Home

Gerechtshof Den Haag, 26-04-2017, ECLI:NL:GHDHA:2017:1476, 22-001813-15

Gerechtshof Den Haag, 26-04-2017, ECLI:NL:GHDHA:2017:1476, 22-001813-15

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Den Haag
Datum uitspraak
26 april 2017
Datum publicatie
24 mei 2017
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2017:1476
Formele relaties
Zaaknummer
22-001813-15

Inhoudsindicatie

De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het meermalen plegen van ontucht (seksueel binnendringen) met zijn minderjarige pleegdochter van destijds 11 jaar oud.

Het hof veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.

Uitspraak

PROMIS

Rolnummer: 22-001813-15

Parketnummer: 09-827108-14

Datum uitspraak: 26 april 2017

TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 8 april 2015 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1972,

[adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzittingen in hoger beroep van dit hof op 4 januari 2017 en 12 april 2017.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.

Procesgang

In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenis-straf voor de duur van achttien maanden met aftrek van voorarrest, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en bijzondere voorwaarden als vermeld in het vonnis. Voorts is beslist omtrent de vordering van de benadeelde partij en is een schadever-goedingsmaatregel opgelegd als vermeld in het vonnis. Tevens is beslist omtrent de inbeslaggenomen voorwerpen.

Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:

1:

hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 november 2013 tot en met 12 februari 2014 te Zoetermeer, met [slachtoffer], geboren op [geboortejaar] 2002, die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, (telkens) een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], te weten het brengen/duwen van zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer];

2:

hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 november 2013 tot en met 12 februari 2014 te Zoetermeer (telkens) ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig pleegkind [slachtoffer], geboren op [geboortejaar] 2002, door:

- het (gedeeltelijk) ontkleden van die [slachtoffer] en/of

- het betasten/strelen over de borst(en) en/of de schaamlippen en/of de vagina althans het lichaam van die [slachtoffer] en/of

- zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] te brengen/duwen en/of

- zich af te trekken in aanwezigheid van die [slachtoffer].

Het vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet helemaal verenigt. Het hof zal de overwegingen van de rechtbank grotendeels overnemen, nu het hof die onderschrijft. Het hof vult de overwegingen wel aan.

Standpunt van de advocaat-generaal

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd behoudens ten aanzien van de beslissing met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen tot het bedrag van € 6.000,- en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

Standpunt van de verdediging

Namens de verdachte is overeenkomstig de overlegde pleitnota bepleit dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van de hem ten laste gelegde feiten, nu de verklaring van [slachtoffer], aangeefster, onvolledig en op verschillende punten niet accuraat en inconsistent is. Niet uitgesloten kan worden dat [slachtoffer] het verhaal over de seksuele handelingen door de verdachte heeft verzonnen.

De deels bekennende verklaring die de verdachte bij de politie heeft afgelegd kan niet als steunbewijs dienen, omdat deze verklaring niet klopt en onder ongeoorloofde druk is afgelegd. Verdachte had tijdens de verhoren hevige hoofdpijn, maakte zich zorgen om zijn financiën en was radeloos omdat zijn verhaal, inhoudende dat hij onschuldig was, niet werd geloofd. Daarom dient ook de bij de rechter-commissaris afgelegde verklaring van het bewijs te worden uitgesloten.

Door het hof op basis van wettige bewijsmiddelen vastgestelde feiten en omstandigheden 1

Verklaring van [slachtoffer]

[slachtoffer], geboren op [geboortejaar] 2002, is op 13 mei 2014 in een kindvriendelijke studio verhoord en heeft bij deze gelegenheid herhaaldelijk verklaard dat haar pleegvader, de verdachte, haar seksueel heeft misbruikt.2 Zij heeft verklaard dat het seksueel misbruik zes of zeven keer heeft plaatsgevonden in de avond, op haar kamer in het huis van haar toenmalige pleegouders in Zoetermeer.

