen hebben betrekking op onroerende zaken waarvan de waarde niet in geschil is en waarop, naar gemachtigde ter zitting heeft verklaard, het beroep van belanghebbende geen betrekking heeft.
4.2. Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de stukken. Ter zitting is daaraan door belanghebbende niets toegevoegd. De vertegenwoordigers van de ambtenaar hebben ter zitting een lijst met verkoopgegevens willen voordragen en/of overleggen. Het hof heeft dit echter als tardief niet toegestaan. Met inachtneming daarvan is van de zijde van de ambtenaar niets toegevoegd.
4.3. Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak en vermindering van de vastgestelde waarden tot de bedragen vermeld in de vierde kolom (onder het hoofd "[woningbouwer") van de aangehechte lijsten. De ambtenaar concludeert naar het hof begrijpt tot bevestiging van de bestreden uitspraak.
5. Beoordeling van het geschil
5.1. Met betrekking tot de ontvankelijkheid van het beroep
Het beroepschrift is op 20 januari 2000 ingediend door [C] in zijn hoedanigheid van directeur van belanghebbende. Aangezien stukken, waaruit de bevoegdheid van [C] tot het indienen van een beroepschrift bleek, ontbraken, heeft het Hof belanghebbende ter zitting in de gelegenheid gesteld deze stukken, binnen twee weken na de zitting, alsnog te overleggen. Aan dit verzoek heeft belanghebbende bij brief van 16 april 2002 voldaan. Nu uit die brief en het bij die brief gevoegde uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel en Fabrieken voor de Regio [Z], welke stukken aan deze uitspraak zijn gehecht, blijkt dat belanghebbendes huidige zelfstandig bevoegde directeur instemt met het instellen van beroep, is het Hof van oordeel dat er geen aanleiding bestaat belanghebbende niet-ontvankelijk te verklaren in zijn beroep.
5.2. Met betrekking tot de verkoopgegevens die de vertegenwoordigers van de ambtenaar ter zitting hebben willen voordragen en/of overleggen
5.2.1. Hoewel de ambtenaar - naar ter zitting is verklaard - reeds lange tijd beschikte over de gegevens heeft hij noch bij de uitspraak op bezwaar noch bij het verweerschrift enig concreet gegeven aangevoerd inzake verkopen op of rond de peildatum van objecten die zijns inziens met die van belanghebbende vergelijkbaar zijn. Ook in het in opdracht van de ambtenaar in de bezwaarfase door de taxateur D] opgemaakte verslag d.d. 15 december 1997 is een zodanig gegeven niet vermeld.
5.2.2. In de visie van de ambtenaar was de zaak na wisseling van beroep- en verweerschrift kennelijk rijp voor uitspraak nu hij in het verweerschrift te kennen geeft dat een mondelinge behandeling voor hem niet noodzakelijk is.
5.2.3. Bij de op 13 maart 2002 verzonden uitnodiging voor de zitting is de ambtenaar medegedeeld dat hij tot tien dagen voor de zitting nadere stukken bij het hof kon indienen. Hij heeft van die mogelijkheid geen gebruik gemaakt.
5.2.4. Van de zijde van belanghebbende is ter zitting te kennen gegeven niet bekend te zijn met de verkoopgegevens die de ambtenaar heeft willen aanvoeren.
5.2.5. Ter zitting hebben de vertegenwoordigers van de ambtenaar desgevraagd uitdrukkelijk en herhaald verklaard thans een uitspraak van het hof te willen en niet bereid te zijn tot nader overleg met belanghebbende. Dit hoewel belanghebbende zich daartoe wél bereid had verklaard en daarbij tevens te kennen had gegeven - in het kader van zo'n overleg - het beroep te willen intrekken voor zover het ziet op zaken waar het verschil tussen de standpunten van partijen beperkt is tot enkele duizenden guldens en met betrekking tot de overige onroerende zaken nader te willen bekijken, mede in het licht van verkoopcijfers van de ambtenaar en de inmiddels vastgestelde waardebeschikkingen naar de peildatum 1 januari 1999, in hoeverre alsnog een compromis zou kunnen worden bereikt.
5.2.6. Onder deze omstandigheden komt het hof tot het oordeel dat het alsnog in het geding betrekken van de verkoopcijfers in strijd is met een goede procesorde.
