Home

Gerechtshof Den Haag, 20-09-2022, ECLI:NL:GHDHA:2022:1860, 200.257.863/02

Gerechtshof Den Haag, 20-09-2022, ECLI:NL:GHDHA:2022:1860, 200.257.863/02

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Den Haag
Datum uitspraak
20 september 2022
Datum publicatie
14 oktober 2022
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2022:1860
Formele relaties
Zaaknummer
200.257.863/02

Inhoudsindicatie

Tussenarrest. Werkgever mag bewijsvermoeden ontzenuwen dat partijen onvoorwaardelijk hebben afgesproken dat voor werkneemster een pensioenverzekering wordt afgesloten.

Uitspraak

Civiel recht

Zaaknummer hof : 200.257.863/02
Zaaknummer rechtbank : 7067905\ CV EXPL 18-29254

Arrest van 20 september 2022

in de zaak van

[appellante] ,

wonende te [woonplaats] ,

appellante,

advocaat: mr. R. de Mooij te Den Haag,

tegen

1. [geïntimeerde] Advocatenkantoor B.V.,

gevestigd te Rotterdam,

2. [geïntimeerde],

wonende te [woonplaats] ,

geïntimeerden,

advocaat: mr. H.H. Veurtjes te Rotterdam.

Het hof zal partijen hierna noemen [appellante] , en [geïntimeerde] B.V. en [geïntimeerde] en de laatste twee gezamenlijk [geïntimeerde] c.s.,

1 De zaak in het kort

Partijen verschillen van mening over de vraag of zij hebben afgesproken dat de werkgever een pensioenvoorziening voor de werkneemster, werkzaam als advocaat-stagiaire, had moeten treffen of dat de werkgever dit alleen hoefde te doen als dit gebruikelijk was voor advocaten in loondienst.

2 Procesverloop in hoger beroep

2.1

Het verloop van de procedure in hoger beroep blijkt uit de volgende stukken:

-

de dagvaarding van 12 maart 2019 waarmee [appellante] in hoger beroep is gekomen van het vonnis van de kantonrechter Rotterdam van 14 december 2018;

-

het arrest van dit hof van 21 mei 2019, waarin een mondelinge behandeling is gelast;

-

het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 20 juni 2019;

-

de memorie van grieven van [appellante] , met bijlagen;

-

de memorie van antwoord van [geïntimeerde] c.s.

Daarna hebben partijen om arrest gevraagd.

3 Feitelijke achtergrond

3.1

[appellante] , geboren op [geboortedatum] , is op 9 januari 2006 bij [geïntimeerde] in dienst getreden als advocaat-stagiaire op grond van een daartoe door partijen op 28 oktober 2005 ondertekende arbeidsovereenkomst.

3.2

In een brief van 28 oktober 2005 die [geïntimeerde] aan [appellante] heeft overhandigd heeft hij geschreven:

De afgelopen tijd hebben wij de mogelijkheid besproken dat jij als advocaat-stagiaire werkzaam zal kunnen zijn op ons kantoor. In beginsel hebben we daarover afspraken gemaakt zoals die zijn neergelegd in de in concept bijgevoegde arbeidsovereenkomst. Daarnaast hebben wij de volgende afspraken gemaakt met betrekking tot de uit te voeren werkzaamheden c.a.:

- de normale werktijden zijn dagelijks van 9.00 – 17.30 uur op maandag tot en met vrijdag;

- de reiskosten woon-werkverkeer worden vergoed op basis van tweede klas openbaar vervoer;

- er wordt een pensioenverzekering afgesloten zoals die voor advocaten in loondienst gebruikelijk is;

- je krijgt een mobiele telefoon tot je beschikking;

(…)

Ik verwacht in het bovenstaande onze afspraken voldoende duidelijk te hebben weergegeven”.

3.3

Bij brief van 4 november 2005 heeft [geïntimeerde] aan Stichting Pensioenfonds NovA (van de Nederlandse Orde van Advocaten) geschreven dat hij voornemens is [appellante] in dienst te nemen, dat zij al een groot aantal jaren pensioenrechten heeft opgebouwd en dat hij verzoekt om hem te informeren over de mogelijkheden, met name omtrent de consequenties van het al dan niet overdragen van pensioenaanspraken.

3.4

Op 14 november 2006 heeft [geïntimeerde] de besloten vennootschap [geïntimeerde] Advocatenkantoor B.V. opgericht die vanaf dat moment de arbeidsovereenkomst met [appellante] heeft voortgezet.

3.5

[geïntimeerde] B.V. heeft [appellante] aangemeld bij Centraal Beheer Achmea voor een Flexibel Pensioen vanaf 1 juli 2008. [geïntimeerde] B.V. heeft daarvoor de pensioenpremies afgedragen.

3.6

Per 3 februari 2009 is de arbeidsovereenkomst beëindigd.

3.7

Bij brief van 19 april 2010 heeft [appellante] [geïntimeerde] B.V. gesommeerd: “(…) over de gehele periode van het dienstverband (…) conform de gemaakte afspraak een pensioenvoorziening te regelen en voor afdracht van pensioenpremie zorg te dragen.”.

4 Procedure bij de kantonrechter

5 Vordering in hoger beroep

6 Beoordeling in hoger beroep

7 Beslissing