De eerste keer dat dit plaatsvond was in november of december 2013. De laatste keer was in januari of februari van 2014. Tussen de keren dat het gebeurde zat vier of vijf weken. Over wat er is gebeurd heeft zij het volgende verklaard: “Gewoon zo op zijn knieën op de grond zitten. En dat doet hij dat”, ”En dan gaat hij met zijn handen, gaat hij eerst de deken zeg maar zo anders leggen zodat hij er bij kan”, “Pakt hij de deken bij het begin.

Hier zo, het begin, pakt hij dat en gaat hij dat (het hof begrijpt: de deken) helemaal hier naar achter schuiven en dan gaat hij met zijn handen eronder zitten”, “Dan doet hij eerst mijn broek naar beneden en dan begint hij gelijk”, “Ik vroeg ook aan hem of hij kon stoppen, maar hij bleef doorgaan want hij hoorde ook niet eh, hij deed alsof hij dat niet hoorde. En toen bleef ik stop zeggen”.3

Nadat aan haar is gevraagd waar hij mee door bleef gaan, heeft zij verklaard: “Met vingeren”. Verder heeft zij aangegeven dat zij op dat moment op haar rug lag en dat er vervolgens het volgende gebeurde: ”Hij deed eerst mijn benen zo wijd en daarna deed ik hem weer dicht...en ik kon zijn handen niet wegduwen want hij had mijn handen vast. En hij is best wel sterk en hij heeft van die dikke vingers.”4

Ze heeft verder aangegeven dat hij haar benen onder controle hield en dat hij vervolgens begon met haar te vingeren door een vinger in haar vagina te steken.

Toen haar werd gevraagd welk gevoel dit bij haar veroorzaakte verklaarde ze: “Ik vond het heel irritant en ik was heel bang.”5

Gevraagd wanneer de verdachte gewoonlijk haar kamer binnenkwam verklaarde [slachtoffer]: “Toen ik lag gewoon te slapen maar mijn pleegmoeder komt dan meestal half 12/12 uur naar huis. Ze gaat om negen uur weg of zo.” Over het moment waarop de verdachte haar kamer binnenkwam, heeft zij verder verklaard: “Precies ongeveer een half uurtje later dan dat mijn pleegmoeder weg is gegaan”, en dat zij dit weet: ”Omdat, er hangt ook een klok in mijn kamer.”6

Over een specifiek incident dat zich had voorgedaan heeft zij het volgende verklaard: “Het was ’s avonds een keer toen mijn pleegmoeder want mijn vorige pleegmoeder was official bij ijshockey. Toen was ze op een avond weggegaan en toen kwam mijn pleegvader binnen. En toen zat hij met zijn vingers tussen mijn benen. [...] Toen zei hij van ja vond je dat een lekker gevoel en zo. Toen was ik heel bang.”7 (het hof begrijpt: met “vorige pleegmoeder” en “pleegmoeder” heeft [slachtoffer] het over de vrouw van de verdachte).

Verder heeft zij verklaard dat de verdachte haar in november of december 2013 een keer heeft gevingerd.

Gevraagd naar welke keer ze zich het beste kon herinneren heeft ze verklaard: ”Die keer dat (onverstaanbaar) ging (officiallen), mijn vorige pleegmoeder. En eh dat eh toen kwam mijn pleegvader ineens binnen. En toen deed hij zijn handen onder de dekens. En ehm...toen ehm deed hij allemaal rare dingen. En ehm... had hij eh ja mij gevingerd.”8

Op de vraag wat zij met vingeren bedoelt, heeft zij geantwoord: ”Dat hij zijn vinger in mijn vagina stopt.”9 Ook heeft zij verklaard dat zij heeft gevoeld dat hij dit met één vinger deed, dat zij op dat moment alleen maar angst in haar buik voelde en dat zij dit niet fijn vond. Op de vraag hoe de verdachte daar bij kon komen, heeft zij geantwoord: “Nou hij deed mijn broek omlaag en ehm...hij had mijn handen vast zodat ik niets kon doen” en “Nou omdat hij had mijn handen vast en toen deed hij mijn broek omlaag en toen begon hij gewoon zo te doen. Alleen ik kon hem niet, ik, ik deed mijn benen heel dicht bij elkaar alleen hij deed het gewoon.”10

