Home

Gerechtshof Den Haag, 08-08-2023, ECLI:NL:GHDHA:2023:1656, 200.323.303/01

Gerechtshof Den Haag, 08-08-2023, ECLI:NL:GHDHA:2023:1656, 200.323.303/01

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Den Haag
Datum uitspraak
8 augustus 2023
Datum publicatie
28 augustus 2023
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2023:1656
Formele relaties
Zaaknummer
200.323.303/01

Inhoudsindicatie

Ontslag op staande voet wegens instrueren van een derde om onjuiste informatie aan de werkgever te verstrekken blijft ook bij het hof in stand. Het hof vernietigt concurrentiebeding met ingang van een jaar na het einde van de arbeidsovereenkomst.

Uitspraak

Afdeling Civiel recht

Zaaknummer : 200.323.303/01

Zaaknummer rechtbank : 10063056 VZ VERZ 22-10963

beschikking van 8 augustus 2023

inzake

[verzoeker] ,

wonende te [woonplaats] ,

verzoeker in principaal beroep,

verweerder in incidenteel beroep,

hierna te noemen: [verzoeker] ,

advocaat: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer te Amsterdam,

behandelend advocaat: mr. D.J.R.M. Braakenburg,

tegen

[naam B.V.] ,

gevestigd te Haaksbergen,

verweerster in principaal beroep,

verzoekster in incidenteel beroep,

hierna te noemen: [naam B.V.] ,

advocaat: mr. B. Schröder te Enschede.

1 Het geding

Bij beroepschrift, ter griffie van het hof ingekomen op 14 februari 2023, is [verzoeker] in hoger beroep gekomen van de beschikking van 21 november 2022 (hierna: de beschikking) van de rechtbank Rotterdam, team kanton (hierna: de kantonrechter). [naam B.V.] heeft een verweerschrift tevens houdende incidenteel hoger beroep met producties ingediend, waartegen [verzoeker] zich heeft verweerd bij verweerschrift in incidenteel hoger beroep. Op 7 juni 2023 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden, waarbij partijen en hun advocaten de zaak hebben toegelicht. Van de mondelinge behandeling is een proces-verbaal opgemaakt dat aan partijen is toegezonden. Vervolgens is een datum voor de beschikking bepaald.

2 De feiten

2.1

Met inachtneming van hetgeen in hoger beroep nog is komen vast te staan, gaat het in deze zaak om het volgende.

2.2

[naam B.V.] is een nationaal en internationaal leverancier van slangen, koppelingen en appendages. [naam B.V.] heeft onder andere een vestiging in Ridderkerk.

2.3

[verzoeker] is op 1 april 2014 in dienst getreden bij [naam B.V.] in de functie van accountmanager. In die functie was hij onder andere verantwoordelijk voor het onderhouden van (klant)relaties en het werven van nieuwe klanten. [verzoeker] verrichtte zijn werkzaamheden vanuit de vestiging van [naam B.V.] in Ridderkerk. Zijn salaris bedroeg, op basis van een 40-urige werkweek, laatstelijk € 5.466,68 bruto per maand, exclusief 8% vakantiebijslag. Vanaf september 2021 ontving [verzoeker] tevens een vaste individuele onkostenvergoeding voor een hondenuitlaatservice voor zijn hond ter hoogte van € 108,- bruto per maand.

2.4

In de arbeidsovereenkomst is in artikel 15 het volgende concurrentie-/relatiebeding (hierna: het beding) opgenomen:

1. Het is werknemer verboden om gedurende een periode van 24 maanden na afloop van de arbeidsovereenkomst contact te hebben met relaties en concurrenten van werkgever, waaruit achteraf blijkt dat door deze contacten werkgever concurrentie is aangedaan. Ook het geven van informatie omtrent het productpakket concurrerend aan [bestuurder 1] en/of relaties van [bestuurder 1], is in die periode verboden. Een voorbeeld hiervan is dat werknemer onze relaties informeert dat hij/zij over 24 maanden met concurrerende producten/diensten op de markt zal komen. Tevens is het verboden om gedurende een periode van 24 maanden na beëindiging van het dienstverband zaken voor eigen rekening met relaties te gaan doen met producten gerelateerd aan het productpakket van [naam B.V.]

2. In geval de werknemer in strijd handelt met het onder 1. genoemde verbod, verbeurt de werknemer ten behoeve van de werkgever een direct – zonder verdere sommatie of ingebrekestelling – opeisbare boete van € 5.000,- per overtreding alsmede € 500,- per dag dat hij in overtreding is, onverminderd het recht van de werkgever om volledige schadevergoeding van de werknemer te vorderen’.