Aan dit oordeel doet, anders dan van de zijde van de ambtenaar is betoogd, niet af dat de verkoopgegevens afkomstig zijn uit een voor ieder toegankelijke bron (het kadaster). In redelijkheid kan immers van een belanghebbende niet worden verwacht dat hij vooruitlopend op een mogelijk ter zitting door de ambtenaar te voeren verweer zelfstandig een onderzoek verricht naar verkoopgegevens van onroerende zaken die de ambtenaar mogelijk alsnog als vergelijkingsmateriaal zou kunnen opvoeren.
Het hof heeft de vertegenwoordigers van de ambtenaar dan ook niet toegestaan de verkoopgegevens voor te dragen en/of over te leggen.
5.3. Met betrekking tot de waarde
5.3.1. Belanghebbende heeft in haar beroepschrift en met name in de daarbij gevoegde bijlagen haar standpunt - uitgesplitst naar de verschillende complexen - uitvoerig, gemotiveerd en gedocumenteerd, uiteengezet.
5.3.2. De ambtenaar heeft volstaan met een uit iets meer dan twee bladzijden bestaand verweerschrift waarin in wezen slechts wordt betoogd dat de waardering die belanghebbende heeft uitgevoerd niet aan de eisen van de WOZ voldoet en dat belanghebbendes systeem niet hanteerbaar is voor individuele zaken.
5.3.3. De ambtenaar miskent kennelijk dat bij betwisting door belanghebbende het op zijn weg ligt de door hem verdedigde waarde te bewijzen en dat hij niet kan volstaan met te betogen dat de door belanghebbende gehanteerde waarderingsmethode onjuist is.
5.3.4. Van de zijde van de ambtenaar is noch bij het verweerschrift noch in enige andere fase van het geding een taxatierapport overgelegd met betrekking tot enige concrete onroerende zaak waarvan de waarde in geschil is. Met hetgeen hij wel heeft aangevoerd is hij er niet in geslaagd het van hem verlangde bewijs te leveren. Met name het taxatieverslag van [D] is hiertoe onvoldoende. Dit verslag is in essentie niets anders dan een korte weergave van de bevindingen van [D] per wijk en per complex, en het is te summier en te algemeen gesteld om ten aanzien van één of meer van de onroerende zaken waarvan de waarde in geschil is de conclusie te rechtvaardigen dat de door de ambtenaar verdedigde waarde niet te hoog is.
5.3.5. In de stukken van het geding en in het verhandelde ter zitting vindt het hof onvoldoende grond tot het oordeel dat de door belanghebbende verdedigde waarden ten aanzien van één of meer van de onroerende zaken te laag is, bijvoorbeeld omdat te weinig grond in aanmerking is genomen of onvoldoende rekening is gehouden met de omstandigheid dat sprake is van een hoekwoning (en niet van een tussenwoning).
5.3.6. Het hof komt dan ook tot de conclusie dat de vastgestelde waarden moeten worden verminderd overeenkomstig het door belanghebbende ingenomen standpunt.
6. Slotsom
Het beroep is gegrond.
7. Proceskosten
In beroep is niet gebleken van kosten die volgens artikel 1 van het Besluit proceskosten bestuursrecht kunnen worden begrepen in een kostenveroordeling op de voet van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
8. Beslissing
Het gerechtshof :
- verklaart het beroep gegrond en vernietigt de uitspraak van de ambtenaar;
- vermindert de vastgestelde waarden tot de bedragen vermeld in de vierde kolom onder het hoofd "[woningbouwer]" van de aan deze uitspraak gehechte en daarvan deel uitmakende lijsten;
- gelast de ambtenaar aan belanghebbende het door haar gestorte griffierecht van € 204,20 te vergoeden.
Aldus gedaan te Arnhem op 15 mei 2002 door mr. N.E. Haas, vice-president, mr. drs. F.J.P.M. Haas en mr. drs. A.M.J. van Amsterdam, raadsheren, in tegenwoordigheid van mr. M.C.G.J. van Well als griffier.
(M.C.G.J. van Well) (N.E. Haas)
De beslissing is in het openbaar uitgesproken en afschriften zijn aangetekend per post verzonden op: 15 mei 2002
Ieder van de partijen kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. Het instellen van beroep in cassatie geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij dit gerechtshof (zie voor het adres de begeleidende brief).
2. Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.
3. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
- de naam en het adres van de indiener;
- de dagtekening;
- de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
- de gronden van het beroep in cassatie.
De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan verzocht worden de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.