Op de vragen waarmee de verdachte haar broek naar beneden deed en waar zijn handen dan zijn, heeft zij geantwoord: “Eh, dat zijn, zijn rechterarm en met zijn linkerarm houdt hij mijn handen vast.”11

En voorts als nogmaals wordt gevraagd met welke hand de broek van [slachtoffer] naar beneden ging: “Eh, met zijn rechterhand”.12

Verklaringen van [getuige 1] en [getuige 2]

[getuige 1] heeft verklaard dat [slachtoffer] (hof: aangeefster/slachtoffer), die sinds eind februari 2014 als pleegdochter bij haar woont, rond 11 april 2014 tegen haar heeft gezegd dat de verdachte, op momenten dat zijn vrouw [getuige 1] niet thuis was - bijvoorbeeld als [getuige 1] naar ijshockey ging -, naar de kamer van [slachtoffer] toe ging, zijn hand onder de deken bracht en vervolgens aan haar ging zitten. Op de vraag van [getuige 1] aan [slachtoffer] wat [slachtoffer] bedoelde te zeggen met dat [verdachte] (het hof begrijpt: de verdachte) aan haar ging zitten, antwoordde [slachtoffer] dat hij eerst aan het voeteneind ging zitten, dat hij vervolgens zijn hand onder de dekens bracht en dat hij daarna met zijn handen tussen haar benen ging zitten. [slachtoffer] heeft verder tegen [getuige 1] gezegd dat zij dit verhaal ook tegen [getuige 2] (het hof begrijpt: [getuige 2]), de andere pleegdochter van [getuige 1], had verteld. [getuige 1] heeft vervolgens aan [getuige 2] gevraagd of het klopte dat [slachtoffer] tegen haar had verteld dat verdachte aan [slachtoffer] had gezeten. Nadat [getuige 2] toestemming had verkregen van [slachtoffer], heeft [getuige 2] aan [getuige 1] hetzelfde verhaal verteld als dat [slachtoffer] tegen [getuige 1] had verteld en heeft zij daarnaast tegen [getuige 1] gezegd dat de verdachte met zijn vingers in de vagina van [slachtoffer] had gezeten. [slachtoffer] heeft vervolgens tegenover [getuige 1] bevestigd dat de verdachte inderdaad met zijn vingers in haar vagina had gezeten.13

De andere pleegdochter van [getuige 1], [getuige 2], heeft nadien ook zelfstandig bij de politie verklaard dat [slachtoffer] tegen haar had gezegd dat, toen zij een keer alleen thuis was met de verdachte, hij haar kamer binnen was gelopen terwijl zij al op bed lag en dat hij toen zijn vinger in haar vagina had gestopt. [slachtoffer] was in februari bij hen gekomen en ze heeft dit verteld toen ze een paar weken bij hen was.14

Verklaringen van de verdachte en het oordeel van het hof

over het politieverhoor van de verdachte van 23 september

2014

De raadsvrouw heeft -kort gezegd- betoogd dat de

verdachte op 23 september 2014 onder druk van de

rechercheurs heeft besloten te bekennen en dat hem

tijdens het verhoor woorden in de mond zijn gelegd.

Het hof overweegt hieromtrent als volgt.

Op 23 september 2014 heeft de verdachte, nadat de verbalisanten hem voorhielden dat [slachtoffer] niet heeft gezegd dat hij haar pijn heeft gedaan, verklaard dat hij haar nooit heeft geneukt, maar wel aan haar heeft gezeten. Hij heeft verklaard dat hij over de vagina van [slachtoffer] heen heeft gestreken, in eerste instantie over haar kleding heen en daarna onder haar kleding.15

Verder heeft hij verklaard dat dit een stuk of vier keer is gebeurd en dat hij heeft gestreeld “bij haar schaamhaar, boven haar tut”16, dat dit heeft plaats-gevonden in de slaapkamer van [slachtoffer] en een keer op de bank in zijn woning in Zoetermeer.