2.5

Met betrekking tot de vergoeding voor een hondenuitlaatservice schreef [naam B.V.] bij e-mail van 2 september 2021 van Finance Manager [finance manager] aan [verzoeker] :

"Het is niet te doen o.b.v. de werkelijke kosten te vergoeden en ik wil dit verder voor iedereen stil houden; laten we gewoon maandelijks een vast bedrag doen.

Jij stelt 2x per week uitlaten, maar daar gaan uiteraard nog periodes af ivm vakantie, ziektes, feestdagen ed.. Stelregel is dat men in principe 214 werkbare dagen heeft na aftrek van alle dagen. Laten we ervan uitgaan dat 2/5 van deze dagen de hond door de uitlaatservice wordt uitgelaten, dan kom ik op 85,6 dagen, Dit maal € 14,50 is in totaal € 1.241,20 per jaar (voor het gemak ga ik er maar vanuit dat de uitlaatservice tegelijk met jou vakantie heeft.)

Maandelijks kom ik dan op € 1.241,20 / 12 = € 104,43. Afgerond wordt dit € 105 per maand. (…)"

2.6

Op vrijdag 8 juli 2022 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen [bestuurder 1] (statutair bestuurder), [bestuurder 2] (statutair bestuurder), [commercieel directeur] (commercieel directeur) en [verzoeker] . Na afloop van dit gesprek heeft [bestuurder 1] [verzoeker] gevraagd naar de hond van [verzoeker] . [verzoeker] heeft toen gezegd dat de hond al een aantal weken niet door de hondenuitlaatservice was uitgelaten.

2.7

[bestuurder 1] heeft op maandag 11 juli 2022 contact opgenomen met [medewerker hondenuitlaatservice] van de hondenuitlaatservice. Zij verklaarde in dat gesprek dat de hond van [verzoeker] in het jaar 2022 niet door de hondenuitlaatservice was uitgelaten.

2.8

[verzoeker] heeft op 12 juli 2022 een WhatsApp-bericht aan [commercieel directeur] gezonden waarin hij schrijft: “[medewerker hondenuitlaatservice] , morgen aub even overleg over het terugstorten van mijn maandelijks hondenuitlaat service . Ik wil het dan ook stopzetten, voorlopig .

2.9

[bestuurder 1] heeft op donderdag 14 juli 2022 per e-mail facturen van de hondenuitlaatservice ontvangen. [naam B.V.] heeft [verzoeker] op 14 juli 2022 gebeld en hem uitgenodigd voor een gesprek op maandag 18 juli 2022. [verzoeker] heeft in dat gesprek toegegeven in 2022 geen gebruik te hebben gemaakt van de hondenuitlaatservice. [verzoeker] is daarop geschorst.

2.10

Eveneens op 18 juli 2022 heeft [naam B.V.] aan [verzoeker] een vaststellingsovereenkomst aangeboden met een bedenktijd tot uiterlijk 22 juli 2022, vergezeld van een brief die onder meer als volgt luidt:
U bent enige tijd geleden uit elkaar gegaan met uw partner. Als gevolg daarvan kwam u in de knel met het uitlaten van uw hond, die nog in uw appartement verblijft. [bestuurder 1] heeft u toen een coulante oplossing aangeboden. Met u is afgesproken dat u uw hond door de hondenuitlaatservice zou laten uitlaten. [bestuurder 1] vergoedt deze kosten in de vorm van het toekennen van een aanvullende onkostenvergoeding.

