Home

Gerechtshof Den Haag, 11-08-2020, ECLI:NL:GHDHA:2020:1577, 200.254.658/01

Gerechtshof Den Haag, 11-08-2020, ECLI:NL:GHDHA:2020:1577, 200.254.658/01

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Den Haag
Datum uitspraak
11 augustus 2020
Datum publicatie
3 september 2020
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2020:1577
Formele relaties
Zaaknummer
200.254.658/01

Inhoudsindicatie

Uitleg overeenkomst ter verdeling agrarische vof. Moet meeropbrengst verrekend worden na onteigening?

Uitspraak

Afdeling Civiel recht

Zaaknummer : 200.254.658/01

Zaaknummer rechtbank : C/10/545392/ HA ZA 18-192

arrest van 11 augustus 2020

inzake

[appellant] ,

wonende te [woonplaats] , gemeente [gemeente] ,

appellant,

hierna te noemen: [appellant] ,

advocaat: mr. J.A.M.A. Sluysmans te Den Haag,

tegen

[geïntimeerde] ,

wonende te [woonplaats] ,

geïntimeerde,

hierna te noemen: [geïntimeerde] ,

advocaat: mr. H.M. van Eerten te Zwolle.

1 Korte aanduiding van de zaak

[geïntimeerde] en [appellant] zijn broers en hebben samen een maatschap gevormd, waarbinnen zij een landbouwbedrijf exploiteerden. In 2008 zijn zij tot ontbinding van de maatschap overgegaan. De onroerende zaken van de maatschap, waaronder een perceel landbouwgrond te Dordrecht, zijn aan [appellant] toebedeeld. In deze zaak gaat het over de uitleg van de tussen hen gesloten beëindigingsovereenkomst, waarin een verrekenbeding is opgenomen dat bepaalt dat bij toekomstige verkoop en/of eigendomsoverdracht van het desbetreffende perceel [geïntimeerde] recht heeft op de helft van de gerealiseerde meerwaarde. Het perceel is onteigend en [appellant] heeft hiervoor een schadeloosstelling van de gemeente ontvangen. De broers zijn het er niet over eens of [geïntimeerde] op basis van het verrekenbeding recht heeft op een deel van de door [appellant] ontvangen schadeloosstelling.

2 Het verloop van de procedure in hoger beroep

2.1

[appellant] is bij appeldagvaarding van 5 december 2018 in hoger beroep gekomen van het door de rechtbank Rotterdam tussen partijen gewezen vonnis van 5 september 2018.

2.2

Bij arrest van 5 maart 2019 is een comparitie na aanbrengen gelast. De comparitie heeft plaatsgevonden op 18 april 2019. Van de comparitie is proces-verbaal opgemaakt.

2.3

Vervolgens heeft [appellant] een memorie van grieven (met productie) ingediend en [geïntimeerde] een memorie van antwoord met daarin een incidentele grief. Daarna hebben beide partijen de stukken overgelegd en arrest gevraagd.

3 De feiten en het verloop van de procedure bij de rechtbank

3.1

De door de rechtbank in het vonnis van 5 september 2018 vastgestelde feiten zijn niet in geschil. Ook het hof zal daar van uitgaan. Het gaat in deze zaak om het volgende.

3.2

[appellant] en [geïntimeerde] zijn broers. Zij hebben tot 1 januari 2009 een maatschap gevormd waarin zij voor gemeenschappelijke rekening en risico een landbouwbedrijf exploiteerden. Tot de maatschap behoorde onder meer een perceel bouwland, gelegen te Dordrecht aan de [adres] , kadastraal bekend gemeente Dordrecht [kadaster sectie en nummer] , ter grootte van 8.06 ha (verder: het perceel).

3.3

In 2008 zijn partijen overeengekomen dat zij tot ontbinding van de maatschap zouden overgaan. In dat kader hebben zij gezamenlijk opdracht gegeven aan Alfa Accountants en Adviseurs (verder Alfa) voor de begeleiding bij de te maken afspraken.

3.4

Bij brief aan [geïntimeerde] van 27 november 2008 schrijft Alfa – voor zover hier van belang – :

“[…]

U bent bereid in onderling overleg uit de maatschap te treden onder de volgende voorwaarden:

[…]

Voor de gezamenlijk aangekochte grond in Dordrecht ca 8 ha) […] wordt een aparte bepaling opgenomen. Ook voor deze grond bedraagt de looptijd van het vervreemdingsbeding 15 jaar. De voortzetter heeft ten aanzien van deze grond niet de mogelijkheid te herinvesteren. Voor de grond in Dordrecht geldt, omdat deze grond “warmer” ligt en er al besprekingen zijn geweest met de gemeente over de verkoop van de grond, dat u voor 50% wilt delen in de opbrengst. […]

[…]

Wanneer u akkoord kan gaan met deze voorwaarden zullen we de ontbinding van de maatschap op basis van bovengenoemde uitgangspunten verder uitwerken. […].”