Over wanneer dit heeft plaatsgevonden heeft hij verklaard: “richting het einde”.17

Ook heeft hij verklaard dat dit plaatsvond als zijn vrouw [getuige 1] niet thuis was18, dat zijn vrouw in de avond wel eens naar de ijshockeyvereniging ging en dat zij dan om 23.00 uur of 23.30 uur weer terugkwam.19

Verder heeft hij verklaard: ”Ik heb met mijn vingers aan de zijkant gezeten aan haar schaamlippen, maar ik heb het er niet in gedaan omdat het ergens niet goed voelde. [...] Ja ik ben tussen haar schaamlippen geweest.”20

Op de vraag of hij aan de clitoris van [slachtoffer] heeft gezeten, heeft hij bevestigend geantwoord en daarnaast aangegeven dat hij kort daarna is gestopt, omdat hij het gevoel had dat het niet mocht. Daarnaast heeft hij verklaard dat hij door had dat [slachtoffer] nat werd, omdat hij dat aan zijn vinger voelde. Ook heeft hij toegegeven dat hij met zijn hand, onder de kleding van [slachtoffer], de borsten van [slachtoffer] heeft aangeraakt en dat hij toen kleine harde borsten heeft gevoeld.21

Bij de rechter-commissaris heeft de verdachte op

25 september 2014, twee dagen na voornoemd politie-verhoor, in het bijzijn van zijn raadsvrouw, opnieuw een deels bekennende verklaring afgelegd door te verklaren dat hij, in de avond, over de schaamlippen en schaamstreek van [slachtoffer] heeft gewreven met zijn vingers, dat hij drie keer tussen haar schaamlippen heeft gezeten en dat hij eenmaal aan haar borst heeft gezeten.22

Omtrent de omstandigheden die zich hebben voorgedaan tijdens het verhoor van de verdachte op 23 september 2014 is door de verbalisanten, die dit verhoor hebben afgenomen, een proces-verbaal van bevindingen opgesteld. Daaruit volgt dat de verbalisanten aan de verdachte hebben gevraagd of hij gehoord kon worden en dat hij daarop heeft geantwoord: “Als u dat wilt graag.”

Ook hebben de verbalisanten verklaard dat de verdachte aan heeft gegeven dat hij zijn best ging doen, dat ze konden beginnen met het verhoor, dat hij het echt wilde proberen en dat ze los moesten branden. Dit heeft plaatsgevonden nadat de verbalisanten tegen de verdachte hadden gezegd dat als hij niet in staat was om verhoord te worden het verhoor niet door zou gaan.

Korte tijd nadat het verhoor was gestart is het verhoor onderbroken en heeft de verdachte ongeveer twintig minuten overleg gehad met zijn advocaat en vervolgens is het verhoor hervat. De verbalisanten hebben verklaard dat de verdachte op geen enkele wijze tijdens het verhoor heeft aangegeven dat het niet ging. Aan het einde is de verklaring hardop door de verbalisanten voorgelezen, omdat de verdachte aangaf dat hij moeite had met het lezen. Aan het einde van het verhoor heeft de verdachte aangegeven dat zijn hoofdpijn steeds erger werd en toen is hij direct daarna door een arrestantenverzorger opgehaald.23

Het hof is van oordeel dat niet is gebleken, noch door de verdediging aannemelijk is gemaakt, dat de verdachte deze verklaring niet uit vrije wil heeft afgelegd, en ook niet dat hij onder ongeoorloofde druk tot een onjuiste bekentenis is gekomen. Het hof stelt daarbij voorop dat de verdachte zijn bekennende verklaring grosso modo twee dagen later heeft herhaald bij de rechter-commissaris.