Recentelijk is echter gebleken dat u gedurende lange tijd uw hond niet door de hondenuitlaatservice hebt laten uitlaten. Hierover heeft u niets gezegd tegen [bestuurder 1] . U heeft de extra onkostenvergoeding nog wel steeds geïncasseerd. Vorige week meldde u zelf dat u de hond de afgelopen zes weken niet naar de uitlaatservice hebt gebracht.
Navraag bij de hondenuitlaatservice leerde echter dat u de hond in dit jaar niet naar de uitlaatservice hebt gebracht. Bovendien heeft u ook nog aan de uitlaatservice laten weten dat als [bestuurder 1] zou bellen, de uitlaatservice slechts mocht laten weten dat u de hond gedurende drie weken niet naar de uitlaatservice hebt laten gaan.
Op 18 juli hebben wij u gevraagd naar uw gebruik van de hondenuitlaatservice. U meldde in eerste instantie dat u slechts voor een periode van drie weken geen gebruik heeft gemaakt van de uitlaatservice. Toen ik meldde dat ik dat niet geloofde, zei u dat dit ook wel vier tot zes weken zou zijn.
Ik meldde hierop dat ik de facturen van de uitlaatservice zou gaan opvragen. Hierop brak u en gaf u toe dat u in 2022 geen enkele keer gebruik gemaakt heeft van de uitlaatservice. Na afloop van het gesprek heb ik u geschorst voor intern beraad.
Met uw gedrag bent u het vertrouwen van [bestuurder 1] onwaardig geworden. Niet alleen heeft u zich verrijkt met de vergoeding voor het uitlaten van uw hond, u heeft dit eerst verzwegen en daar bovenop later nog eens meermaals een leugenachtige verklaring over afgelegd. Bovendien heeft u ook nog getracht de uitlaatservice zo te bewerken dat ook deze een leugenachtige verklaring aan [bestuurder 1] zou afleggen. Uw handelen kwalificeert als zeer slecht werknemerschap en is ernstig verwijtbaar.
Bovengenoemde gedragingen kwalificeren ieder voor zich maar zeker tezamen als een dringende reden om u met onmiddellijke ingang op staande voet te ontslaan. In dat geval zult u geen aanspraak maken op een WW-uitkering. Bovendien bent u dan aan [bestuurder 1] een gefixeerde schadevergoeding verschuldigd ter hoogte van uw salaris vanaf 19 juli tot 1 oktober 2022 en dient u de ten onrechte betaalde onkostenvergoedingen terug te betalen.’.

2.11

[verzoeker] heeft per e-mail van 22 juli 2022 aan [naam B.V.] geschreven dat hij de vaststellingsovereenkomst niet zal ondertekenen. In deze brief heeft hij ontkend dat hij de hondenuitlaatservice ‘bewerkt’ zou hebben om een leugenachtige verklaring af te geven.

2.12

[naam B.V.] heeft [verzoeker] vervolgens op 22 juli 2022 op staande voet ontslagen. Dit ontslag is door [naam B.V.] bij brief van dezelfde datum aan [verzoeker] bevestigd. De ontslagbrief luidt onder meer als volgt:
‘Met uw gedrag bent u het vertrouwen van [bestuurder 1] onwaardig geworden. Niet alleen heeft u zich verrijkt met de vergoeding voor het uitlaten van uw hond, u heeft dit eerst verzwegen en daar bovenop later nog eens meermaals een leugenachtige verklaring over afgelegd. Bovendien heeft u ook nog getracht de uitlaatservice zo te bewerken dat ook deze een leugenachtige verklaring aan [bestuurder 1] zou afleggen. Uw handelen kwalificeert als zeer slecht werknemerschap en is ernstig verwijtbaar. Uw aanvullende schriftelijke verklaring van 22 juli 2022, waarin u zonder pardon en enige blaam aangeeft dat het feit dat uw hond niet meer wordt uitgelaten door de hondenuitlaatservice niet betekent dat u geen onkosten meer maakt ten behoeve van het uitlaten van uw hond – dit omdat uw buurman en uw ex-partner dit nu soms doen, waarvoor u hen compenseert met sigaren, wijn of een etentje, versterkt dit eens te meer. Hetzelfde geldt voor het feit dat u via datzelfde schrijven opnieuw durft te betwisten dat u de uitlaatservice niet zou hebben verzocht een leugenachtige verklaring af te leggen indien [bestuurder 1] bij haar zou informeren of u uw hond daar nog naartoe bracht. Bovengenoemde gedragingen vormen zowel ieder voor zich als gezamenlijk een dringende reden om uw arbeidsovereenkomst met onmiddellijke ingang te beëindigen. [bestuurder 1] ziet zich dan ook genoodzaakt u op staande voet te ontslaan. Uw arbeidsovereenkomst eindigt dan ook per onmiddellijke ingang.’.

2.13

[medewerker hondenuitlaatservice] van de hondenuitlaatservice heeft [bestuurder 1] per WhatsApp-bericht over [verzoeker] geschreven: “11 juli vroeg hij of ik hem kon bellen. Per telefoon vroeg hij of ik wilde zeggen dat bobbie [Bobby is de hond van [verzoeker] ; toevoeging hof] sinds 3 weken niet meer mee ging”. Ook heeft zij een WhatsApp-bericht van [verzoeker] , door haar ontvangen op 18 juli 2022, aan [bestuurder 1] doorgestuurd, met de volgende tekst: “Hoi [medewerker hondenuitlaatservice] , kan zijn dat ene heer [bestuurder 1] belt over mijn hond Bobby. Ik denk het niet maar mocht het zo zijn alsjeblieft vertel hem dat Bobby sinds 4 weken niet wordt uitgelaten vanwege zijn manke poot. Bij voorbaat dank [medewerker hondenuitlaatservice] . Ik leg je later uit waarom. Oke ?”.