Deze brief is door [geïntimeerde] voor akkoord ondertekend, waarna Alfa een kopie daarvan aan [appellant] heeft toegezonden.

3.5

De maatschap is ontbonden bij akte van levering van 28 december 2009 verleden door [notaris] , notaris te [plaats] , (verder: de akte). Het perceel wordt in de akte aangeduid als “registergoed sub 5” en is bij de akte voor € 221.500,- toebedeeld aan [appellant] .

3.6

Artikel 6 van de akte (verder: het verrekenbeding) – voor zover hier van belang – luidt:

“[…]

Met betrekking tot het registergoed sub 5 geldt het navolgende verrekenbeding:

1. Bij:

- verkoop en/of eigendomsoverdracht;

- […]

binnen vijftien jaar na éénendertig december tweeduizend acht door de verkrijger of zijn rechtsopvolgers onder algemene titel van het hiervoor in eigendom verkregen registergoed sub 5, of een deel daarvan […], is laatstgenoemde verplicht de helft van het verschil tussen enerzijds de prijs waarvoor het registergoed sub 5 of een deel daarvan wordt vervreemd en anderzijds de waarde waarvoor het registergoed sub 5 door de verkrijger wordt overgenomen, uit te keren aan de vervreemder, of, ingeval deze mocht zijn overleden, aan diens rechtsopvolgers onder algemene titel.

Gemeld verschil dient nog te worden verminderd met de eventueel door de verkrijger af te dragen inkomstenbelasting, voorzover deze inkomstenbelasting betrekking heeft op het verschil tussen de vrije waarde op het moment van vervreemding en de boekwaarde per éénendertig december tweeduizend acht.

2. […]

3. Het verrekeningbeding is niet van toepassing ingeval verkoop en/of eigendomsoverdracht aan een besloten vennootschap, waarvan verkrijger enig aandeelhouder is, mits de besloten vennootschap de plicht tot verrekening van verkrijger ten opzichte van [geïntimeerde] overneemt.

4. Indien verkrijger overgaat tot ruiling van (een gedeelte van) het registergoed sub 5 dient (een gedeelte van) het registergoed sub 5 te worden getaxeerd op de vrije waarde op dat moment. Verrekend wordt conform lid 1 het verschil tussen de vrije waarde op dat moment en de waarde waarvoor de verkrijger het registergoed sub 5 heeft verkregen.

De waarde van het registergoed sub 5 moet worden vastgesteld door twee onafhankelijke taxateurs gezamenlijk. De benoeming van de taxateurs zal moeten geschieden in onderling overleg. Als geen overeenstemming kan worden bereikt over de benoeming van de taxateurs dient de waardering plaats te vinden op de wijze als door de wet is voorgeschreven in artikel 679 lid 1 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.”

3.7

Bij Koninklijk Besluit van 29 juni 2016 is ten name van de gemeente Dordrecht het perceel ter onteigening aangewezen. Bij vonnis van 7 december 2016 heeft de rechtbank Rotterdam ten behoeve en ten name van de gemeente Dordrecht de vervroegde onteigening van het perceel uitgesproken. Dit vonnis is op 22 december 2016 in kracht van gewijsde gegaan en is vervolgens ingeschreven in de openbare registers. Voorafgaande aan de inschrijving heeft de gemeente Dordrecht ten titel van schadeloosstelling € 497.000,- aan [appellant] voldaan. De onteigeningsprocedure is geëindigd doordat tussen [appellant] en de gemeente Dordrecht een vaststellingsovereenkomst is gesloten. Op grond van deze vaststellingsovereenkomst heeft de gemeente aan [appellant] een schadeloosstelling betaald van € 556.460,-.

3.8

Tussen [appellant] en [geïntimeerde] is een verschil van mening ontstaan over de vraag of het verrekenbeding ook geldt in het geval van onteigening. Volgens [appellant] is er geen sprake van eigendomsoverdracht als bedoeld in de akte, volgens [geïntimeerde] geldt het beding ook in het geval van onteigening. [appellant] heeft geen bedrag aan [geïntimeerde] willen uitkeren.

3.9

[geïntimeerde] is daarop deze procedure begonnen en heeft in eerste aanleg – na vermeerdering van eis – gevorderd om [appellant] te veroordelen tot betaling aan hem van een bedrag van € 137.750,- met rente en kosten. [geïntimeerde] heeft daaraan kort gezegd ten grondslag gelegd dat het verrekenbeding met toepassing van de Haviltex-formule zo moet worden uitgelegd dat daaronder ook valt de opbrengst in het geval van onteigening.

3.10

De rechtbank heeft in het bestreden vonnis de vordering toegewezen. De rechtbank volgde het standpunt van [geïntimeerde] ; zij kwam met toepassing van de Haviltex-formule op grond van een weging van de omstandigheden van het geval tot het oordeel dat het verrekenbeding zo moet worden uitgelegd dat [geïntimeerde] ook bij onteigening in de meerwaarde van het perceel deelt.

4 De beoordeling van de grieven