Gelet verder op het voornoemde proces-verbaal van bevindingen omtrent de omstandigheden die zich hebben voorgedaan tijdens het politieverhoor van 23 september 2014 volgen daaruit geen aanwijzingen dat tijdens het bewuste verhoor sprake is geweest van ongeoorloofde druk. Aan de verdachte is meermalen duidelijk gemaakt dat hij aan mocht geven wanneer hij zich niet in staat achtte om te worden gehoord. Bovendien komt uit dit proces-verbaal naar voren dat de verdachte tijdens zijn verhoor overleg heeft gehad met zijn raadsvrouw. Daarnaast baseert het hof haar oordeel op de omstandigheid dat de verdachte, in zijn verklaring bij de politie, gedetailleerd heeft verklaard over de handelingen die hij bij [slachtoffer] heeft gepleegd, nadat hij uit zichzelf had verklaard dat hij aan haar had gezeten.

Hij heeft verklaard hoe vaak, waar en wanneer een en ander is gebeurd. De verbalisanten hebben open vragen gesteld aan de verdachte en doorgevraagd aan de hand van zijn antwoorden. Dat hem woorden in de mond zouden zijn gelegd, zoals de verdediging heeft betoogd, is niet aannemelijk geworden. Het feit dat hij onder ongeoorloofde druk een verklaring zou hebben afgelegd valt bovendien niet te rijmen met het feit dat hij, nadat aan hem was gevraagd wat hij dacht toen [slachtoffer] het naar buiten had gebracht, het volgende heeft verklaard:

“Ik was blij dat ze haar hart heeft gevolgd. Ik ben blij dat ze het tegen iemand gezegd had.” 24

Het hof stelt voorts vast dat er na 23 september 2014 niet meteen wederom een politieverhoor heeft plaatsgevonden, maar dat er op 25 september 2014 een verhoor van de verdachte bij de rechter-commissaris is geweest waarbij de verdachte, in aanwezigheid van zijn raadsvrouw, in essentie bij zijn verklaring omtrent zijn seksuele handelingen is gebleven en bovendien heeft verklaard:

“Ik wil nog zeggen dat ik goed ben behandeld op het politiebureau. Ik ben blij dat ik goed verhoord ben door de rechercheurs en dat ik toch aan hen heb verteld wat er is gebeurd.” 25

Het hof ziet derhalve ook geen aanleiding de bij de rechter-commissaris afgelegde verklaring uit te sluiten van het bewijs.

Ter terechtzitting in hoger beroep van 4 januari 2017 heeft de verdachte verklaard dat de handelingen die hij in zijn verklaring heeft beschreven, gingen over handelingen die hij met zijn vrouw deed en dat hij dat verklaard heeft om een uitweg te vinden.

Het hof is van oordeel dat vorenbedoelde verklaring van de verdachte ongeloofwaardig is, temeer daar hij dit voor het eerst in hoger beroep heeft verklaard en niet reeds vanaf het moment dat hij tijdens het verhoor in raadkamer van 2 oktober 2014 op zijn bekennende verklaring is teruggekomen.

De raadsvrouw heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep, zo blijkt uit de overgelegde pleitnota, als onderbouwing van haar standpunt dat de verklaringen die de verdachte zowel bij de politie als bij de rechter-commissaris heeft afgelegd niet voor het bewijs gebruikt kunnen worden, ook verwezen naar de rapportage opgemaakt door drs. J. van der Sleen.