3 Procedure bij de kantonrechter

3.1

[verzoeker] heeft de kantonrechter verzocht, zakelijk weergegeven:

a. Primair:

1. de opzegging van de arbeidsovereenkomst door [naam B.V.] te vernietigen;

2. [naam B.V.] te veroordelen tot betaling van het salaris van € 5.466,68 bruto per maand vanaf 1 augustus 2022 te verhogen met wettelijke verhoging en wettelijke rente;

3. [naam B.V.] te veroordelen tot het verstrekken van een deugdelijke specificatie ten aanzien van de hiervoor genoemde bedragen, op straffe van een dwangsom;

4. [naam B.V.] te veroordelen tot betaling van € 697,20 bruto per maand, vanaf 25 juli 2022 voor iedere dag dat [verzoeker] geen gebruik heeft kunnen maken van de leaseauto, met wettelijke verhoging en wettelijke rente;

5. [naam B.V.] te veroordelen om de leaseauto en tankpas aan [verzoeker] ter beschikking te stellen, op straffe van dwangsom;

6. [verzoeker] toe te laten tot de werkzaamheden, op straffe van een dwangsom;

7. voor zover [verzoeker] besluit zijn eis te wijzigen: [naam B.V.] te veroordelen tot betaling van een bedrag ter hoogte van de gefixeerde schadevergoeding, de transitievergoeding en de billijke vergoeding;

b. Subsidiair:

1. [naam B.V.] te veroordelen tot betaling van een transitievergoeding van € 17.614,- bruto met wettelijke rente vanaf 1 september 2022;

2. [naam B.V.] te veroordelen tot betaling van de reeds opgebouwde en niet genoten vakantiedagen en een deugdelijke eindafrekening te maken;

3. [naam B.V.] te veroordelen tot het verstrekken van een deugdelijke specificatie ten aanzien van de hiervoor genoemde bedragen, op straffe van een dwangsom;

4. het relatiebeding in artikel 15 van de arbeidsovereenkomst te vernietigen;

c. Primair en subsidiair: [naam B.V.] te veroordelen in de kosten van het geding.

3.2

[naam B.V.] heeft zich verweerd en verzocht om, zakelijk weergegeven:

  1. [verzoeker] te veroordelen tot betaling van € 13.494,89 aan gefixeerde schadevergoeding;

  2. te verklaren voor recht dat de arbeidsovereenkomst als gevolg van een rechtsgeldig ontslag op staande voet per 22 juli 2022 tot een einde is gekomen;

  3. [verzoeker] te veroordelen in de kosten van het geding;

  4. (voorwaardelijk, voor het geval het ontslag op staande voet wordt vernietigd) de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst te ontbinden zonder toekenning van enige vergoeding;

  5. veroordeling van [verzoeker] in de proceskosten.

3.3

De kantonrechter heeft in de beschikking het ontslag op staande voet in stand gelaten, [naam B.V.] veroordeeld tot betaling aan [verzoeker] van opgebouwde en niet genoten vakantiedagen en daarvan een deugdelijke eindafrekening te maken. Bij beschikking is het concurrentiebeding gedeeltelijk vernietigd in die zin dat het beding alleen geldt ten aanzien van relaties van [naam B.V.] en niet meer ten aanzien van concurrenten.

De tekst van het beding luidt na wijziging door de kantonrechter kort gezegd als volgt:

"1.Het is werknemer verboden om gedurende een periode van 24 maanden na afloop van de arbeidsovereenkomst contact te hebben met relaties van werkgever, waaruit achteraf blijkt dat door deze contacten werkgever concurrentie is aangedaan. (…).

Tevens is het verboden om gedurende een periode van 24 maanden na beëindiging van het dienstverband zaken voor eigen rekening met relaties van werkgever te gaan doen met producten gerelateerd aan het productpakket van [naam B.V.] ".

De overige verzoeken zijn afgewezen en [verzoeker] is in de proceskosten veroordeeld.

4 Procedure in hoger beroep

5 Beoordeling in hoger beroep