Het hof deelt de opvattingen van de deskundige over de wijze waarop de verdachte verhoord is niet, nog daargelaten dat de deskundige voor de beoordeling van deze verhoren geen opdracht heeft gehad. Het hof volgt haar niet in haar opvatting dat er geen sprake is geweest van een spontaan verhaal van de verdachte. Het hof heeft de passages uit de audiovisuele opnames van de verhoren van de verdachte van 22 en 23 september 2014 beluisterd en heeft zelf vastgesteld dat de passages, waarin de verdachte specifieke seksuele handelingen heeft toegegeven, correct in het proces-verbaal verhoor verdachte van de politie zijn weergegeven en spontaan door de verdachte naar voren zijn gebracht, zonder dat hem woorden in de mond zijn gelegd of op dat moment ongeoorloofde druk op hem is uitgeoefend. Het uitluis-teren van de passages uit het verhoor heeft het hof ook niet gebracht tot de conclusie dat de verdachte wilde stoppen met het verhoor omdat het echt niet meer ging, nu de verdachte ook zelf het gesprek voortzette.

Voorts overweegt het hof daarbij dat de deskundige op basis van het papieren dossier niet heeft kunnen beoordelen hoe de toestand van de verdachte tijdens de verhoren bij de politie is geweest.

Alles overwegende ziet het hof geen aanleiding om de verklaringen die de verdachte bij de politie en de rechter-commissaris heeft afgelegd uit te sluiten van het bewijs.

Betrouwbaarheid van de verklaring van [slachtoffer]

Namens de verdachte is overeenkomstig de overlegde pleitnota bepleit dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van de hem ten laste gelegde feiten, nu de verklaring van [slachtoffer], aangeefster, onvolledig en op verschillende punten niet accuraat en inconsistent is. Niet uitgesloten kan worden dat [slachtoffer] het verhaal over de seksuele handelingen door de verdachte heeft verzonnen.

De deskundige drs. J. van der Sleen heeft een uitvoerig rapport opgesteld met betrekking tot de betrouwbaarheid van de door [slachtoffer] afgelegde verklaring.

Een van haar conclusies is dat er op enkele punten nader had moeten worden doorgevraagd door verhoorders en dat er dus vragen onbeantwoord zijn gebleven.

Ook hadden, aldus de deskundige, feiten die door [slachtoffer] werden benoemd nader moeten worden onderzocht (het feit dat de verdachte alleen met haar thuis was en dat zij na één incident naar een vriendin was gegaan). De deskundige concludeert dat de mogelijkheid, dat [slachtoffer] haar verhaal over de seksuele handelingen heeft verzonnen, niet kan worden uitgesloten.

Het hof overweegt hieromtrent als volgt.

Uit het rapport volgt naar het oordeel van het hof niet dat hetgeen [slachtoffer] heeft verklaard ongeloofwaardig, inconsistent of om een andere reden in zijn geheel onbetrouwbaar is. De deskundige geeft daarnaast aan dat er geen reden is te veronderstellen dat de verklaring van [slachtoffer] door een beïnvloedende werkwijze van de verhoorder tot stand is gekomen. De deskundige stelt wel dat het verhoor onvolledig is geweest, maar kan eigenlijk geen inschatting geven van de betrouwbaarheid van de afgelegde verklaring.

[slachtoffer] heeft in het studioverhoor zelf een concrete beschrijving gegeven over hoe en wanneer de beweerde handelingen plaats hebben gevonden. Het is (ook) het hof niet gebleken dat aan haar tijdens dit verhoor sturende of gesloten vragen zijn gesteld. Ook acht het hof de verklaring van [slachtoffer] betrouwbaar, omdat deze verklaring steun vindt in de (de auditu) verklaringen die de getuigen [getuige 2] en [getuige 1] hebben afgelegd en de deels bekennende verklaringen die de verdachte heeft afgelegd.

Weliswaar heeft [slachtoffer] aanvankelijk enigszins onduidelijk verklaard over hoe de verdachte haar tijdens de incidenten veelal onder controle heeft gehouden - te weten dat hij haar nek en haar handen zou hebben vastgehouden, en haar vervolgens zou hebben gevingerd -, maar dat staat naar het oordeel van het hof niet in de weg aan de betrouwbaarheid van haar verklaring.

Voldoende vast staat dat zij weet aan te geven dat zij meermalen seksueel is misbruikt, dat zij zeer gedetailleerd heeft aangegeven hoe en op welke momenten dit misbruik heeft plaatsgevonden en welk gevoel dit haar gaf. Zij heeft bovendien, nadat de verhorende verbalisanten nadere vragen aan haar hebben gesteld, toegelicht dat de verdachte haar armen met zijn linkerarm onder controle heeft gehouden en dat hij met zijn rechterhand haar broek naar beneden deed. Dat [slachtoffer] mogelijk eerder is verkracht en hierover niet verder is bevraagd door de zedenrechercheurs staat, naar het oordeel van het hof en anders dan de raadsvrouw heeft beoogd, aan de betrouwbaarheid van haar verklaring evenmin in de weg.

Alles overwegende acht het hof, evenals de rechtbank, de verklaring van [slachtoffer] betrouwbaar en geloofwaardig en ziet het hof geen aanleiding om deze verklaring uit te sluiten van het bewijs.

Feitelijke onmogelijkheid/waterdicht systeem

De raadsvrouw heeft betoogd dat er, blijkens het dossier, in de tenlastegelegde periode steeds iemand anders in de woning van de verdachte aanwezig was wanneer de vrouw van de verdachte afwezig was, en dat om die reden de verdachte de hem verweten handelingen niet heeft kunnen plegen.

Het hof is van oordeel dat niet gebleken is dat de verdachte binnen de ten laste gelegde periode niet meerdere keren in de vroege avond “alleen”, als enige volwassene, thuis kan zijn geweest.

De verdachte heeft bovendien ook zelf ter terechtzitting in eerste aanleg aangegeven dat er momenten zijn geweest dat hij (zij het kort) alleen thuis was met [slachtoffer].26

Conclusie

Gelet op al bovenstaande acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte, in de ten laste gelegde periode te Zoetermeer, meermalen zijn vinger in de vagina van [slachtoffer] heeft gebracht en dat hij in diezelfde periode het merendeel van de ontuchtige handelingen heeft gepleegd die staan vermeld in het onder 2 ten laste gelegde feit. Het hof gaat er daarbij van uit dat deze handelingen zich vier keer hebben voorgedaan, gelet op de verklaring van de verdachte daarover bij de politie, in samenhang bezien met de verklaring van [slachtoffer] dat er tussen de keren dat het gebeurde vier of vijf weken zat, hetgeen past binnen de ten laste gelegde periode.

Evenals de rechtbank zal het hof de verdachte vrijspreken van het onderdeel in feit 2 dat ziet op de omstandigheid dat de verdachte zich zou hebben afgetrokken in aanwezig-heid van [slachtoffer], nu de verklaring die [slachtoffer] hierover heeft afgelegd geen steun vindt in andere bewijsmiddelen.

Het vorengaande, tezamen en in onderlinge samenhang bezien, brengt het hof tot de conclusie dat de verdachte

zich schuldig heeft gemaakt aan de hem onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten zoals hierna in de bewezenverklaring weergegeven.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gel egde heeft begaan, met dien verstande dat:

1:

hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 november 2013 tot en met 12 februari 2014 te Zoetermeer, met [slachtoffer], geboren op [geboortejaar] 2002, die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, (telkens) een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], te weten het brengen/duwen van zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer];

2:

hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 november 2013 tot en met 12 februari 2014 te Zoetermeer (telkens) ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig pleegkind [slachtoffer], geboren op [geboortejaar] 2002, door:

- het (gedeeltelijk) ontkleden van die [slachtoffer] en/of

- het betasten/strelen over de borst(en) en/of de schaamlippen en/of de vagina althans het lichaam van die [slachtoffer] en/of

- zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] te brengen/duwen en/of - zich af te trekken in aanwezigheid van die [slachtoffer].

Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijf-fouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewijsvoering

Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de hiervoor weergegeven – in de voetnoten (nummers 1 tot en met 26) aangeduide -bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:

1: met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd;

2 ontucht plegen met zijn pleegkind, meermalen gepleegd.

BESLISSING

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]